Boeken over natuur in aansprekende taal Insekten n WÉ Ir. REFORMATIE DENKT NA OVER ROMEINSE SYNODE 5 g J Bf I 1 door Theo J. Koeckhoven door Wie zijn wij eigenlijk of wat zijn wij eigenlijk aan het doen? Deze vragen zijn zeer eigentijds. Ze hebben betrekking op de eigen identiteit of op het eigen functioneren om het maar eens plechtiger te zeggen. Vormingsinstituten en bezinningscentra leveren met dit vragenmateriaal eindeloze werkgelegenheid aan een heleboel mensen. Scholen, kerken, bedrijven en allerlei verenigingen storten zich met een bewonderenswaardige ijver op de identiteitsvragen. Daarvoor niets dan lof natuurlijk, maar ook hier moeten wij ons streng de vraag stellen wat wij eigenlijk aan het doen zijn. Een zeer relativerende opmerking over dit soort zaken staat te lezen in het Remonstrants Weekblad (39/4 van 23 februari 1980). In een vraaggesprek merkt de pas 65 jaar geworden ds. J. J. van Hille op: „Als we steeds zeuren over de identiteit van onze geloofsgemeenschap, zijn we eigenlijk al aan het mislukken”. Een hard geluid dat overweging verdient. Onder curatele Atheïsme Vastenacties Hoo Oe blo in een willigei Sonne Maas stuifmi i Orang, I Het we lente v tegen Oairo-i scheel econo naoorl bestov kruisin 1956 j twee de Soi Het dt aange en voc vrucht Jeanl fenri Fabre - I Het wezenlijke van het geloof is dienen en niet praten Johannes Paulus II Roger Garandy Maarten Luther z* e «c turn» De Romeinse synode vinden we ook terug in Kerkinformatie van de gereformeerde kerken in Nederland (103, maart 1980). Ds. H. Eikelboom uit Vlaardingen wijdt in een artikel een nabeschouwing aan deze bijzondere synode. Ook deze predikant heeft de tijdelijke eensgezindheid van de bisschoppen in Rome opgemerkt. Maar zodra zij de Sixtijnse kapel verlieten, verstrakte hun gelaat, want het kerkvolk stond buiten met een ontevreden gezicht te wachten. Wie, aldus ds. Eikelboom, de officiële stukken doorleest, krijgt een onbehaaglijk gevoel. „De hiërarchie is Het gesprek gaat over de teruggang van de Remonstrantse Broederschap, een lot dat zij gemeen heeft met andere geloofsgemeenschappen. Als reactie op de teruggang ziet ds. Van Hille in de kerken veel angstvallig terugvallen op de eigen identiteit. „Formuleren wat je bent en dan pogen dót te laten overleven. Daar geloof ik niet in”. Voor ds. Van Hille is de vraag niet hoë we blijven wat we waren, maar hoe we worden zoals we moeten zijn: werkelijk mensen die God dienen. De predikant merkt op dat we God heus niet hoeven te dienen door ons zingen en bidden. „Hij heeft dat niet nodig. Je kunt God alleen dienen door de mensen, de wereld te dienen. En ik denk dat we God overvloedig lief moeten hebben om Hem op de juiste wijze te dienen: om echt te doen wat ons op aarde allemaal te doen staat”. Zo gedenken we ook Jezus die niet kwam om gediend te worden, maar om te dienen. Hij bepaalt de gestalte van de kerk: een kerk die dient. Ds. Van Hille constateert dan dat velen in deze onrustige tijd terugverlangen naar een heersende kerk. Hij verwijst dan naar de synode van de rooms-katholieke bisschoppen van ons land in Rome. De bisschoppen bogen in Rome tot de bodem voor het gezag van de kerk. „Gelukkig is er in de geschiedenis altijd een beweging daartegenin: die van de dienende kerk”. Zo’n kerk geeft het hoogste woord aan de echte deskundigen bij de vraag wat er in de wereld aan de hand is. Die experts zijn de slachtoffers, zij die ondergaan. „Niet wie heersen, maar wie lijden zijn de experts, lees ik in het evangelie”. Aldus ds. Van Hille die aldus een pleidooi voert voor een levend geloof in een werkelijk evangelie. weer ingesteld. De bisschop keert, zij het hinkend op twee gedachten, naar zijn vergulde troon terug. Nederland lijkt opnieuw tot missiegebied, onder persoonlijk toezicht van de paus, te zijn verklaard. De Nederlandse kerkprovincie staat voortaan onder curatele. De besluiten van de bisschoppenconferentie hebben een handtekening uit Rome nodig, willen ze algemeen geldig zijn”. Ds. Eikelboom ziet hierin een wezenlijk te kort doen aan de eigen verantwoordelijkheid van de bisschoppen. Hij betreurt ook dat de pastorale werkers en andere „leken” een stap terug moeten doen, nu Rome de voorkeur blijkt te geven aan de celibataire priester van het mannelijk geslacht. Zou de Heer zelf alleen hebben gebeden om zulke werkers in de wijngaard? Dit mogen we ons rustig afvragen met onze gereformeerde predikant, die het spookbeeld ziet opdoemen van een nieuw type priester, „vriendelijk maar ongenaakbaar”. Met de remonstrantse predikant vraagt hij zich af of er ook in de kerk geen behoefte is „aan de sterke man met de brede glimlach, die met zijn zegenende gebaren aan alle onzekerheid en verwarring in één keer een eind maakt. Waar hij verschijnt, loopt de menigte te hoop om de zomen van zijn kleed te kussen”. Wij vragen ons dan heel kil en onbarmhartig af hoe deze gezegende mensen thuis hun naaste liefhebben en Het Vaticaan houdt zich intussen ook bezig met het atheïsme ofwel met een stroming die het godsbestaan ontkent. Laat in dit jaar verwacht Rome wetenschapsbeoefenaars van katholieke en marxistische huize voor een internationaal congres. Tot de genodigden behoren de Poolse marxist Kolakowski en zijn Franse geestverwant Garaudy. Het congres wordt gehouden van 6 tot 10 oktober. We mogen niet zeggen dat het gesprek tussen christendom en marxisme hier wordt geopend, want de dialoog tussen beide stromingen is al veel langer op gang. Beide zullen elkaar moeten vinden in hun strijd voor een rechtvaardige en vredelievende wereld. Het is voor de slachtoffers van onrecht en oorlog niet belangrijk onder welke banier de strijd voor vrede en recht wordt gestreden, uit de naam van God of van de mensheid. In een rechtvaardige zaak komen God en mens elkaar vanzelf wel tegen. We keren nog even terug naar de bisschoppensynode, die namelijk ook onderwerp van gesprek is geweest tijdens een bijeenkomst van kritische groepen en gemeenten in Amsterdam. Mgr. Ernst van Breda zat als enige bisschop in het discussieforum. Van Huub Oosterhuis mochten forum en andere kritische christenen vernemen dat de bijzondere synode de eenheid tussen de Nederlandse bisschoppen niet heeft bereikt. Andere De commissie heeft drie documenten geproduceerd. Ze hebben onder meer betrekking op het ambt in de kerk en op modellen van gemeenschap en eenheid. Betreffende de ambtsopvatting signaleert de gemengde commissie enige wezenlijke overeenstemmingen en toenaderingen tussen Augsburg en Rome. Verder wordt een reeks maatregelen genoemd ter bevordering van de oecumene op plaatselijk en wijder terrein. De commissie is in 1967 met haar werk begonnen op luthers initiatief. In de Verenigde Staten is al sinds 1962 sprake van een ontmoeting tussen rooms katholieken en lutheranen. Dit nationale oecumenische gebeuren leverde verregaande overeenstemming op in geschilpunten als doop, avondmaal, ambt en pausschap. sprekers gewaagden van een geforceerde oplossing en van een schijnbare eenheid. Een eenheid, waarin bisschop Ernst niet verder zou kunnen gaan, zoals hij zelf opmerkte. Prof. Schillebeeckx had de synodestukken ook bestudeerd en was tot de conclusie gekomen dat ze geen half woord nieuws bevatten vergeleken bij de bepalingen van het tweede Vaticaanse concilie. Een religieuze zei het te betreuren dat geen enkele vrouw was betrokken bij de voorbereiding van de synode. Zij deelt de verontrusting van vele katholieke vrouwen van wie belangrijke groeperingen noodgedwongen de kerk verlaten. In dit verband is het wellicht goed te herinneren aan het kort geleden hier besproken boek van Johanna van Moosel, waarin onder meer de onderwaardering van de vrouw in het christendom en kerk tot uitdrukking wordt gebracht. Prof. Walter Goddijn tenslotte zag in de synode geen enkele waarborg dat Rome geen nieuwe bisschoppen meer zou benoemen tegen de wil van priesters en gelovigen in. Overigens is er sprake van In dezelfde serie kwam een boek uit over Carolus Linnaeus, zoals men weet de grondlegger van de indeling van planten en dieren. Linnaeus was geen boekengeleer de. Hij trok er ook zelf op uit. Dat deed hij o.a. in Zweden, zijn ge boorteland. Van die trektochten hield hij dagboeken bij. Het aardi ge hiervan is, dat men een botani cus als Linnaeus ook van een an dere kant leert kennen. Hij hield zich tijdens zijn tochten niet alleen met planten en dieren bezig, maar had evenzeer aandacht voor de mensen zoals de Lappen, bij wie hij overnachtte, of een stuurse do minee. Dit boek werd eveneens samengesteld door het tweetal Da vid Black en Stephen Lee. De Ne derlandse vertaling was in handen van drs. J. Klerkx. In die voor h< had ge verede Wagen van zij: ontleec rondui bijvooi heeft c ik pers zei ierr is natu Het w< waarb: pluche te illus ingeni knieër aangei deze e: en her Er is gelukkig ook heel goed nieuws uit de episcopale wereld. De landelijke bisschoppelijke vastenacties brengen steeds meer geld op en zij dwingen de milde geldgevers steeds meer tot de vraag over de besteding van het geld. Nog niet zo lang geleden vond iedereen het voldoende als met het geld ellende en armoede werden bestreden. Nu wordt er steeds meer naar gestreefd de oorzaken zelf aan te pakken. Waaraan of aan wie zijn armoede en ellende te wijten? Deze kritische houding kan de vastenacties in vele landen in conflict brengen met de machthebbers, aldus directeur B. Maes van de Vlaamse vastenactie. Maes herinnert eraan dat de gelovigen ieder jaar worden uitgenodigd geld te geven ter leniging van allerlei noden. Dit jaar is voor het eerst heel duidelijk gevraagd mee te helpen aan de wederopbouw van het pas bevrijde land Nicaragua. In 1979 heeft de Nederlandse vastenactie 12,5 miljoen gulden opgebracht. In haar eerste jaar twintig jaar geleden bracht de actie ruim een miljoen gulden op. Maes voorziet in de besteding van die miljoenen steeds meer conflictkansen met machthebbers. De vastenacties zullen de hongerenden zeker geen brood weigeren, maar de milde gevers moeten het niét bezwaarlijk vinden dat hun geld ook wordt besteed voor de verdediging van mensenrechten, voor juridische bijstand aan gevangenen bijvoorbeeld. Ook op deze manier kunnen we christelijke werken van barmhartigheid beoefenen. Voedsel geven aan hongerenden staat op hetzelfde niveau als de deur openen voor mensen die onschuldig gevangen zitten, of dat nu in Amsterdam is, Teheran of Moskou. zo ge nc ee dt ro at ni 9« W di st dt le ei k< V g g e< u „Ja, ietsgc overhi perzik bijvoc overh misse Het di jaar. I steeds maar deSoi Nadat hadde Delici mens, gewoi dat ze Delici hij de met h appel der B kippe maar 'J Bisschop Ernst dt ee dt w w zi fa le di In de serie Meulenhoff Informa tief is een uittreksel verschenen van de Souvenirs Entomologi- ques. David Black, zelf bioloog, maakte de selectie. Stephen Lee illustreerde het boek. dat Nederland er een paar bisdommen bij krijgt. Zouden de Romeinse instanties werkelijk zo naïef zijn te menen dat een groter aantal bisschoppen de afstand tot priesters en andere gelovigen verkleint? Al zet Rome in elke negorij een bisschop neer, de man komt geen streep dichterbij als hij de klassieke gezagsdrager blijft uithangen. Dan hebben we meer aan vijf bisschoppen die met twee benen stevig op de Nederlandse grond staan. Als zij maar samen met de andere gelovigen omhoog willen kijken, want zelfs boven Nederland is een hemel. waarop ze haar indrukken ook vergezeld liet gaan van gedichten (van beroemde Britten) en lande lijke uitdrukkingen. Je krijgt zo een beeld van de wisseling van de seizoenen van mens, dier en plant in Engeland (in Olton Warwickshi re) zoals het toen was. De Nederlandse uitgave is uit stekend verzorgd en hield de unie ke sfeer van het origineel staande. Cora Storkel-Huytker calligra- feerde de vertaling van drs. Saan- Stiemens met (ook) de ganzeveer. Koos Schuur zorgde voor de ver taling van de gedichten. HANS ROMBOUTS „Insekten”, door Jean Henri Fabre, en „Reizen”, door Carolus Linaeus, per deel 29,50. Uitgeverij Meulenhoff. „De vreugde van het landleven”, door Edith Holden. Uitgeverij Zomer en Keuning. Prijs 43,50. Ook een beschrijving van de na tuur maar dan niet van een erken de bioloog, is „De vreugde van het landleven”, de vertaling van „The country diary of an Edwardian lady”. Een uniek boekje, stam mende uit het begin van deze eeuw. Edith Holden noteerde een jaar lang in haar dagboek (in 1906) wat zij in de natuur rondom haar zag. Ze wandelde, luisterde en keek. Zeventig jaar later zou dit char mante dagboek herontdekt wor den en een beststeller blijken te zijn. Waarom? Ik denk door de manier waarop ze het geobser veerde met de ganzepen op schreef; door de prachtige aqua rellen, waarmee ze haar teksten illustreerde; schilderingen van planten en dieren; door de wijze zich in de wereld hun persoonlijke verantwoordelijkheid bewust worden ten opzichte van al hun medemensen. Het artikel van Kerkinformatie stelt terecht vast dat van de gelovigen een kritische solidariteit met de basis en met de top wordt gevraagd. De bisschoppen moeten de gelovigen achter zich voelen „in de dubbele zin van het woord: tegelijk hinderlijk volgend en solidair aanwezig”. Ds. Eikelboom noemt dit een uiterst moeilijke houding. „Aan de top krijgen we misschien opnieuw te maken met de klassieke autoritaire ambtsopvatting uit het verleden, aan de basis stuiten we wellicht op een geloofsbeleving die de openbaring van het evangelie van Jezus dreigt in te wisselen voor de algemene geldigheid van de menselijke ervaring. Maar wat ons verbindt is altijd nog meer dan wat ons scheidt: het bericht van de Levende. En bij Hem gaat de communio tenslotte toch over in intercommunie”. Deze oecumenische opmerking is typisch afkomstig van een gereformeerd predikant die tevens lid is van de taakgroep Reformatie-Rome van het deputaatschap Oecumene binnenland. Na remonstranten en gereformeerden is het woord aan de lutheranen. Er is een gelijktijdige publikatie van het rooms katholiek secretariaat voor de eenheid te Rome en van de lutherse wereldfederatie in Genève. Hierin staan de resultaten van de besprekingen tussen evangelisch- lutherse en rooms-katholieke leden van een gemeenschappelijke commissie die in februari in het Westduitse Augsburg bijeen is geweest. Augsburg is een bekende plaats voor de lutheranen. Op 22 juni is het 450 jaar geleden dat de Augsburgse belijdenis het licht zag. Deze wordt beschouwd als de grondslag van de lutherse belijdenis. Enige optimisten dachten dat Rome na ruim vier eeuwen wel kon instemmen met dit belijdenisgeschrift, maar deze wens is slechts gedeeltelijk in vervulling gegaan. Wel is een grote mate van overeenstemming bereikt. Beoefenaars van de wetenschap hebben snel de neiging zich met muren van jargon te omgeven, een beroepstaal, waar niet-ingewijden zelfs met woordenboeken geen raad mee weten. Soms koketteert men graag met de verworven uit- drukkingskunst, die meer ver bergt dan opent. Een zeker snobis me is daar dan niet vreemd aan. Vaak ook werpt men zonder er erg in te hebben die wal van het elitai re taalgebruik op: men voelt zich achter die wal als een vis in het water en heeft er geen behoefte aan de grote massa te laten weten wat er achter de muur verborgen is. Gelukkig is er een tendens om moeilijke zaken bespreekbaar te maken; om ook de vreemden in Jeruzalem van die stad te laten genieten. Het is waar te nemen op het gebied van bijv, de medische wetenschap, de economie, de bio logie. Natuurlijk zijn er ook in het verre verleden wel figuren ge weest, die hun kennis voor ieder een begrijpelijk trachtten te ma ken. Eén van hen op het gebied van de biologie was Jean Henri Fabre. Fabre, van huis uit boerezoon, werkte zich op tot een erkend na tuurvorser, tot een geleerde, die in de laaste dertig jaar van zijn een- ennegentigjarige leven de Souve nirs Entomologiques schreef, een tiendelige verhandeling over in sekten. Via allerlei omzwervingen belandde hij, afkomstig uit de streek zuidelijk van het Franse Massif Central, in de Vaucluse, de Provence. Daar bestudeerde de Fransman, die voor een groot deel van zijn leven docent was, zijn lievelingsdieren, de insekten. Vooral besteedde hij aandacht aan het gedragspatroon van de dieren. En wat heel belangrijk was: hij ging op een boeiende ma nier schrijven over wat hij met name op en rond de Mont Ventoux (bekend van de Tour de France) zelf waarnam. Fabre, geboren in 1823, gestorven in 1915, bekeek met mateloos geduld hoe vlinders, cicades, mieren, sprinkhanen, vliegen, schorpioenen, glimwor men en noem maar op hun leven leidden. HU i S j."4 -.F' •O w

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 22