Musiceren op hoog niveau in
respectabele reconstructie
L
Simon Rattle: „Zonder
B.-
Galerie VAN toonde ook nieuw werk van Peter Baren
De zachte kunst van Yolanda Prinsen
8;
Fügitive-acteur
David Janssen
overleden
A
9:
N
X
I»
humor kom je er niet”
iiiru
Carnavals-muziektoneel uit Renaissance in Stadsschouwburg
F
J
SI
I
KH
Ki
DONDERDAG 14 FEBRUARI
1980
Bovenkarspel
Vaste gastdirigent Rotterdams Philharmonisch
Meer repetities
Delente
Li
-EL_
n
15
KUrëST
14
>ECK
LETRASET ART-MATERI ALS
Front-
ift. In
nsatie
eler ii
met
•iEO
AM-
en:
ihooti
fstem
D-
-
P
steerr
rau-
r
rtikaa
Dniscl
rs.
r/
e en
sche
>n wit
a
;n voo
<en
47ste Westfriese Flora
15 t/m 24 februari 1980
Meer dan 100.000 tulpen,
hyacinten, narcissen.
irissen en
bijgoed gewassen.
Veestal Florabeurs
Mechanisatie
HAARLEM. Een klein en ge
selecteerd publiek maakte giste
ren een optreden mee van musici,
die een zogenoemd wagenspel op
voerden dat destijds voor het gro
te publiek het publiek van de
straat zelfs bedoeld was. Wat
de actualiteit van het betreffende
spektakel, „II carro di fedelta d’a-
more” aangaat, moet je bijna vier
eeuwen in de tijd terug gaan. Ton
Koopman en de zijnen, die zich
voor een zo getrouw mogelijke
reconstructie hebben ingezet (in
onze editie van afgelopen dinsdag
werd hierop in een voorbeschou
wing dieper ingegaan) bereiken
daarmee nu slechts, je zou kun
nen zeggen, een elite, omdat mét
de tijd, ook het oorspronkelijke
sociale kader is weggevallen.
LIK
Hoogstraat 10 - Tel. 023 3212 95
t/p de melkbrug
(ADVERTENTIES)
De Engelse dirigent Simon Rattle, vaste
man naast David Zinman bij RPhO:Ik streef
naar inzicht
Maar, zo kun je stellen, een kunstwerk
van formaat blijft zowel voor andere ge
neraties als voor andere bevolkingslagen
altijd volledig open. Het laat daarbij bo
vendien verschillende ontcijferingen en
totaal andere interpretaties toe. We weten
immers dat er bij voldoende inhoudelijke
rijkdom, een enorme vrijheid bestaat ten
aanzien van de particuliere manier van
overdragen van de essentie van dat kunst
werk.
Het succes van de overdracht heeft
daarbij uiteraard veel te maken met dat
gene wat we de gelijke golflengte noemen,
tussen zender (kunstenaar) en ontvanger
(toehoorder) en dat de frequentie daarvan
mede bepaald wordt door de omstandig
heden en het cultureel klimaat. Dieper
daarop ingaan voert hier te ver. Maar een
algemeen geldende kernvraag bij een po
ging tot het beoordelen van een muziek
uitvoering als die van gisteravond is toch
wel: hoe levend is zo’n muziektheaterstuk-
je anno 1606 opnieuw voor je geworden.
Maar dat is dan dus weer een strikt
om
te weten hoe geslaagd zo’n evenement is
geweest. De functie van de kritiek een
ongelukkig woord omdat het lijkt alsof de
recensent er naar zou moeten zoeken om
vooral toch maar iets ten nadele van een
uitvoering te kunnen schrijven houdt in
dat de muziekvefslaggever bepaalde nor
men hanteert.
Daarvan uitgaande kun je zeggen dat
Ton Koopman en zijn ensemble met voca
le solisten, niet alleen duidelijk een bijzon
der hoge opvatting ten aanzien van de
uitoefening van hun métier tonen, maar
dat er volgens de huidige muziekhistori
sche stand van zaken bovendien op het
hoogste niveau wordt gemusiceerd. En
verder, dat de opvoering van het wagen
spel van Monteverdi’s tijdgenoot Quaglia-
ti het publiek van nu, een aantrekkelijke
blik op een stukje carnavalsmuziekthea-
ter van toen, heeft geboden.
Of in de regie wel alle mogelijkheden
zijn uitgebuit, daarover kun je, ook al
weer op musicologische gronden, van me
ning verschillen. Zo zou je dan ook de
HAARLEM. „Ik kijk uit naar ruim
ten (buiten een traditie) die belangrijk
worden door niveaus op te zetten, die
bestaan uit geestelijke verbanden”. Deze
zin is een uit het Engels vertaald citaat
van Peter Baren, die zaterdag en zondag
nieuw werk toonde in galerie VAN. Als
acteerprestaties van de op zichzelf in mu
zikaal opzicht zeer genuanceerd expres
sief voordragende vocale solisten moeten
benaderen. En dan kom je ook vanzelf op
vragen zoals: of je bij zo’n reconstructie
dan ook niet zou moeten kiezen voor het
gebruik van een echte wagen.
Behalve van die uiterlijke detailkwes
ties, zijn er daarbij dan trouwens ook veel
dingen waarover de muziekwereld zich de
afgelopen jaren moe heeft gepraat. Wie
ook al verstaat hij of zij de (hier jammer
genoeg niet uitgereikte) gezongen teksten
is in staat om de betekenis ervan, behal
ve naar de letter ook naar de geest werke
lijk te vatten, de humor of de in die tijd
gevoelde symbolische lading opnieuw op
te pakken?
haar experiment in het ontwerpen en uit
voeren van flexibele structuren; beeld
houwen komt daarbij hoegenaamd niet
meer te pas. Het was veeleer vlechten en
structureren in zeefdrukken, schuimrub
ber, keramiek en textiel, die iets zeggen
over haar open houding ten opzichte van
beeldende kunst.
De informatie, die de galerie op papier
verstrekte bij haar presentatie van „ball
room” afgelopen zaterdag, geeft een aan
tal van haar uitspraken weer (in ’n inter
view), waarin zij zich op voorspelbare
manier afzet tegen de beperkingen van
haar opleiding in de kunstgeschiedenis.
Dat is een neven-activiteit naast haar be
staan als kunstenaar. Uit een en ander
komt tenslotte naar voren haar vastbeslo
tenheid om vanuit artistieke positie te
werken aan een niet-patriarchale maat
schappij.
Daarin kan ik haar volledig volgen,
maar een voor haar steeds geldige conclu
sie kan zijn dat men nooit twee heren kan
(Van onze kunstredactie)
LEIDEN-ROTTERDAM. „Iemand kan alle goede en nodige eigenschappen in zich
verenigd hebben, maar die behoeven hem nog niet tot dè dirigent te maken. Volgens
mij is het een gave. Iemand die goed piano speelt is nog geen pianist, en een pianist is
nog geen kunstenaar. Dit zijn gradaties die afhankelijk zijn van een aanleg. Ditzelfde
geldt ook voor een dirigent”.
„Een paar weken geleden woonde ik een
orkestrepetitie bij met Pierre Boulez. Hij
n
11
Kleding van
Yolanda Prinsen.
i
jrd,
ït
a
Dit zegt de 25-jarige dirigent Simon
Rattle, pas benoemd tot vaste gastdirigent
van het Rotterdams Philharmonisch Or
kest. „Ik geloof’, aldus Simon Rattle, „dat
een dirigent goede, maar ook een aantal
slechte eigenschappen moet hebben, zoals
gevoel voor humor, anders kom je er niet.
Een orkest dat niet alert reageert moet je
niet te lijf gaan met lange verhalen. Je
moet er gewoon een grap tussendoor gooi
en. Een minder prettige eigenschap is dat
je keihard moet kunnen zijn”.
had moeilijkheden met een tubablazer die
hardnekkig dezelfde fout bleef maken. Op
een gegeven ogenblik beet Boulez hem
toe: meneer, u bespeelt een groot instru
ment. Ik hoop dat uw hersens daarmee in
overeenstemming zijn. Het was hard ge
zegd, maar nodig. Ik geloof dat ik onder
bepaalde omstandigheden ook zoiets zou
zeggen”.
Precies twee jaar geleden maakte Si
mon Rattle in Leiden zijn debuut met het
Rotterdams Philharmonisch Orkest. Zijn
optreden trok zeer de aandacht. Het ver
haal gaat zelfs dat men hem toen spon
taan de plaats aanbood van Edo de Waart,
die op het punt stond te vertrekken. Maar
Simon Rattle zou dit hebben geweigerd
omdat hij zichzelf (hij was toen pas 23
jaar) te jong vond.
„Dat is absoluut niet waar”, verklaart
Rattle. „Wel heeft men mij gevraagd nog
eens terug te komen, en ik heb gezegd dat
ik dit graag wilde. Te jong voelde ik mij
toen niet voor deze plaats. Integendeel,
een dirigent kan niet jong genoeg begin
nen. Ik was veertien toen ik voor het eerst
voor een orkest stond. Ik wist nauwelijks
iets van het vak. Ik had een paar boeken
gelezen. Ik heb een orkest geformeerd,
waarvoor ik hevig stond te zwaaien. Niet
veel later werd het ernst en begon ik aan
mijn opleiding: piano en directie”.
Simon Rattle is nog jong, zelfverzekerd
en spontaan. Het is vaker voorgekomen
bij jong begonnen instrumentalisten en
dirigenten dat zij op een bepaalde leeftijd
een proces doormaakten van een grotere
bewustwording, waardoor zij wat angstig
en onzeker werden. Heeft Simon Rattle
daarover wel eens nagedacht.?
Hij antwoordt ernstig: „Ik geloof dat ik
niet alleen door spontaniteit gedreven
wordt. Ik streef naar inzicht, en spontani
teit behoef je ook later niet te verliezen. Je
moet jezelf tot rust kunnen dwingen. Ik
houd niet van een leven in hotelkamers,
en van heen-en-weer geren van het ene
vliegtuig naar het andere. Er moet ook tijd
voor studie overblijven. Wel is het zo dat
ik aan sommige componisten nog niet toe
ben. Ik durf hen gewoon niet aan omdat ik
daar inderdaad nog te jong voor ben. Het
klinkt misschien vreemd, maar ik zou
dolgraag Mahler willen doen, met wie ik
mij erg verbonden voel. En zo zijn er nog
veel meer”.
Renaissance-muziektoneel. Werken van Paolo Quagliati. Algehele leiding: Ton
Koopman. Regie: Rinus Elling. Instrumentaal ensemble, bestaande uit: Monica
Huggit, viool; Jaap ter linden, cello; Hopkinson Smith, luit; Ton Koopman,
clavecimbel. Vocale solisten: Marjanne Kweksilber, Lucia Meeuwsen, Harry
Geraerts, Michiel ten Houten de Lange, Harry van der Kamp. Stadsschouwburg
Haarlem, 13 februari 1980. Kostuums: leerlingen Theaterschool Amsterdam o.l.v.
Pieter Vrijman.
„Ik weet niet hoe ik mijn toekomst als
dirigent zie. Wel stel ik mij voor zo tegen
mijn vijftigste jaar te stoppen. Dat moest
eigenlijk iedere dirigent doen, want het is
een zwaar beroep. Het valt me op dat het
hier zo totaal anders toegaat dan in Enge
land. Ik ben dirigent van het Birmingham
Symphony Orchestra. Ik krijg daar maar
één repetitie voor het hele programma,
een ochtend. En ’s avonds moet het wor
den uitgevoerd. Goeie hemel, ik kan mij
gewoon niet veroorloven om een partituur
maar half te kennen. Ik ken ze allemaal
uit mijn hoofd. Hier in Rotterdam krijg ik
veel meer repetities, waardoor je rustiger
en preciezer kunt werken. Het is een ge
weldig orkest met veel jong talent. Heer
lijk om mee te werken, maar ze zijn wel
eens iets te emotioneel, zodat ik moet
afremmen. Ze geven wel eens wat te veel,
begrijp je?”
„Ook de mensen in de zaal vind ik
anders. In Engeland blijven de mensen na
een concert zitten. Het applaus is ook
maar zo-zo. Alleen als ze het erg mooi
vinden, dan wat harder. En opstaan voor
een dirigent is een uitzondering. Dan moet
het iets geweldigs geweest zijn. Hier staat
iedereen onmiddellijk overeind”.
Simon Rattle is vrij goed op de hoogte
met de Nederlandse orkesten, en met de
omstandigheden waaronder ze moeten
werken. Het Concertgebouworkest kent
hij bijzonder goed. Het heeft een prachti
ge klank, vindt hij, maar het heeft daarbij
dan ook altijd in een goede zaal met een
mooie akoestiek kunnen repeteren. En dat
is medebepalend voor een goeie klankvor
ming. Hij laat doorschemeren dat hij pre
fereert te werken met een orkest waaraan
nog wat te „sleutelen” valt.
„Die trap in het Concertgebouw vind ik
griezelig. Ik heb het gevoel dat ik uit de
hemel kom. Daar houd ik niet van. Je
moet het gevoel houden dat je gewoon
tussen je mensen staat en met hen samen
werkt. Ik heb veel gastdirecties gedaan.
Maar daar stop ik mee. Het wordt te veel.
Ik zal me beperken tot Rotterdam. Bir
mingham en Los Angeles”.
Terug naar haar kunstobjekten in gale
rie VAN. Een opvallend karakter van de
verschillende torsen, als objekt of als
vrouw, is een verhoogd effect van raffine
ment en waarschijnlijk symbolisch be
doelde verleidelijkheid; wat dit betreft
wordt door haar niets verborgen. Die
avond liet zij voor veel publiek een zich
passief gedragende dame, die bijna ver
dronk in geel tule, dansen met een jonge
heer in smoking op de tonen van Weense
muziek. (De werkelijke bewegingen van
het paar evenals een volgende scène ont-
En wie kan zich oren inbeelden die nog
nooit het geluid van het moderne, gemoto
riseerde verkeer hebben gehoord? En, om
de maat vol te maken: wie zal in onze
omstandigheden de muzikale codes van
toen kunnen ontcijferen, ook al hebben
die uiterlijke overeenkomst met de nota
ties van nu? Er is zo langzamerhand in
derdaad veel en veel teveel over gespro
ken, naar aanleiding van alle pro’s en
contra’s bij de in de mode gekomen na-
strevingen van een authentieke oude mu-
ziekpraktijk. En de meesten hebben, juist
na veel research-werk, hun pretenties wel
afgeleerd.
Die oude muziek moet gewoon naar
beste weten gebracht worden, al was het
Dürdei vertaling heb je er niet zoveel aan bij de
benadering van zijn schilderwerken.
Zo’n haast onmogelijke uitlating dient
dus beslist niet als handleiding.
a
Vrijdag 15.02: Y. Prinsen, objecten en
bekledingen: tot en met zondag 17.02:
P. Franzen’s installatie, (zaterdag
16.02-21.00: presentatie).
De tuin van de Westfriese Flora
staat in het teken van de Olympus.
Door vele replica's van antieke
zuilen, overspanningen, architra
ven en afbeeldingen zal men de
oude Griekse sfeer terugvinden.
Trein-ToegangUiljetten bij NS-stations.
openingstijden:
15 feb. 14.00-19.00 uur
16 t/m 23 feb.9.00-19.00 uurJ
X. 24 feb. 9.00-18.00 uur S
maar als informatie om historisch
overzicht te krijgen. En daar kun je dan
lauw of hysterisch op reageren. Dat hangt
dus allemaal af van de appreciatie, een al
of niet aanwezig gevoel van verwantschap
met de betreffende cultuurperiode, een
nostalgische instelling, enzovoorts.
En, om dan persoonlijk te eindigen:
Quagliati’s cantate „La sfera armoniosa”
herbergt een schat aan muziek uit de
overgangstijd tussen renaissance en ba
rok in zich, maar had vanwege het tame
lijk stereotype karakter van de vele on
derdelen, een krachtiger totaalindruk ge
maakt wanneer het flink met het rode
coupurepotlood was bewerkt. Daarbij
kan ik me, wat de uitvoering betreft,
overigens niet voorstellen dat alles des
tijds zo met teruggehouden klank door de
vocale solisten zal zijn gebracht. Die heb
ben het, naast het showen van hun hoofse
maniertjes vast weleens van een hartelij
ke lach voorzien of zullen het zelfs wel
eens hebben uitgeschreeuwd.
En hoe keurig en gepolijst als (op wat
nadrukkelijke roffels op het klavecimbel
na) alles op deze avond fijntjes zijn uit
drukking vond ook Fontana’s als inlei
ding tot het wagenspel gespeelde sonate
hier ook mag hebben geklonken, het
kwam mij voor dat het temperament in de
renaissance dan wel heel erg onderdrukt
moet zijn geweest. Wanneer die indruk als
tijdsbeeld juist is, was ook dit onderdeel
qua uitvoering geslaagd.
JOHAN VAN KEMPEN
HOLLYWOOD (AP). De bekende
Amerikaanse televisieacteur David
Janssen die in Nederland in de jaren ’60
vooral bekendheid verwierf met zijn rol
als valselijk van moord beschuldigde in
de serie „The Fugitive” is woensdag op
49-jarige leeftijd overleden.
Janssen, die in de Verenigde Staten
ook populair was door zijn rollen als
keiharde privé-detective in „Richard Di
amond” en „Harry O”, overleed in een
ziekenhuis nadat hij in zijn huis in Mali
bu door een hartaanval was getroffen.
jn Jui
asset! persoonlijke zaak. Je zou het aan iedere
I X 283 bezoeker afzonderlijk moeten vragen
iel. al
Een kort gesprek met hem levert de
indruk dat hij op zoek is naar schilder
kunst met betekenisvolle inhoud of beelte
nis; in een kort moment waargenomen
tekens, hetzij als schriftuur, hetzij als fo-
tografie, hetzij als echte objekten dienen
■k hem als aanleiding tot het schilderen van
R eigen „tekens”.
II Hij wil zich duidelijk niet beperken tot
I het „malerisch” omgaan met verfmateri-
aal zoals we dat op het werk van Peter
Klapwijk konden zien. Baren heeft be
hoefte aan een structuur van soms regel
matige lijnen en soms van ritmisch her
haalde motieven. Ritmiek en een zekere
symmetrische opbouw zijn voorlopig de
herkenbare motieven op het beeld, dat
rust op een egale, rode ondergrond.
Het is bovendien „nog geen tijd om nu al
namen” te geven aan deze meerdelige
schilderwerken. Het is terecht dat hij dat
zelf als jonge kunstenaar stelt, maar een
recensent mag en kan altijd een interpre
tatie proberen te geven aan de hand-van
dingen van beeldende kunst die vorm en
gestalte hebben gekregen.
Daarom valt te zeggen dat zijn tweede
optreden in VAN (het eerste ken ik niet uit
eigen waarneming) niet blijk geeft van
een onthullende oorspronkelijkheid; een
maatstaf trouwens die je nooit dient te
hanteren bij kunst van jong talent. Je
wenst hem wel veel experimentele ruimte
en vrijheid toe in de hantering van de
middelen die de schilder ter beschikking
staan.
Prinsen is ook een, in verhouding, jonge
kunstenaar die nu vijf jaar bezig is met
dienen. Een acuvistiscue instelling als
kunstenaar schijnt zo gemakkelijk te
kombineren met een historische benade
ring van de beeldende kunst. In deze eeuw
ken ik persoonlijk geen geslaagde kombi-
natie, maar m’n kennis van levens en
kenner-kunstenaars is beperkt. Dat patri
archale gezegde men kan geen twee
heren dienen zal op zich weer bij haar
als recht-geaard feministisch kunstenaar
werken als de bekende rode lap op de
stomme stier.
trokken zich aan mijn directe waarne
ming door de drukte).
Twee andere, levende lijven van geraffi
neerd afgedekte dames werden ook bin
nengebracht; de een leek gepantserd met
grijs beschilderde gipsplaten; voorzien
van schmink en deze schouder-, borst- en
heupplaten poseerde zij daar nadrukke
lijk; zelfs op opmerkingen reageerde zij
onbekommerd. De ander, zeker niet dood
stil en schrijlings op een sokkel gezeten,
leek een soort vampier: rood gepiekt haar,
expressief geschminkt, met verlengde
blauwe vinger- en teennagels, een strak
sluitend groenig glitterpak aan, waarop
weer zo’n borststuk haar partij pronon
ceerde en bovendien op de rug een breed
plastic kleed als betrof het een reuze-
vleugel; vier afgietsels van vrouwentorsen
stonden rondom opgesteld; de een lieflijk
met een bos narcissen, de ander vrolijk
beschilderd als de huid van een bonte koe
met roze uiers; weer een ander indentiek
paar met het koperen opschrift op de
afgeknotte hals: de mooiste en de lelijkste
vrouw van de wereld.
Het mag u nu duidelijk zijn: Prinsen is
niet bezig met de uitbeelding van kijkpro-
cessen, noch met de koele registratie van
haar fantasie, evenmin met ombuiging in
de kunst zelf; zij geeft hier wel verschil
lende „afbeeldingen” weer van wat wjj/zij
denken dat een vrouw voorstelt. Het is een
„zachte kunst die nergens afbreuk aan
doet en niets verlegt.
Typerend genoeg komt dit uit de han
den van een vrouw, die hier en daar een
symbolische toon aan slaat. Gedeeltelijk
komt de sfeer voort uit haar eigen ontwik
keling in vormgeving van keramische vo
lumes. deels üit de schitterende Bühnewe-
reld van de popmuziek en ten leste uit de
object-kunst van de pop-art in de jaren
zestig, waarop het een normaal vervolg is.
JAN ZUMBRINK
Scène uit de cantate La sfera armoniosa. Ton Koopmans reconstructie van een Romeins
wagenspel.
Marlboro