Lucht en niets zijn hoogste carnavalsgoed 3 ETTERKAST De blunder Concilie tegen verkleden hielp niet E9MI I nx. leeft :ieve van 0-06 lijke over ven- r en het j tot ider iede ling den Carnavalsmoorden Nederland ten dele aarzelend in het carnavalsfeest. Wij, noorderlingen kijken vreemd aan tegen dat verschijnsel van uitgelaten landgenoten. Wat moetje er mee? Er steekt natuurlijk toch ook wel wat verborgen jaloezie achter het kleineren van dat uitbundige gebeuren in met name Brabant en Limburg: ze zijn dóór tenslotte toch maar een paar dagen en nachten uit de sleur van het normale leven. Ze nemen de normale normen eens goed onder handen. De burgemeester is vuilnisman en de vuilnisman loopt als magistraat rond. Waarden worden even omgekeerd en op de hak genomen. Men heeft er uitbundig plezier. Over de sprookjes, die men rond het carnaval uitstrooit in het noorden, haalt men déér de schouders op. Het zal ze in die maalstroom van uitbundigheid een zorg zijn. Het echte carnaval is een lokale aangelegenheid, stammend uit verre tijden. Om even te snuiven aan het feest van vastelaovond zocht Hans Rombouts niet voorzien van masker, feestneus of harlekijnspak, wel van bloknote (zo is het nu eenmaal) het eerste en enige Camavalsmuseum van Nederland op in het Limburgse Echt. Een museum dat natuurlijk op de Carnavalsdagen potdicht is. Want dan staat het consumeren en creëren boven het conserveren. Fiere buiken t het twik- 1ede <ken Symbolen aan 19, sn. als aak- ime- Wat op de Nederlandse televisie de laatste jaren wordt gepresenteerd als carnavalsfeest is natuurlijk een lachertje. Daar wordt of nauwelijks of smalend over gepraat in de zuidelijke Nederlanden. En al die zogenaamde carnavalskrakers uit de tophitlijsten zul je in de echte camavalsplaatsen nooit en te nimmer horen. André van Duijn, ze mogen hem wellicht een aardige jongen vinden, telt er niet. Men kent hem nauwelijks. Elke zich zelf respecterende plaats heeft zijn eigen camavalshits, liefst in dialect. Je zou hoogstens van dat belachelijke „Hilversumse” carnaval kunnen zeggen, dat het de creativiteit van de zuiderlingen nog wat heeft opgestuwd. Eén ding is zeker: carnaval mag een oud folkloristisch feest zijn, het is nog springlevend. Zo levend, dat erNederland blijft Nederlandtelkens weer explosies ontstaan in de carnavalsverenigingen. Ze splitsen zich op, beconcurreren elkaar, bakken elkaar poetsen. Er zijn ook verschillende overkoepelende organisaties van carnavalsverenigingen. Herrie moet er zijn en blijven. Dat houdt het carnaval jong. Dat inspireert. En gezamenlijk bestookt men het gezag met alle creativiteit, die men heeft. En zo hoort het ook. door Hans Rombouts Geen geboortepiek n Het is half februari. De carnavalsonderscheidingen worden steeds verfijnder en duurder, (links) KEES TOPS vastenavond een geboorteplek is. Conservator Van Os: „Volslagen onzin. Wetenschappelijk is bewezen dat in de periode 1880-1940 het geboortecijfer in die na-negen-maandse periode lager lag dan normaal. In Brabant en Limburg. En toen was er nog geen pil Niet zo verwonderlijk ook natuurlijk, omdat carnavalsvierders uitgeput van alle feestelijk geweld in de vroege ochtenduren op bed neerzakken en blij zijn eindelijk rust te vinden”. Carnavalsmoorden. Ook zo’n omstreden begrip. Van Os: „Als je de statistieken van een aantal jaren naast elkaar legt dan zie je dat er in de periode van carnaval bepaald niet meer misdrijven worden gepleegd dan anders. Men bestempelt ze alleen met carnaval als camavalsmisdrijven. Altijd goed voor een sappig verhaal en de beschuldigende vinger”. Ook de kerk gezagsdrager bij uitstek heeft nogal wat moeite gehad met het begrip carnaval, dat bepaald geen rooms of christelijk feest is, maar al minstens uit de tijden van de Romeinen stamt. Er is zelfs een roomskatholiek concilie geweest in 743, waarop o.a. het verkleden tijdens het vastenavondfeest werd veroordeeld. Toen men later zag, dat er toch geen kruid tegen die eeuwenoude folkloristische happening was gewassen, werd zij ingekapseld, zoals de kerkelijke taktiek altijd is geweest. „Een man als bisschop Gijsen heeft er trouwens nog moeite mee. Er zijn op dat punt in Roermond wel strubbelingen geweest met de plaatselijke carnavalsvierders. Maar goed, vorig jaar heeft men hem een enorme zware pijp laten roken. Hij moest toen wel een delegatie ontvangen en de traditionele gifteen drinkgeldvan vijftig gulden betalen. Overigens”, aldus Van Os,” krijgt hij dat geld later weer terug. Tja, het gezag wordt nu eenmaal onder vuur genomen. Ludiek natuurlijk. Neem nou de postcommandant van Echt. Hij Het gezag en de gezagsdragers worden gepersifleerd met carnaval. Neem de lintjesregen en de fiere buiken en lintjes prijken. Om dat alles belachelijk te maken en de vaak valse trots te markeren werden tijdens carnaval vetleren medailles uitgereikt dan wel takkenbosjes of uitgeblazen eieren. Onbelangrijkheid, lucht, niets werden tot de eer van onderscheiding verheven. Ook hier is echter niets menselijks vreemds, want wat zie jevooral in Duitsland gebeuren? De carnavalsonderscheidingen worden steeds mooier en kostbaarder. Er is zelfs een wedstrijd in West-Duitsland voor het mooiste ereteken. Bij de vooropdracht wordt daar al 20.000 mark aan uitgegeven. Er zijn dan ook hele kunstwerken bij (waarvan er ook vele te vinden zijn in het Camavalsmuseum in Echt). Van camavalsfiguren of groepen worden ook weer kunstige afbeeldingen gemaakt. In het museum vindt men bijv, een vitrine met grappige bronzen beeldjes van Yaak Waeyen uit Roermond, zoals een „zaat hermenieke”. Zo’n hermenieke (harmonie) wordt ter plaatse geformeerd. Allerlei muzikanten sluiten zich bij elkaar aan en spelen in de café’s zo vals mogelijk. Voor een pilsje verlaten ze dan het pand weer. Hetgeen een wel chantage-achtige, maar alleszins toegestane manier van drank vergaren is. Zo’n zaat hermenieke is natuurlijk een prachtig onderwerp voor een beeldengroep. Zoals dat ook allerlei kolderieke en folkloristische figuren zijn als de toverkol, de nar, de meun (grootmoeder), de sater, de ooievaar. Camaval zit vol met symbolen. Het verkleden op zich is meestal al symbolisch. Een meisje zal zich graag als oudere vrouw verkleden (zich wijzer voordoend) en een oudere vrouw als meisje (terugverlangend naar de jeugd). Wat vroeger scheldnamen waren bijv, een pannekletser, een dakpannenmaker worden nu tot erenaam van een carnavalsgroep. Tilburgse kruikenzeikers komt van het oude Tilburgse gebruik, dat de wevers en ververs hun ochtenwater mee naar „het” fabriek moesten nemen om in de vol-ton een wolbewerking te gooien. Het varken wordt ook veel als symbool gebruikt bij het carnaval. Vroeger was het zelfs zo, dat een varken speciaal voor het feest werd gefokt, opgedoft en schoon gemaakt. Het werd achter slot en grendel gesloten, want concurrerende carnavalsverenigingen probeerden het te stelen om het dan tegen losgeld van een vat bier terug te geven. Dat varken werd op aswoensdag opgegeten tijdens een speciale bijeenkomst. Op die dag vierden namelijk de café-eigenaars en de besturen van de carnavalsverenigingen nog eens hun feest, waar ze door de drukke werkzaamheden niet aan toe waren gekomen. Daartoe kregen ze dispensatie van de pastoor, die, aldus conservator Van Os, meestal zelf aanwezig was bij het feestmaal. Dat feest werd ook wel het haringbijten genoemd, omdat er dan vaak koude schotels werden klein gemaakt. Op affiches, medailles en afbeeldingen vindt men de symbolische figuren terug, zoals het museum leert. De magie van de kleding speelt natuurlijk een grote rol bij het carnaval. Het rollenspel van het samenzijn in andere gedaantes. Het spelelement om op een ludieke manier bezwaar te maken tegen figuren of instellingen. Het kwijt kunnen van onvrede. In Duitsland hecht men veel belang aan carnaval als een ongevaarlijke uitlaatklep, ventiel voor ongenoegens. En als ze eerlijk zijn dan vinden gezagsdragers het niet eens zo vervelend als ze te pakken worden genomen in een stoet. Als je nooit genoemd wordt is het veel erger. Een soort Wim Kan-effect. Wanneer een minister niet voor komt in de oudejaarsconference van Kan voelt hij zich flink genomen. Symboliek. Ook in het beëindigen van het carnavalsfeest om twaalf uur dinsdagsnachts. De projectfiguren, die als symbolen dienst deden, worden naar de onderwereld teruggestuurd. In Sittard wordt het masker begraven. In Roermond wordt Bacchus van debrug in de Roer gegooid. In Maastricht wordt het Mooswief opgehangen en verbrand. In Bergen op Zoom keert de prins naar zee terug. De camavalsmaskers en - kledij worden met de vuilnisman meegegeven. Het leven en de alledaagse normen hernemen hun rechten. ixon erg goed opschieten met een mooie jonge weduwe en men signaleerde de commandant veelvuldig met haar in de dienstauto. Natuurlijk reed er in de carnavalsstoet, die overal als het belangrijkste evenement in het camavalsgebeuren wordt beschouwd, een namaakauto mee een lopomobiel waarin een politiefunctionaris en een pittig vrouwtje zaten. Die lopomobiel staat in dit museum. De politieman moest er om lachen”. Tja, wat moest-ie anders, denk je dan als je het verhaal hoopt. Kijk, dit is klasse. Dit is een rotsvaste openingszin, van het type „Het was bitter koud”, „Het was in het holst van de nacht" en „Het regende dat het goot". „Het is half februari”; let op het uitgekiende gebruik van de tegenwoordige tijd, vooral CPNB-commissie die deze zin straks op de boekenweektasjes laat afdrukken. In de gehele wereld zijn de ogen gericht op het allergrootste wintersport-evenement, de Olympische Winterspelen in Lake Placid, waar van een Hilbert van der Duim en Ria Visser met alle andere Nederlandse topsporters wereldprestaties verwacht worden. Welk een verfrissende woordkeus! Een Hilbert en Ria met alle anderen! Kostelijk! Zie ook de geraffineerde zinsopbouw: de Nederlandse sportlieden zijn favoriet in Lake Placid; de wereld houdt de adem in! Maar wat ons bovenal treft, is het ontbreken van die modieuze somberheid, dat zwarte cynisme dat tegenwoordig via ieder geschrift over ons wordt uitgestort. „In de gehele wereld hoe licht had de auteur zich immers kunnen laten verleiden, stil te staan bij die tienduizenden Afghaanse vluchtelingen in Pakistaanse kampen, wier blikken noodgedwongen uitsluitend nog rusten op honger, verdriet, ziekte, dood. Benkhard heeft zich er verre van gehouden en dat siert hem! Nederland staat (vrijwel) volledig in het teken van Lake Placid, vervolgt de auteur. Wij staan paf! Een land dat in het teken staat van een stad in een ander land; althans, vrijwel! Een schitterende vondst! Geheel onverwacht opent Benkhard nu zijn tweede alinea met een zijsprong: Oaarbij is half Nederland zojuist teruggekeerd van een ongetwijfeld geslaagde wintersportvakantie in Oostenrijken omstreken, waarop nog enige mededelingen volgen omtrent de winter in ons eigen land. En dèn o, verrukkelijke beweeglijkheid van de geest! lezen we in de derde alinea dit: Nederland juicht als er In Lake Placid medailles worden gewonnen, de jeugd is door het dolle heen als er sneeuw valt en na een geslaagde wintersportvakantie schieten mer- woorden tekort. Nagenieten! Dit, ontroerde lezer, doet de deur dicht. Dit moeiteloos spelen met de moedertaal maakt él het eerder geschrevene overbodig. Hier past nog slechts een eerbiedig stilzwijgen. mo ling, ners citaten zijn afkomstig uit een flodderig, De lopomobiel uit de carnavalsstoet in Echt, waarbij de plaatselijke politiechef onder vuur werd genomen, (rechts) Maskers mogen wel groot zijn, maar ze moeten lichten hanteerbaar blijven. Maskers genoeg te zien in het museum, (midden) Terzake. Wie is Tibor Benkhard? Tibor Benkhard noemt zichzelf press j I manager van een platenmaatschappij. Wij ipreken in dit verband liever van een tubliciteitskoelie, dan weten we tenminste waar we het over hebben. Bovenstaande Het Camavalsmuseum (Plats 11 in Echt) iselke eerste en derde zondag van de maand open van 14.00 tot 17.00 uur of na afspraak (tel. 04754- 1777 toestel 40). Met carnaval of op dubbele feestdagen is het gesloten. Het Camavalsmuseum bestaat sinds 1973. Het is ondergebracht in een stichting. Deelnemers zijn o.a. de Bond van Carnavalsverenigingen in Limburg, de Samenwerkende Limburgse Carnavalsverenigingen en de Limburgse Vereniging van Carnavals Artiesten. Bijeengebracht zijn carnavalsattributen en geschriften uit binnen- en buitenland. Conservator Frank van Os van het Camavalsmuseum in Echt (tussen haakjes één van de grootste gemeentes in Nederland, met twaalf kerkdorpen, die elkaar alsmaar in de haren zitten, zodat elke gemeenteraadsvergadering een soort camavalsbijeenkomst lijkt) vindt dat het sterke punt van het carnaval is, dat je jezelf kunt relativeren. Dat je in de gaten houdt hoe betrekkelijk alles is en hoe betrekkelijk vooral je eigen persoontje en je eigen status is. „Het is jammer voor jullie, noorderlingen, maar daaraan ontbreekt het boven de rivieren. Alles is loodzwaar en ernstig. En maar haasten en jachten. Nooit eens tijd om je zelf in de spiegel te bekijken en om je zelf te lachen. Iemand mocht dat eens zien”. „Weet je wat het verschil is tussen een echte carnavalsvierder en een pseudo- feestneus? Als die laatste een prijs zou winnen voor het origineelste kostuum zou hij onmiddellijk zijn masker afzetten om iedereen maar te laten weten, dat hij de beste is. Een carnavalsvierder zou er nog meer plezier in vinden om verder te feesten, zonder zijn masker weg te gooien”. Dat masker verdwijnt wel na aswoensdag in de vuilniswagen. Want alles is tijdelijk. Hoewel ertoegegeven tegenwoordig ook slimme jongens en verenigingen zijn, die hun praalwagen en kostuums doorverkopen aan andere plaatsen. De tijdgeest gaat tenslotte niet helemaal voorbij aan alle zotskappen. Pratend over sprookjes, de vastgebeitelde misverstanden, rond het carnaval, duikt er natuurlijk de veronderstelling op, dat het maar een losgeslagen troep is, waar men verkleed zijn gang kan gaan, de bloemetjes buiten zet en de normen opzij schuift. Spottend wordt in dit verband buiten het camavalsland altijd opgemerkt, dat er negen maanden na het feest van onsamenhangend en vooral zinledig stuk proza dat deze Tibor vergezeld liet gaan van de volgende toelichting «Bijgaand verhaal en de foto hebben tot doel y tot een min of meer commerciële aktiviteit >cht- ,e*3ren9en- Dat is duidelijk. Toch kunnen wij ons voorstellen, dat u in wilt haken op alle mogelijke aktuele zaken en dat daarbij de pommercie, weliswaar verdekt, binnendringt is tegenwoordig nauwelijks meer te loorkomen”. We halen opgelucht adem. Dat is een hele torg minder. Commercie: we kunnen er tóch niet onderuit en godzijdank wordt zij ons verdekt opgediend. «De Olympische Winterspelen staan op dit noment volop in de belangstelling en alles Wat daarop inspeelt, heeft de nadrukkelijke «langstelling van uw lezers. Zij hebben «hoefte aan véél informatie". loooo, wat een blunder! Tibor, Tibor toch! Nu is al je werk voor niets geweest. We lachten nog: die Tibor is een brutale Memieter; die kómt er wel (bij andere Kanten), maar nu blijkt dat je alleen maar torn bent. Heel informatie is iets anders dan «trouwbare en nuttige informatie, Tibor, lacht je nu werkelijk, dat je dat commerciële segwerpprodukt van je baas aan onze lezers ton slijten, door te suggereren dat zij lehoefte hebben aan jouw warrige en tiisleidende flutverhaaltjes?! Maar beste jongen, je gaat iemand die je als «n potentiële klant beschouwt toch niet beledigen?!! Bronzen beeldjes van een „zaat hermenieke". De groep werd gemaakt door Yaak Waeyen uit Roermond. De beeldjes staan in het Camavalsmuseum. Literair talent, waarde lezer, is schaars. Het is ,dan ook met gepaste trots, dat wij u in deze Letterkast (tweede jaargang, nummer 3; (onthoud dit, er komt een grote vraag naar deze aflevering) mogen voorstellen aan. Tibor Benkhard! Deze jonge, veelbelovende auteur stuurde ons op eigen initiatief een kort verhaal, waarbij we kunnen er niet omheen I de pennevruchten van Groten als Hermans, Reve en Neel Doff verbleken. Het is getiteld „Lake Placid en puntje-puntje-puntje" en begint als volgt: I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 33