Letterkast
De gekwetste onschuld,
van Paul Verhoeven
n
ff
3
L
p
p
I:
p
ld;
rijf
John Oomkes
sen van vele liters volle melk in hun omhul
sels horen.
Er klonk een gedempt „ach nee” uit de
mond van de twen terwijl het pak melk
vanaf schouderhoogte uit de hand van de
supermarktkoopman naar beneden suisde,
Ik wendde mijn blik af, Een doffe plof was
alles wat er te horen viel. Geen gepiep,
anders dan dat van de kassa’s. Dat was de
muis zijn eer te na, dacht ik.
Hij was lumbaal geraakt. Zijn onderlijf
was verpletterd, maar zijn voorkant leefde
nog.
„Kijk nou toch, zijn pootjes bewegen nog!
riep de twen de bedrijfsleider toe, met iets
van hysterie in haar stem. „Doet u er wat
aan, snel!”
„Is-ie dood?” vroeg de stofjas, terwijl hij
zijn vingers uit zijn oren haalde. Zijn baas
antwoordde niet, maar leek wat aangesla
gen door zijn eigen moorddadige plan en de
mislukking daarvan, die in verminking had
geresulteerd. Het pleit voor hem, misschien
valt hij toch wel meè, hij doet ten slotte ook
maar zijn plicht, dacht ik. Maar mijn gewij-
f
-w-^e gestofjaste bediende had begrepen
wat zijn baas van plan was. Lafhartig
verwijderde hij zich enkele meters: de
uiterste consequentie van de jacht kon hij
niet aan. Hij stopte zijn vingers in zijn oren.
een lekker bekkie om te pijpen’. De act slaat
in. Op de rij achter me wordt de afspraak
„om dat ook es te flikken’ plechtig bekrach
tigd.
Hoewel de jonge hoofdrolspelers na dat
drieste avondje uit wat meer vlees, bloed en
geraamte krijgen en het langzaam duidelijk
wordt wie we achter de Spetters dienen te
zoeken, zit ik niet zo rustig meer. Elke vol
gende scène of situering doet onwerkelijk
aan, alsof Verhoeven de werkelijkheid zo
ingedikt heeft, dat het extract niet meer te
zuipen is. Ach, hij is niet kinderachtig wat de
sex betreft, maar het niveau waarop de
Spetters vleselijke lusten nastreven, is toch
van een betrekkelijke achterlijkheid. Twee
stelletjes die onafhankelijk van elkaar in
een bouwperceel de liefde willen bedrijven,
maar daar door verschillende omstandighe
den niet toe in staat zijn acteren opwinding
voor elkaar. De zaal juicht het uit bij deze,
kennelijk in de zienswijze van Verhoeven
primaire reactie. We zullen toch niet met een
parodie van doen hebben?
In een hap- en snapmontage volgen we
verder het onstuimige leventje van drie
dorpsjongens, die alles doen om met de sleur
van het bestaan te breken. Wat die sleur dan
voorstelt, voltrekt zich buiten beeld. Slechts
het najagen van bedpartners en gemotori
seerde sportroem krijgen we ronkend voor
geschoteld. Tussen het schakelen van de
-g- -ritgezien heb ik de film niet; dergelijke
slotscènes kan ik met een aan zeker-
heid grenzende waarschijnlijkheid
voorspellen. Niet omdat de finale aan de
realiteit ontleend is, maar aan Verhoevens
gruwelijk door de penningen verwrongen
beeld daarvan. De rauwe clichématigheid
van het gedrag van de „Spetters’ in de film
zal aanslaan bij de kijkertjes, zo moet deze
Nederlandse regisseur hebben gedacht. Als
ik zo in de pauze het gedrag van de aanwezi
gen taxeer en later voor de bios hetzelfde
motorenarsenaal als in Spetters aantref,
dan moet ik hem gelijk geven. Verhoeven
verwringt de werkelijkheid desnoods indi
rect wel. Het loont immers?
Jammer genoeg heeft de filmer minder
schaamtegevoel dan Fientje, een van de
Spetters uit zijn film. Zij geeft eerlijk toe
„plat’ te gaan voor de poen en uiteindelijk
daarmee op het verkeerde paard te hebben
gewed. Verhoeven daarentegen speelt de
gekwetste onschuld als hem de waarheid
wordt voorgehouden. Die Nederlandse film
kritiek toch! Maar ondertussen! Zolang fil
mers als Paul V. plat gaan voor de centen
ontgroeit de Nederlandse cinema nooit de
kinderschoenen. Ook dat is een brokje
schrijnende realiteit.
^ven viel er een gespannen stilte. leder-
ti een had moeite het schouwspel dat zich
nu in de volle glorie der neon-verlich-
ting aan ons vertoonde, met al zijn conse
quenties in zich op te nemen.
Op de vloer waar zoéven de kar had ge
staan, lag een reusachtige plas hagelwitte
melk, en aan de linkeroever daarvan zat een
heel klein muisje. Het grijs van zijn huidje
kwam onverwacht overeen met de kleur van
het maatpak van zijn belager. Het beestje
keek op noch om en was rustig bezig met het
lessen van zijn dorst. Voor wie goed luister
de was een licht geslurp hoorbaar.
Rennen, stom beest! dacht ik bij mezelf.Je
hebt wel geen holletje, zo te zien, maar
'vluchtwegen te over. Snel! Onder de kar
'met halfvolle melk, anders is het met je
gedaan! De muis verroerde zich niet althans
(niet anders dan om in een zo voordelig
mogelijke positie ten opzichte van de melk
vloed te geraken. Zijn snuit had een uitdruk
king waarin opperst genoegen en een lichte
twijfel om de voorrang streden.
Dat de muis zich op dit moment ten gevol
ge van de onverhoopt veranderde situatie in
een lelijk dilemma bevond, kon ik me voor
stellen. Enerzijds was daar de mogelijkheid -
misschien wel voor het eerst van zijn leven -
om zich ongelimiteerd te goed te doen aan
een godenspijs. Anderzijds was er nog een
kans om het vege lijf te redden. Maar veilig
heid werd slechts geboden door een andere
variant van de godenspijs, één die niet be
schikbaar was. Wat een marteling om weg te
kruipen onder een onbereikbare maaltijd!
Was het deze ironie van het lot die de door
slag gaf? Het muisje koos in ieder geval voor
het voortzetten van het eetfestijn.
Ondertussen was uit de menselijke gelede
ren een langgerekt, vertederd „ooohhh!” op
geklonken. Dit kon echter de overijverige
filiaalchef niet van zijn snode opzet weer
houden. Nog voordat de roep van vertede
ring helemaal was weggestorven en het ge
piep der elektronische kassa’s als een soort
space-muziek weer de oren binnendrong,
had hij een pak volle melk ter hand
genomen.
zigde kijk op de man werd snel gecorri
geerd. Zijn aarzeling om tot verder handelen
over te gaan bleek slechts te worden veroor
zaakt door twijfel ten aanzien van het vol
gende moordwapen. Nog een pak melk zou
afstuiten op het vorige, dat kon iedereen
bedenken.
Hij was tot een besluit gekomen. Hij liep
naar voren, zette een doortastende hak op de
onbedekte, spartelende rest van de muis en
liet zijn volle gewicht erop neerkomen.
T^e meeste mensen waren mompelend
t doorgelopen, de stofjas stond nog op
een afstand, dus waren slechts de
twen, haar begeleider en ik, mèt de filiaal
chef getuige van het definitieve heengaan
van de muis. De twen klampte zich aan het
(middel van haar vriend vast, terwijl er eerst
een bescheiden gekraak en vervolgens een
zacht gesop weerklonk. Het wit van de melk
rond de muis vermengde zich met zijn li
chaamsvocht tot een zachtroze substantie.
Hij is nu één geworden met dat wat blijk
baar het allerbelangrijkste voor hem was,
dacht ik plechtig, maar ik wist niet zeker of
dit wel helemaal de juiste toon was.
„Ruim jij die rommel even op,” zei de
bedrijfsleider tegen zijn knecht, terwijl hij
zijn hak probeerde schoon te maken tegen
de rand van de melkkar. Tegensputterend
ging de stofjas schoonmaakgerei halen.
De twen kwetterde inmiddels tegen haar
vriend aan over het leed dat dieren wordt
aangedaan in het algemeen en het lot van
deze muis in het bijzonder. Hij reageerde
slecht met een schouderophalen en duwde
haar zachtjes voor in de richting van de
vleeswaren.
Terwijl ik een stuk gatenkaas uit het rek
pakte, merkte ik dat ik me schuldig voelde,
Waarom? Had ik de muis op de vlucht
moeten jagen? Maar hij wilde toch blijven
drinken van de melk. Had ik die louche
grootgrutter moeten tegenhouden? Dat was
toch niet gelukt. Hij moest en zou een hygië
nische indruk maken op zijn klanten en zijn
personeel. En alles goed en wel, tot het
moment van zijn dood - nou ja, met een
kleine tussenpoze misschien - verkeerde de
muis in een staat van gelukzaligheid. Dat
mocht je willen dat je zo dood ging!
Ik gaf mezelf toe dat ik inderdaad in een
staat van gelukzaligheid zou willen dood
gaan. Maar in welke omstandigheden dat
zou moeten zijn, op die vraag kon ik zo snel
geen antwoord vinden.
oeie stemming hangt er in zo’n bio-
scoop; en het zit er, gelukkig voor de
VJ exploitant, nog eens vol ook. De film
kritiek heeft toch maar mooi over het aspect
van het succesvolle Nederlandse produkt
heengekeken. Nou ja, de aandacht bij de
verwikkelingen houden. Daar verlaten de
stappers de disco en keren in een heitere
atmosfeer nuiswaarts. D’r wordt stevig ge
vreeën achterin de zich ongecoördineerd
voortbewegende auto, een paar stevige bor
sten komen bloot te liggen. Verhoeven is niet
kinderachtig; ook hij is eens jong geweest.
De zaal leeft mee. Kennelijk wordt het
milieu herkend. Twee mietjes ontsnappen
net aan het razende voertuig. „Pak ze’,
wordt er geroepen. En ja, hoor, de film is
voldoende realistisch om ook de nog veelvul
dig beoefende vrijetijdsbesteding van het
homootjemeppen niet in de taboesfeer te
houden. „De poot’, zoals het slachtoffer beti
teld wordt, krijgt er even van langs. Verhoe
ven doorbreekt echt grenzen op zo’n mo
ment. De lippenstift komt eraan te pas om
het vrouwelijke bekkie van het bange jochie
wat meer aan te zetten. De hoofdpersonen
joelen het uit; één van de dames meent: „Wat
-w-radat het automatische toegangshekje
van de supermarkt opzij was geveerd,
-L raakte mijn boodschappenwagentje
vast in een kleine oploop van mensen. Hun
ogen waren alle op hetzelfde gebeuren ge
richt. Een in grijs maatkostuum gestoken
heer rukte verbeten aan een grote ijzeren
kar waarop kartonnen pakken met volle
melk waren gestapeld.
„Laat u toch, u vindt hem nooit meer,”
klonk een licht bekakte stem op uit het
groepje mensen. De stem behoorde toe aan
een jonge vrouw in beige regenjas, wier
gehele voorkomen er onverbiddelijk toe
noopte haar een „twen” te noemen. Zij stond
hand in hand met een managerstype in dure
vrijetijdskleding.
De aangesproken heer draaide zich om.
Aan het revers van zijn colbert was een
kaartje gespeld waarop de woorden „Uw
filiaalchef’ prijkten, benevens een onleesba
re naam met handtekening. De aanwezig
heid van de man straalde iets onbetrouw
baars uit. Joviaal en serviel tegenover zijn
klanten, ruw tegen zijn personeel. „Wacht u
maar, mevrouwtje, hij kan nergens heen,”
sprak hij op opgewekte toon, streek met een
hand door zijn vettige haar en vervolgde zijn
worsteling met de melkkar.
Naast hem stond een jongeman met veel
acne, wiens stofjas ooit de twee huiskleuren
van het kruideniersconglomeraat had ge
toond, maar door veelvuldig wassen en de
arbeid van vandaag een kleur van bederf
had aangenomen. Zijn kiezen vermaalden
kauwgom in een gelijkmatig ritme, dat on
derbroken werd wanneer hij zijn chef een
kreet van aanvuring toeriep. Zijn gezicht
verried de opwinding die mensen schijnt te
kunnen bevangen tijdens de jacht op hogere
en lagere diersoorten, ongetwijfeld aange-
wakkerd door de behoefte aan een verzetje
aan het eind van een lange werkdag. Hij
nam echter niet actief deel aan wat - voor
zover ik dit uit de gedragingen en uitspraken
van de opperwinkelier en zijn klanten kon
opmaken - inderdaad een jacht, zij het op
een wezen van geringe afmetingen, moest
zijn. Die laatste indruk werd nog versterkt
door het feit dat aanpalende rekken met
melk in twee andere gradaties van vetgehal
te, dicht tegen elkaar waren geplaatst, en
zich onder de rekken slechts een minieme
sleuf bevond.
De stofjas sprong opzij toen de inspannin
gen van de bedrijfsleider tot een plotseling
resultaat leidden. De kar schoot naar voren,
^^en de omstanders konden duidelijk het klot-
kinderachtig zijn. Verhoeven zou gewoon
een stuk realiteit met een sociale boodschap
willen belichten.
elukkig, denk ik, de voorstelling is nog
niet begonnen. Eigenlijk zou ik bene-
VX den in de hal nog een pakje kauwgom
kunnen halen voordat Spetters begint. In
wat een reclamefilmpje voor een likkebaar
dend frisdrankje lijkt, verdrijven enkele
jongelui de tijd door wat op motoren door
het beeld te rijden. Daar verspringt de han
deling opeens naar het zwoele interieur van
een grootsteedse disco zonder dat het flesje
cola in beeld is geweest.
De dialoog draait merkwaardig om de
hete brij heen, zo hoor ik. „Da’s een meid die
zo te versieren is’, fluistert een knaap twee
andere kleutertjes, die nog op het hek rond
de dansvloer zitten, toe. En hup, daar haast
hij zich al terug naar zijn doelwit.’ „Lekker
huidje heb jij’, meesmuilt de jonge held die
nog telkens geen aanstalten maakt om de
kijker attent te maken op het bekende kogel-
flesje. Soepeltjes schuift hij zijn vingers
door de split in haar japon.
Verdomd, denk ik, toch geen frisdrankje.
De wondère wereld van een beter merk
filtersigaret dan? „Daar houd ik niet zo van’,
weert het meisje vaag af. „Je vindt het zelfs
lekker” voost hij, ,,mmm?’ Met een vies
gezicht trekt hij zijn jat terug. Mosterd kleeft
aan zijn vingertoppen. Het blijkt ook al geen
gevatte waarschuwing voor het teergehalte
van een bepaald rokertje. We kijken al zo’n
minuut of vijf naar Spetters, de nieuwste
Nederlandse speelfilm van Paul Verhoeven.
j Is je altijd maar op gevatte filmkritie-
ken afgaat, kom je nooit met de reali-
-T*-teit van het dagelijks leven in aanra
king, zo luidde zo ongeveer de persoonlijke
motivatie om toch maar eens zelf te kijken in
hoeverre er te geilbekken viel bij Spetters.
Althans achteraf maak je je dat wijs, om
maar niet voor de zoveelste keer te hoeven
toegeven dat het toch verstandiger zou zijn
geweest om naar Amsterdam te rijden, waar
in het veel ruimer filmaanbod best wat titels
te vinden zouden zijn geweest waarin ik
meer geïnteresseerd zou zijn.
Geprakkizeer achteraf, kortom. En boven
dien, Paul Verhoeven zou zich toch niet
zomaar, en dan nog zonder recht van spre
ken, voor de ether kwaad hebben gemaakt
over het aanmatigende gedrag van de heren
filmcritici? Ze zitten zich tijdens de premiè
re maar goed te doen aan een hapje en een
drankje, maar vragen stellen tijdens de
persconferentie die ik speciaal heb laten
beleggen, ho maar.
Zo ongeveer luidde zijn heuse verontwaar
diging. Daar zit wat in. Hoe moet de Neder
landse film ooit volwassen worden, als de
filmkritiek qua beroepsethiek nog in de kin
derschoenen staat? Of zoiets. In ieder geval,
een geladen verhaal, dat je doet besluiten de
nota bene volgens de Telegraaf als fascis
toïde betitelde film maar eens zelf onder de
loep te nemen.
Ach, platte sex, grove taal. Wie valt daar
anno 1980 nog over? In elk etablissement
hoor je tegenwoordig wel minder kiese
woorden. Da’s het leven nou eenmaal; niet
crossmotoren door speelt zich een vrij ver-
keer van partners af; waarvoor Verhoeven
slechts nu en dan een smoes bedenkt, in de
vorm van het ouderlijk milieu. Zo scheuren
de motoren het dorpsplein af onder het
gefrons van een kaarsrechte ouderling en de
aanzwellende tonen van het kerkorgel.
ossie pikkie, zo denk ik. De jaren vijftig
en zestig krijgen alsnog wat generatie-
kloof betreft een vervolg in de jaren
tachtig. Die Verhoeven heeft toch een scher
pe neus voor dit soort sociologisch onbeha
gen. Wat uitgekiend speelt een producent als
Joop van den Ende op dit maatschappelijke
verschijnsel in! Nu pas wordt duidelijk wat
we nog bij moeten schaven aan de algemeen
heersende misvatting dat de jongen met de
grootste pik in de film „het stuk’ als eerste
mag inpalmen. En, tjonge, zijn vroegtijdige
klaarkomen wijst ook niet op een behoorlijk
brok ter zake doende educatie. Ach ja, die
taal. „Een pik met richtingsgevoel’ heet dat
in de film; Verhoeven verdoezelt knap de
tekortkoming aan maatgevoel.
Verder dekt de mantel van de liefde, voor
zover überhaupt aanwezig, weinig. Da’s
goed gezien van het duo Verhoeven/Van den
Ende. Waarom niet alles open en bloot?
Waarom niet ronduit toegeven dat de werke
lijkheid best gezien en geëxploiteerd mag
worden? Jammer alleen dat de Spetters
binnen de truttigheid van hun eigen bestaan
er weinig opwindend uitzien en op de duur
niet aan die truttigheid kunnen ontsnappen.
Het ene „stuk’ eindigt als homo, het volgen
de als invalide en een derde uiteindelijk als
disco-eigenaar.
3
I
Een.
de
SB*
Twee.
Vier.
i
>r
KEES TOPS
n
„In het Larserbos Oostelijk Flevoland
organiseert de ANWB ook deze zomer
weer proefkampeervakanties”.
Een berichtje voor avonturiers in de dop.
Proefkampeervakanties; speciaal
bestemd voor avonturiers, die het
avontuur nog niet zo aandurven.
ANWB wil alles regelen, dat is bekend;
gaat dus nu ook vóór in het avontuur.
„De ANWB zorgt voor tenten en
kampeeruitrustingen in het Larserbos.
Onder deskundige leiding wordt dan 14
dagen gekampeerd".
Onder deskundige leiding. Veertien
dagen lang. Wat voeren die mensen daar
in hemelsnaam uit? Wij weten het niet.
Slepend avontuur.
Drie.
Even in de amusementsgids gekeken.
Clowns opgezocht.
Vond de volgende:
Topi en Lopie,
Appie en Flappie,
Kwipi en Kwappi,
en Popi.
Voeg daarbij Bassie en Adriaan en Akkie
en Prakkie en het wordt een heus feest!
■K
tVijf.
Grafschrift voor televisiekijkers:
-„Mijn man was een schat, hoor.
Behalve zijn voeten”.
'„Hallo vijftienjarige,
Éven een paar regeltjes die je niet mag
missen, want anders mis je straks een
paar mooie kansen. Je bent nu op een
leeftijd, dat je steeds meer gaat zien en
beleven. Je leert steeds meer lui kennen.
Je gaat samen op clubs en met vakantie
en zo.. Dat is natuurlijk best prima”.
Brief van bank aan jeugd.
Let op het toontje. Vlotte peer, die bank.
Tof. Jofel.
Let op het taalgebruik:
„Dat is natuurlijk best prima
Andere zinnen: „Wat doen er dan ook
veel?”, „Dat levert aardig wat op, best
wel”, „een te gek hoge rente”, „toch een
net even betere stereo”, „die wel wat
duurdere paardrijlessen” en „de hele
tijd van sparen is er één van eigenlijk
nooit meerecht krap zitten”.
Slot: „Zeker weten? Allicht moetje
daarvoor méér weten. Weet je wat, kom
gewoon even langs op ons kantoor.
Vraag maar naar mij. Dan praten we alles
even door. Tot ziens dan maar”.
Bij die bank moet je dus zijn.
De brief is geschreven „dooreen
meneer die echt de taal van de jeugd
kent”, schrijft A. C. Bronkhorst uit
Heemstede, die ons het epistel doorgaf.
Zij (hij?) besluit: „Lees en huiver! Best
wel om toch wel van te griezelen dus,
hè?!”
Inderdaad. Niet zo best prima te gek en
zo. Zeker weten dus.
Vijf griezelverhalen zonder kop of staart,
in telegramstijl. U ziet, met één
^.Letterkast per week redden we het niet
meer.
„Wil jij filmacteur of -actrice worden?
Wie wil dat niet? In de schijnwerpers
staan, bewonderd worden, geld
verdienen. Dat is voor mij niet
weggelegd, zeg je?”
Inderdaad. Dat is voor jou niet
r. weggelegd.
("Volgens de advertentie kan het wel,
Ernaar dan moet je eerst je hele leven
^-kauwgom kauwen en „Spetters” gaan
:zien, want Joop van den Ende is ook van
de partij. Het gaat om een
Jfilmjtalentenjacht. Je moet een paar
domme vraagjes beantwoorden en een
filmverhaaltje van 500 woorden
schrijven. Vijfhonderd woorden dat
wórdt dus een soort „Spetters”. Maar
stuur geen pasfoto in: „Wij geloven niet
zo in gladde, mooie gezichtjes.
Personality daar draait t om
Hoofdprijs: een „serieuze filmtest”. Dat
3s dus alleen maar een test. Dat wordt
niets.
Géén hoofdprijs? Dan krijg je een single!
Dat is dus het kleinste formaat
•grammofoonplaat.
sk wou dat ik jong was! Jippie!
X7 1
Gelukzalig heengaan
i
X -
s