Ik 4 H 4 Hanenvechters w- ANIMALLITEITEN 1 ib 1 i 1 L öii I 1 sprak met Paul van der Gaag, de oprichter van de Stichting Belangenbehartiging Uitvinders over octrcoi-aanvragen Boos Daardoor moet de wet worden veranderd. En de malafide fabrikant worden bestreden. Onze verslaggever Pieter van de Vliet Niet iedereen Uitkijken ok jKN on. Gouwe handel door Pieter van de Vliet Het lijkt een gewoon stopcontact. Paul van der Graag uit Noord-Scharwoude steekt een spijker in het ene gat, daarna in het ander. En vervolgens in beide gaten. Elektrocutie heeft niet plaats. Toch staat er stroom op. De schemerlamp wil er best op branden. Een uitvinding. Zo simpel als het maar kan. Het ei van Columbus. Paul zegt niet hoe het in elkaar steekt. Met andere uitvindingen heeft hij dat wel gedaan. Met het gevolg dat ze werden gejat en hij bijna failliet ging. De kleine uitvinder pikt het niet langer. Hij is het gejat zat. Het beschermen van zijn uitvinding moet beter en goedkoper kunnen. 1 F 1 De kleine uitvinder is het gejat zat en ;lse van ren (foto links) Uitvinder Gaag met vrouw uit Noord-Scharwoude met de spinmixei jke -ste >g rel nt ?eu ROOS M tel >r De octrooigemachtigde zei dat we beschermd waren. Nou, dat hebben we gemerkt”, zegt Paul. Hij zwaait boos met een stapeltje brieven. Beschermd ben je pas als je octrooi wordt verleend. Dat gebeurt maar in ruim 30 procent van de gevallen. „En we dachten nog wel dat we het goed met die firma op Texel hadden geregeld. Ze zouden spinnewielen volgens mijn vinding maken en die zou ik op de markt verkopen. Twee maanden krediet kreeg ik. Door in twee maanden tachtig spinnewielen te verkopen zou ik die schuld kunnen aflossen. Maar na een maand al wilden ze hun geld. En intussen gaan ze gewoon door met de produktie en verkoop van de spinnewielen. Alleen zie ik er geen cent van”. Het kost van der Gaag alleen maar geld. De advocaat bijvoorbeeld. De zoveelste die hij inschakelt in een poging recht te krijgen waar het niet te halen valt. Mr. J.G.M. van Meel uit Alkmaar sommeert het bedrijf in Texel de produktie van de spinnewielen onmiddelijk te staken. De firma schrijft een brief terug: „Volgens onze inlichtingen heeft de heer Van der Gaag een onctrooi-aanvradg ingediend. Omdat deze nog niet ter inzage is gelegd, is het voor ons niet mogelijk na te gaan of de aanvraag betrekking heeft op een constructie die door ons in de spinmixer wordt toegepast. Ook kunnen wij nog niet door een deskundige laten beoordelen in hoeverre er een redelijke kans bestaat dat terzake van de aanvraag mettertijd octrooi zal worden verleend. Wat er ook zij van dit alles: zolang er geen octrooi is verleend, bezit de heer Van der Gaag geen exclusieve rechten en hebben wij zijn toestemming dus ook niet nodig” Van der Gaag: „Je hoeft niet eens snugger te zijn om te begrijpen dat met dat laatste zinnetje gewoon keihard wordt toegegeven dat ze het gepikt hebben maar datje hen niets kan maken”. De kleine uitvinder heeft al eens eerder de neus gestoten. Hella belde de fabrikanten. Interesse? Natuurlijk hebben ze interesse. Maar je moet er wel zelf naar toe. Het hele land ben ik door geweest, op eigen kosten. Tot ik een firma vond die het kocht. Vijfduizend gulden voor het idee en twee gulden per verkocht moduultje. Dat zit gebakken denk je dan. Maar dan begint het gezeur. We hebben het te druk, het kost moeite ze te laten maken, zeiden ze bij die firma. Nou, zeg ik, dan doe ik het zelf. Dag en nacht zijn m’n vrouw en ik op zolder aan het solderen geweest; van de firma hadden we voor vierduizend gulden aan onderdelen gehad. Toen we er mee klaar waren, zeiden ze: we verkopen ze niet, we hebben er geen tijd voor. Dat was een regelrechte rotsmoes. Misschien heeft die firma mijn idee wel naar het buitenland verkocht, hoewel daarop een boete van honderedduizend gulden staat, contractueel vastgelegd. Dat moduultje kan je namelijk ook heel goed op een videocamera aansluiten en dan kan je zonder kabels werken. Wist ik nou maar waar dat ding is gebleven, maar ik weet het niet. Je bent rechteloos. Het beste wat je kan doen is twee nachten niet slapen, vervolgens vergeten dat er nog vijhonderd van die krengen op zolder liggen en dan aan iets anders beginnen. Want laat je het hoofd hangen dan is je creativiteit weg en word je chagrijnig. Je moet maar denken: het was een leuk dingetje en er zijn meer leuke dingetjes die je bedenken kan.”. De met een soort Stanley-mesje uitgeruste flesopener annex schenktuit bijvoorbeeld. Sinds Van der Gaag het in het NOS-televisieprogramma „Sprekershoek” opnam voor de kleine uitvinder is er plotseling belangstelling van industriële zijde voor dat vindinkje. Een van die fabrikanten neemt hem tot zijn niet geringe verbazing serieus. „Niet de hele Nederlandse zakenwereld is rot. Al zullen we als Stichting klompen over de leem omlaag. Tei stop te me wild in de mand. „Au, nondeju’. hij had zich aan mijn messen openge haald. Geradbraakt door de woeste ga lop in de mand en opgewonden door wat ik gezien had, raakte ik versuft. Belangenbehartiging Uitvinders (tel. 02260-2256) er naar moeten streven een blad uit te geven met een zwarte lijst van managers die je neppen”. Op een congres van de NIMA, een managersclub, zijn mijn vrouw en ik onlangs uitgenodigd. We mochten er als kleine uitvinders niks zeggen, alleen als een soort clownsnummer in de pauze een demonstratie geven. M’n vrouw achter het spinnewiel en die heren de boel maar afkatten. Maar diezelfde mensen deden later onder elkaar erg enthousiast over dat spinnewiel; goeie handel vonden ze het. Dat heb ik toevallig opgevangen”. „Ik ben ervan overtuigd dat ze m’n veilige stopcontact waar ik bij ben zullen kraken, maar achter m’n rug zullen prijzen. En dat ze, als ze de kans krijgen, het zullen produceren. Al zullen ze eerst zeggen dat ’t niks is omdat ze dan met hun voorraad conventionele stopcontacten blijven zitten”. „Een van de driehonderd mensen die reageren op de televisie-uitzending was een invalide in een rolstoel. Hij had allerlei voor gehandecapten aangepaste dingen uitgevonden, zodat die mensen óók de wasbak kunnen gebruiken en in de spiegel kunnen kijken. Dat ze zijn uitvindingen namaakten, zonder dat hij er een cent voor kreeg, kon hem niks schelen. Wel dat er in de winkel woekerprijzen voor werden gevraagd. Want er is een prima markt voor, elke dag komen er in Nederland dertien rolstoelpatiënten bij. En de sociale instelling betalen toch wel. Ze kunnen dus vragen wat ze willen”. „Dat ze iets pikken is niet het ergste. Maar het gebeurt vaak zo, dat je aan de rand van de afgrond komt. Iemand vertelde me alleen nog televisie en telefoon te hebben. Z’n vrouw moest werken om uit de schulden te komen”. „Je moet ontzettend uitkijken. Door je handtekening te zetten kan je je kop in de strop steken. Een Belg deed me een schitterend aanbod. Hij zou een apart bedrijf oprichten om mijn uitvingen tot ontwikkeling te brengen. Zeer kapitaalkrachtige personen zouden het financieren. Ik zou niet alleen wereldvermaard worden, maar er zou zelfs een zetel in de beheersraad voor mij gereserveerd worden. Vroeger zou ik me misschien zó gevleid gevoeld hebben dat ik meteen getekend had. Maar daar stink ik nou niet meer in”. „Waarvoor je ook moet uitkijken dat zijn die advertenties die tenminste tienduizend gulden voor winstgevende ideeën beloven. Je weet nooit hoe of wat en je bent er ingeluisd voor je het weet. Ik heb ’s met zo’n club gebeld, Iets duisters in Liechtenstein. Een mevrouw aan de andere kant van de lijn zei in gebrekkig Duits dat de directeuren toevallig met vakantie waren en of ik mijn ideetje wilde opsturen, dan zou het allemaal keurig voor elkaar komen”. „Je wordt aan alle kanten genept en dan moet je ook nog opboksen tegen deskundigen die het altijd zelf het beste weten en vooral niet willen weten dat minder geleerde mensen ook wel eens iets goeds kunnen bedenken „Neem nou eens zo’n prijsvraag van de Stichting Geluidshinder. De opdracht was een geluidswal langs een drukke weg of spoorlijn te maken. Deskundigen, zoals ingenieurs en zo, konden er vijfduizend gulden mee verdienen. Anderen, zoals u en ik, hooguit 750 gulden. Daarbij komt dat je afstand moest doen van elke vorm van copyright”. „De overheid kan er ook wat van. Twee Vlaardingse politie-agenten vinden een kentekencomputer uit. Het ding werkt feilloos. Een druk op de knop en je weet of er met een bepaalde auto iets aan de hand is. Maar het apparaat wordt niet gebruikt. Want bij binnenlandse zaken zijn iets dergelijks aan het ontwikkelen. En die dure mensen van TNO kan je toch niet zo maar aan de kant schuiven? Die agentjes wel, ook al hebben die er dan twintigduizend gulden uit eigen zak ingestoken. Daarom: stop nooit iets in een ideeënbus. Want als arbeider krijg je maar een schijntje en het octrooi is voor je baas”. Van der Gaag, ook nog chauffeur op een touringcar, vindt ondanks alles niet dat hij tijd en geld verspilt. En ook zijn vrouw vindt het gelukkig nog spannend met een uitvinder getrouwd te zijn. „Ze mogen gerust tegen me zeggen dat ik met molentjes loop. En dat ik goed gek moet zijn om hiermee door te gaan. Als ik met mijn stichting nou maar een paar uitvinders kan helpen, dan is dat voor mij de mooiste uitvinding waarmee ik ooit ben bezig geweest”. tekst, numor 1, zijn st klei- n de jn el iet id in t in „Dat was in de tijd dat die tv-spelletjes opkwamen. Dat was gouwe handel. Maar je moet wel vlak voor de buis zitten om te kunnen spelen. Ik prakkizeren: zonder snoertje moet het toch veel gemakkelijker wezen. Ik bedenk: een moduultje er op en dan het op afstand. M’n buurman Jan, een aannemer, is meteen hartstikke enthousiast. Hij leent me tweeduizend gulden om het te ontwikkelen. M’n vrouw a >St en üd m t t r in- loog m ;ie /an iet e. ir de t m esen, ?bod L n al i Zijn spinnewiel bijvoorbeeld. Een bedrijfje op Texel maakt ze. Maar Paul krijgt er geen cent voor. Gepikt? Dat mag je niet zeggen, ook al is het zo. Het spinnewiel ziet er wat stuntelig uit. Op het eerste gezicht het aarzelende begin van een doe-het-zelver. Maar het is een gekwiekste vereenvoudiging van het orhodoxe apparaat. Zonder trapwerk en met sterk vereenvoudigd handwerk. Aangedreven door een mixer, die doorgaans toch maar in de keuken werkeloos staat werken ze snel en feilloos. Een prima apparaat voor mensen die door omstandigheden niet meer zo uit de voeten kunnen, of niets met hun voeten kunnen. Een invalide vrouw heeft Paul gebeld, gezegd dat zijn spinnewiel voor haar een uitkomst zou zijn. „Die mats ik. Ik heb nog vijf prototypes op zolder. Ze krijgt er een voor niks want zo’n prototype is toch niet helemaal af, een beetje scheef. Daar kan je met goed fatsoen geen geld voor vragen”. Goed fatsoen. Velen, met wie kleine uitvinders te maken krijgen, ontberen dat. „Ik ben nog maar weinig Ghandi-figuren tegengekomen”, zegt Paul. Van der Gaag is bij een octrooigemachtigde geweest. Die zette zijn octrooi-aanvraag om in octrooi-taal. De octrooiraad moet er over beslissen. Het kostte 1400 gulden. En dat is nog goedkoop. De bruine leek oppermachtig totdat hij raar begon te tollen. Een oog was ge raakt. Ze leunden vermoeid tegen el kaar aan, maar werden door hun bazen opgejaagd. ’Allez, verdoeme, vechten'. Als in slow motion pikten ze langzaam. De bruine stortte neer, de witte wankel de en zette een poot op het lijf van zijn tegenstander. Ineens ging mijn mand open. De hand van Tei greep me vast. Ik moest eruit. Ik was versuft van schrik. Hij begon iets met garen om mijn poten te wikkelen. Ik begreep. Het drong tot me door, dat ik maken. Sparring partners, zo begrijp ik nu, van het zwakste allooi. Ze mochten en konden me niets doen. Hun sporen waren omwikkeld. En ik? Ik wist nog niets van die vlijmscherpe mesjes aan mijn sporen. Hoe zou ik ook? Het leven op het erf was aangenaam. Ik zag natuur lijk wel, dat d’n Tei (de zoon van mijn eigenlij ke baas de boer) zich opwond en me aanspoorde om fel van leer te trekken bij de training. Maar voor mij was het allemaal gekeuter, allemaal pronkerij zonder risico. Vanochtend was d’n Tei zo zenuwachtig als een kind. Hij aaide me en kletste tegen me. Ik werd er knap door geïrriteerd. Ik werd kwaad om al dat gezever en hakte hem in zijn hand. Ik verwachtte een opdonder te krijgen. Maar hij zei;„goed zo, goed zo’. Hij pakte me op, zette een kapje op mijn kop, waar ik het behoorlijk benauwd van kreeg en stopte me in een mand. Wat nu? Het eerste wat ik deed was net zo lang wor stelen in die rieten ruimte tot ik het kapje kwijt was. Met de auto reden we tot aan de kerk. Het was er behoorlijk druk. Klompen kletterden op de kasseien. Als een processie trok een stoet mannen de leemweg op, naar boven, naar een bongerd, waarvan de meikersen schitterend bloeiden. De mannen (en ik ook niet moet ik eerlijk zeggen) hadden daar nauwelijks oog voor. Een dof gemurmel van stemmen begeleid de het klompengeklots. Door de openingen in de mand zag ik dat iedereen bij de wei geld moest betalen om de boomgaard in te mogen. Tei niet. Hij wees naar de mand' Ik vertrouwde de zaak niet meer. Daar kon het vrolijke geklepel vanuit de kerktoren niets aan veranderen. Ik besloot goed op te letten. Ik zag in het midden van de kersebomen een cirkel uitgezet. Een laag net met stokken in het rond. Er zaten al mannen omheen, op kisten, krukjes, die ze zelf hadden meegenomen. Aan de buiten kant van de bongerd stonden kerels omlaag te kijken naar het dorp. Later begreep ik waarom. Op een paar meter afstand van de cirkel, die de vechtplaats bleek te zijn, rolde een man een zeiltje open. Hij gooide er rondjes met cijfers op. Ik hoorde de mannen luid roepen: honderd franks, vijfhonderd franks. Ze kregen vuurrode koppen onder hun klak. Ze wonden zich op. Later zou dat nog erger worden, toen het eerste gevecht begon. Een gevecht tussen twee hanen, niet tussen die kerels. Die zaten schreeuwend en weddend en opbiedend toe te kijken op het afschuwelijkste, maar toch ook fascinerendste wat ik ooit zag. Twee enorme hanen stonden tegeno ver elkaar. Ze hakten met hun snavels op elkaar in. Ze klauwden met hun gespierde poten naar elkaar toe. In het zonlicht dat tussen de bloesem doorviel zag ik iets aan hun poten schitteren. Waren het wonderhanen met reflecte rende sporen? Ik keek goed en zag de mesjes. Onder het gekrijs van de kerels er omheen, joegen ze achter elkaar aan. Bloed kleurde het wit van de ene haan. an de gesteld litgeve- ■schjjnt samen f 195. Ik kwam weer bij. toen de deksel omhoog ging en de vrouw van d’n Tei me losliet. „Pas op, voor de messen’. Ik vluchtte de mestvaalt op. „Het is afge lopen met dat gedonder’ hoorde ik tegen Tei schreeuwen. Bloedspetters vormden een spoor naar de deur van de boerderij. Oef! Wat ben ik blij dat er politie is. Ik leef tenminste nog en als de gendar mes niet waren komen opdagen was het maar de vraag geweest of ik nog victo rie had kunnen kraaien. Ik kan nu ten minste voorlopig zonder zorgen rond stappen op het erf. Ik mag er dan ge vaarlijk en strijdlustig uitzien, als vechthaan heb ik ook maar een klein hartje. Bovendien, ik moet gewoon. Dacht je dat ik niet liever een doodge wone boerderijhaan had willen zijn; met een lekkere toom kippen waar ik de baas over had kunnen spelen? Mijn baas, of liever de zoon van de baas, vindt het nodig goede sier te maken met mijn lijf, met mijn kwaliteiten. Ik krijg wel prima te eten, het beste van het beste, zelfs geklutste eieren, waar de hennen voor moeten zorgen, maar wat koop ik er allemaal voor? Ik heb de pech gehad dat ik er al jong als een vent van een haan uit zag.Ik was daar niet een beetje trots op. Een pracht van een kam, Sporen als dolken. Kraaikracht tot kilometers in de omtrek. Arrogantie tot aan de wolken. De hele dierenwe reld aan mijn voeten. Ja ja. Tot aan vanmiddag. Ik moet je zeggen, dat mijn hart steeds kleiner werd, daar op die heuvel achter de kerk. Ik was er op voorbereid, natuurlijk, om te vechten. Maar tot nu toe was het allemaal spelen. Er werden kleine haantjes tegenover me gezet, die ik zo omver kon blazen als ik mijn borstkas opzette, wat pikte en dreigde met mijn sporen. Die haantjes konden mij niets Hij heeft met die bril in het hartje zomer op een terras gezeten. Zelfs in Amsterdam viel dat op. Wat de mensen daar over zeiden. Dat was genieten. Daar kan de commercie toch niet tegen op. voor mijn leven (en de centen van die kerels rond de vechtplaats) moest knok ken. Ik hoorde hoe de dooie bruine haan voor vijftig frank verkocht werd voor de soeppan. Tei wreef me over mijn lijf, gaf me een paar porren en riep maar: „pak ’m, pak’m’. Hij wilde me achter het net in de cirkel zetten. Gekrijs van de mannen aan de buiten kant van de wei: „weg wezen, de gendar mes’. Paniek. De man met het zeiltje gooide alles in de greppel en rende door een sloot. De mannen met de krukken vielen en gleden en glibberden op hun Raymond be schouwt zich niet als een uitvinder. Al heeft hij octrooi aange vraagd op een demon tabele ordnerklem. Al is van hem exclusief bij het Nieuwscentrum op het Spui het spel Flush te koop, ooit als punk achtig beschreven in een avantgardistisch Frans tijdschrift. Van de uit twee aan el kaar gelaste bromfiets achterlichten vervaar digde bril met uitneem- bare hel gekleurde gla zen bewaart hij zijn herinneringen. B, Xf(^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 25