Argumenten verouderd’
i
0
R
E
II'
I
IR. KOEKEBAKKER TEGENSTANDER INPOLDERING
a
i
VOORMALIG LANDDROST BEPLEIT
-^INPOLDERING VOLGENS WATERSTAAT
St
door Rien Polderman
door Pieter Mul
I
tgen
.V
•w
uren
>4,
Een kopzorg heeft Han Lammers als
‘landdrost van Zuidelijk Flevoland nooit
en te nimmer gehad: dat de
■toestromende bewoners een getrouwe
afspiegeling zouden vormen van de
Nederlandse bevolking. Dat wil
zeggen: zo’n beetje alle grote
richtingen in onze samenleving
moesten op het nieuwe land
vertegenwoordigd zijn. Die zorg gold
nog wel in de jaren dat ir. A. P.
Minderhoud als directeur-landdrost
aan het hoofd stond van de voorloper
van de Rijksdienst voor de
IJsselmeerpolders. Negen jaar
hanteerde de landbouwkundig
ingenieur de scepter vanuit
Emmeloord. Als directeur van de
dienst en als voorzitter („landdrost”)
van het openbaar lichaam. Immers,
een gemeente was er nog niet. In ’63
zwaaide Minderhoud af om voorzitter
te worden van het bestuur van de
Landbouwhogeschool. „Natuurlijk
moet de Markerwaard worden
ingepolderd. Als twintig jaar geleden
de plannen niet gewijzigd waren dan
had het land allang drooggelegen”.
Een visie vanuit Wageningen.
W
u
an-
now
1?
Bij al het sociaal-economisch getwist, waarin de regering verstrikt zit, zou men
bijna vergeten, dat er nog vele andere zaken zijn, waar het kabinet niet uitkomt.
Een van deze kwesties is in elk geval op de lange termijn minstens zo bepalend
voor de historie en het toekomstig beeld van Nederland, als welke beslissing dan
ook over de verdeling van de welvaart. We doelen op het vraagstuk van de
Markerwaard. Het uitblijven van de beslissing daarover hangt intussen wel ten
nauwste samen met de economische crisis. Zelfs al zou men het aandurven te
kiezen voor inpoldering, dan nog waren daar de centen niet voor. Een geluk bij
een ongeluk, vinden de tegenstanders van inpoldering.
I
T
De Markerwaard opnieuw ter sprake. Het kabinet Van Agt mag dan voor een
half jaar lang dood tij hebben gezorgd, wel of niet inpolderen blijft een
geliefd gespreksonderwerp. Van Agt en zijn ploeg willen er de komende zes
maanden niet meer van horen, collega Tuijnman krijgt de principebeslissing
voorlopig niet. De Haagse regeerders hebben wel wat anders aan hun hoofd
dan een nieuw miljardenproject. „Dat half jaar kan er nog wel bij voor een
inpoldering die in 2000 gereed zou moeten zijn”, zo ongeveer drukte de
minister-president het in januari uit.
Voor- en tegenstanders van de drooglegging laten zich echter geen
wapenstilstand opleggen. De Markerwaard, ofnaar de tegenstanders
liever zeggen het Markermeer, staat volgende week vrijdag 14 maart weer
icn b in het middelpunt der belangstelling. Nu omdat feestende studenten in Delft
een discussiedag over de veertigduizend hectare „inpoldering” op poten
hebben gezet. Dat is gebeurd in samenwerking met het Koninklijk Instituut
voor Ingenieurs. Toppers binnen het strijdperk derhalve.
Commissaris der koningin Roel de Wit zal weer zijn pleidooi houden vóór
-inpoldering. Politicus Jan Terlouw en Henri Goverde van de Vereniging tot
Behoud van het IJsselmeer zullen hem wederom met graagte tegenspreken.
Andere woordvoerders op het symposium: ir. Koekebakker, planoloog aan
de Delftse Hogeschool en de heren Frieling en Hooning, respectievelijk
verbonden aan het projectbureau Almere en de Dienst Zuiderzeewerken.
Op deze pagina vast een voorproefje van die bijeenkomst. Behalve inleider
Koekebakker komt ook ir. Minderhoud aan het woord. Hij is een
gepensioneerde landbouwkundige, die tussen ’46 en ’63 verbonden was aan
de voorloper van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders.
--
9S*
il atie
er vanaf
De Inpoldering van haf IJeeelmeer volgene da Rljkadlamrt voor het Nationale Plan uit 1949. Het plaatje
Hef einde van de dijk Enkhuizen-Lelystad
bij Lelystad door velen gezien als eerste
aanzet tot inpoldering van het Markermeer.
HD 3
niet de belangrijkste feitelijkheden
veranderd, maar wel de waardering
ervoor”.
Ir. X. P. Minderhoud: Natuurlek moet de
inpoldering doorgaan!
Een van de vele tegenstanders van
inpoldering is ir. P. H. Koekebakker,
wetenschappelijk medewerker planologie
aan de technische hogeschool in Delft en
eerste inleider bij het Markerwaard-
symposium op 14 maart. Koekebakker
is er niet rouwig om, dat een beslissing
over de Markerwaard waarschijnlijk
voorlopig achterwege zal blijven als
gevolg van’s lands economische malaise.
Daardoor wordt tijd gewonnen om alle
voor- en nadelen van inpoldering nog eens
heel zorgvuldig te overwegen, en in te
passen in een structuurschets voor
noordwest-Nederland.
Is er dan al niet lang genoeg gestudeerd
over deze zaak?
Koekebakker: „Er is nooit goed
bekeken wat het gevolg is van inpoldering
voor de omgeving. Het Markerwaard-
vraagstuk is tot nog toe te veel op zichzelf
beschoüwd, los van de effecten op het
omliggende gebied”. In een nieuwe, veel
breder opgezette studie zou men de
gevolgen voor het omliggende gebied op
een rij kunnen zetten, zowel de gevolgen
van een droge Markerwaard, als die van
een nat Markermeer.
De Delftse wetenschapper is er vóór,
dat het onderzoek uit handen wordt
genomen van het ministerie van Verkeer
en Waterstaat. Dit departement heeft zich
in het verleden te veel met de
waterstaatkundige werken in het
Ijsselmeer geïdentificeerd. Het is zo sterk
betrokken bij de inpoldering, dat het er
belang bij heeft. Verkeer en Waterstaat
kan niet neutraal staan tegenover
voorstellen om de Markerwaard nat te
houden.
Koekebakker vindt dan ook, dat de
Rijks Planologische Dienst het onderzoek
zou moeten leiden. Deze dienst is gewend
aan een aanpak, waarbij alle voor- en
nadelen van plannen voor zowel het
Maar de boeren dan, die aan de rand
van de groeiende steden hun bedrijf prijs
moeten geven aan de woningbouw?
Koekebakker geeft toe, dat er boeren
geholpen zouden zijn met wat extra
ruimte in de Markerwaard. Hun aantal is
echter zo mariginaal, dat naar zijn mening
per saldo toch eerder een negatief, dan
een postief effect op de landbouw isjte
verwachten bij inpoldering van de
Markerwaard.
Over de bestemming van de
Markerwaard als plaats voor een tweede
nationale luchthaven is de TH-
medewerker gauw uitgepraat. Blijkens
het structuurschema
burgerluchtvaartterreinen is de
Markerwaard voorlopig helemaal niet
nodig. En dan ging men in dit
structuurschema nog uit van een groei
van het luchtverkeer, zonder dat de
stijgende brandstofprijzen in de
prognoses waren ingecalculeerd.
Koekebakker verwacht, dat het
structurele tekort aan brandstof en de
daardoor stijgende prijzen sterk
remmend zullen werken op de groei van
het luchtverkeer.
Een verplaatsing van de luchthaven
Schiphol naar de Markerwaard uit
overwegingen van geluidshinder lijkt hem
weinig zinvol, omdat men in dat geval
toch niet zal kiezen voor een volledige
kapitaalvernietiging. Schiphol zou dan
toch als aanvullende luchthaven blijven
bestaan, waardoor het
geluidshinderprobleem maar
betrekkelijk zou verminderen. De
geluidshindercontouren zouden een
gebied blijven beslaan, dat maar weinig
minder omvangrijk is dan het bestaande
geluidshindergebied
4
w
I
r t
de bedrijven nu groter moeten worden,
toch blijven er honderden landbouwers
over die in de Markerwaard geholpen
kunnen worden. Uiteraard zullen er wat
vissers moeten omschakelen maar dat ziet
de Wageningse ingenieur niet als een
groot bezwaar. Hij vertelt met smaak van
de luide protesten die destijds klonken
toen Urk werd ingesloten. „Het dorp had
toen zesduizend inwoners en men vreesde
een teruggang naar de helft van dat
aantal. Het zijn er nu twaalfduizend.
Bovendien denk ik dat heel wat vissers
niet meer naar de tijden van toen zouden
terug willen. Ach, Urkers en ook
Volendammers zijn ondernemende
mensen, die vinden er wel wat op”.
Minderhoud heeft geen oordeel over de
eventuele vestiging van een tweede
nationale luchthaven in de inpoldering.
„Dat is een kwestie van wegstrepen
geweest. Waar zouden ze hem anders
willen leggen?” Hij waagt zich evenmin
aan bespiegelingen over de kansen op
drooglegging nu Nederland een minister
van Financiën heeft (Van der Stee) die
jaren de landbouwbelangen heeft
verdedigd. „Misschien was de beslissing
gevallen als hij in het vorige kabinet op
die post had gezeten. Maar toen had je
Duisenberg. Links en toch zuinig. Nu is
het alleen maar moeilijker geworden,
want een drooglegging gaat kapitalen
kosten”.
H I
j
j
i
Die feitelijkheden zijn in de ogen van
Minderhoud de noodzaak van de
afsluiting van de Zuiderzee, de noodzaak
van een zoetwaterreservoir middels het
Ijsselmeer en de ruimtebehoefte van de
Nederlandse samenleving. „Zeventig jaar
geleden toen ik naar school ging leerden
we dat ons land zes miljoen inwoners had,
nu zitten we voorbij de veertien”, doceert
de rijzige Wageninger. Dat afsluiting geen
luxe was moge blijken uit het feit dat in
1916 nog de helft van Noord-Holland door
een overstroming onder water kwam te
staan. Terug in Haarlem zou ik dat zo
kunnen nakijken. De Afsluitdijk uit 1932
draagt die naam niet zomaar. Het jaar
tevoren was de Wieringermeerpolder als
eerste van de vier beoogde plassen water
leeggemalen.
Minderhoud meet zich geen pretenties
aan aangaande de voorziening van
drinkwater. Wel meent hij te weten dat
met het oog déarop de Markerwaard geen
Markermeer behoeft te blijven. Immers,
ten noorden van de bestaande dijk
Enkhuizen-Lelystad is een
wateroppervlak van 125.000 hectare en
dat zou toch voldoende moeten zijn. En
tenslotte verloochent de geboren Zeeuw
die de ingenieur is, zijn afkomst en
levenswerk niet: de behartiging van de
belangen van landbouw en veeteelt.
„Merkt u dat niet aan wat ik zeg”,
informeert Minderhoud schalks als hem
wordt gevraagd of hij een boerenzoon is.
Wis en waarachtig derhalve.
Zou de Markerwaard bijna uitsluitend
voor de landbouw worden benut dan
kunnen boeren zo ongeveer 35.000 hectare
nieuw land verdelen. Voor zeven- tot
achthonderd gezinnen zou er een
rendabel bedrijf geschapen kunnen
worden. „De boeren willen wel”,
herinnert Minderhoud zich ten
overvloede. „Kijk er de landbouwbladen
maar op na. In Nederland zitten we nog
altijd met tal van bedrijven die slecht
verkaveld zijn en te gering van
oppervlakte. Dat zou je kunnen wijzigen
door stukken grond bij elkaar te voegen
en boeren te compenseren via grond in de
Markerwaard. Ik weet dat jaarlijks
tienduizend hectare landbouwgrond
verdwijnt, overigens niet alleen ten
behoeve van huisvesting.
Tegen een hoeveelheid nieuw land van
veertigduizend hectare lijkt het niet veel.
Maar je kunt er veel boeren mee helpen.
Dan denk ik aan bedrijven van veertig- tot
vijfenveertig hectaren. Dat is al weer een
kwart minder dan de mammoetbedrijven
die ons zeven jaar geleden voor ogen
stonden. Toen ik in ’46 in Emmeloord
begon hebben we in de Noordoostpolder
kavels gemaakt, die voor driekwart niet
groter waren dan 24 hectaren. Al zouden
betrokken plangebied zelf, als het gebied
daar buiten, in een afweging worden
betrokken. De afweging zelf is een
kwestie van politieke keuzen, die niet aan
ambtenaren kunnen worden overgelaten.
Maar het aandragen van
afwegingsmateriaal is dagelijks werk
voor de RPD. De inpoldering van de
Markerwaard mag volgens Koekebakker
niet langer worden beschouwd als een
puur waterstaatkundig werk, als het
sluitstuk van het IJsselmeerproject, het
grote plan van ir. Lely. Het gaat hier om
een planologische zaak. En de betekenis
van de Markerwaard voor de planologie
van Nederland kan volgens Koekebakker
niet worden losgekoppeld van de
betekenis van het Markermeer voor de
Nederlandse planologie.
De keus is zeer principieel. Men zal
moeten kiezen tussen:
het kortsluiten van twee
groeigebieden van de noordelijke
Randstad, te weten het Overloopgebied in
noordelijk Noord-Holland en Flevoland
(met de groeisteden Almere en
Lelystad); het open houden van een
grootschalige centrale open ruimte als
uniek stilte- en rustgebied op korte
afstand van de Randstad.
Van de oorspronkelijke bedoeling van
inpoldering van de Markerwaard staat
naar de mening van de Delftse planoloog
weinig meer overeind. Jaren geleden, toen
de fabriekspijpen nog tot in de hemel
groeiden, toen nog alom het geloof heerste
aan een onbeperkte economische
expansie, dacht men aan de grond tussen
Amsterdam en IJmuiden tekort te
hebben, om alle bedrijvigheid te kunnen
huisvesten. Het idee ontstond om het
Noordzeekanaal in oostelijke richting kon
verlengen, voorbij Amsterdam, het
Ijsselmeer in. De verlenging van het
Noordzeeknaal in oostelijke richting kon
worden verkregen in de vorm van het
water tussen zuidelijk Flevoland en de
Markerwaard, het Oostvaardersdiep. Op
de oevers van dit „kanaal”, in beide
nieuwe polders dus, was de ruimte die
men nog nodig dacht te hebben voor
industrievestiging. Maar zie, er bleek een
eind aan de groei. Koekebakker wijst er
op, dat Amsterdam er nog niet eens in is
geslaagd, om alle braakliggende
zandopspuitingen in het westelijke
havengebied met bedrijven te vullen.
Een ander argument om de
Markerwaard in te polderen was destijds
de winning van nieuwe landbouwgrond.
Ook dit argument is intussen verouderd,
zo meent Koekebakker. Het geloof in de
grote uitgestrekte bedrijven, waarvoor de
nieuwe Flevopolders de ideale ruimte
boden, heeft grote landbouwoverschotten
opgeleverd. Men breekt zich het hoofd
over wat men met de structurele
overproduktie moet aanvangen. Men
komt terug van de filosofie van Mansholt.
Er is een kentering, een tendens naar
kleinschaligheid. Hoe meer grote
bedrijven erbij kwamen, hoe meer kleine
er over de kop gingen. Koekebakker
denkt dan ook, dat de tijd van de stichting
van nieuwe grote landbouwbedrijven,
waarvoor inpoldering van de
Markerwaard nuttig had kunnen zijn,
voorbij is.
de Markerwaard ook maar één probleem
op het oude land oplost, dat niet beter op
het oude land zelf is op te lossen.
Maar ook over alternatieve ideeën, zoals
dat van ir. L. W. Lievense, waarbij het
Markermeer de waterkracht moet leveren
voor de opwekking van elektriciteit, is hij
niet wild enthousiast.
Waarom niet, het Markermeer blijft
dan toch nat en open?
Koekebakker: Het Markermeer wordt
dan een diep stuwmeer, met een
waterstand die ver boven die van het
Ijsselmeer uitkomt. Het bodemleven kun
je met zoveel meters extra water er boven
(twintig meter) wel afschrijven. Maar juist
dat bodemleven (met name bijvoorbeeld
de driehoeksmossel) maakt het
Markermeer tot een hoogwaardig
voedselgebied voor allerlei vogels. Het
ecologisch systeem zou door een
stuwmeer-Markerwaard ernstig worden
aangetast. Bovendien zou het gebied
worden opgevuld met een hoge dijk en
vierhonderd windmolens, die de
bestaande openheid afbreuk zouden
doen. Hoogspanningsleidingen, die
eveneens onvermijdelijk zijn in het plan
Lievense zijn verder schadelijk voor de
trekvogels.
Ir. Koekebakker geeft toe, dat het een
spectaculair idee is van Lievense. Maar
daarvoor leent de lege ruimte zich dan
ook uitstekend. Koekebakker kan zich
levendig voorstellen, dat het voor technici
een uitdaging is om iets van de
Flevopolders te maken. Hij kent dat uit
eigen ervaring. Als stedebouwkündige, in
dienst van de Rijksdienst voor de
IJsselmeerpolders, is hij persoonlijk
betrokken geweest bij het ontwerp van
nieuwe steden op nieuw land. Totdat hij,
met het natte Markermeer voor ogen nog
eens diep had nagedacht: „Waar ben ik
eigenlijk mee bezig?”
komt al aanlig In da buurt van hat huidige plan voor do Markerwaard, zij hot dat do randmeren nu vool
breder zijn gedacht on dat Markon „vrij" In hot arator blijft liggen. Tegenstanders zullen or niettemin
van huiveren. Een schrale troost Is wellicht dat vool griezeliger plannon, waarbij mot hot gehele
Utaalmeer ook nog de Waddenzee word drooggemaakt, In elk geval definitief In de curiositeltenkast
kunnen worden opgoborgen. Bijgaand nog een griezelplaatje, het plan van Van Diggelen uit 1849
(ontleend een het boek „drie eeuwen Inspiratie voor plannenmakers", uitgegeven door de Rijksdienst
voor de Usselinaerpoldera in Lelystad/.
Tenslotte zou de Markerwaard nog
kunnen dienen als extra
woningbouwgebied voor Amsterdam.
Koekebakker vindt ook dat niet handig:
de afstanden tot Amsterdam zijn onnodig
groot en men moet bovendien weer een
kanaal over. Dan kan men naar zijn
mening beter dichter bij de stad bouwen.
Hij noemt als voorbeeld het Uilenbos
project, waarbij een deel van het IJmeer
zou moeten worden aangeplemt.
Samenvattend komt de planoloog tot de
conclusie, dat op geen enkele manier is
aangetoond, dat je met de inpoldering van
Dat moet ik in Haarlem zeker niet
vergeten te vertellen, dat De Wit precies
de spijker op zijn kop heeft geslagen. Ir.
Minderhoud laat bij het afscheid niet na
duidelijkheid te betrachten. Hij is het
geheel eens met de commissaris van de
koningin in Noord-Holland. Drs. Roel de
Wit zorgde vier maanden geleden voor
enige politieke beroering in het
Noordhollandse door in „Natuur en
Milieu” nadrukkelijk inpoldering te
verdedigen. Tal van argumenten pleiten
volgens De Wit voor die drooglegging.
Maar in het collegeprogramma staat het
allemaal wat behoedzamer omschreven.
Ex-directeur en landdrost Minderhoud:
g „Als je het plan bekijkt dat vier jaar
J geleden in meerderheid is aanvaard door
I de Raad voor de Waterstaat, nou daar
J druipt het milieu van af. Als je een halve
eeuw terugkijkt dan was dat helemaal
niet aan de orde. Het woord milieu
bestond niet eens. Mensen die nu zeggen
dat ze dat belang willen verdedigen en de
5 Markerwaard niet willen inpolderen
1 moeten daarvoor met argumenten komen.
2 Het is de bewijslast omdraaien als men
J van je gaat eisen aan te tonen waarom het
wel moet gebeuren. Kijk, in 1918 heeft
t Lely er die wet doorgekregen. Daarbij
ging het om de afsluiting van de Zuiderzee
en om de inpolderingen. Wat er precies
allemaal op dat drooggelegde land moest
gebeuren, daar had men toen ook slechts
vage ideeën over.
Wel had ook de Markerwaard inmiddels
al polder moeten zijn. In de jaren vijftig is
i echter de voorkeur gegeven aan een
5 andere volgorde. De politiek besloot te
I beginnen met Zuidelijk Flevoland en
- heeft de Markerwaard uitgesteld.
Waarom? Het enige element dat daarbij
meespeelde was het geld. Aan de
Noordhollandse kant was het IJsselmeer
veel dieper. Het zou dus veel kostbaarder
zijn dat deel droog te leggen. Bovendien
j bracht de investering in Zuidelijk
r Flevoland sneller geld op, omdat men
eerder gereed zou zijn. Ik ben van mening
K dat het grote werk waarmee men zestig
Jaar geleden is begonnen ook moet
worden afgemaakt. Af en toe maken wij
wel iets groots in Nederland, dat mag best
gezegd worden.
Anderzijds, ik ben natuurlijk niet blind, in
al die jaren kan veel veranderen. Maar dat
betekent in dit geval niet dat inpoldering
achterwege kan blijven. Sinds 1918 zijn
Milieu druipt
4
k
H
V
aart