in oude handboeken
Zeulen met
Aesopus
beminnen
i
- 'K\
I
F
gg
tóf
K
IV.
r
W'
I XPA
p P'
i 'W'
ff
door dr. P. H. Schroder
□urg.
Der Minnen Loop.
Clytaemnestra
Jason en Medea
9
<r>
Dirc Potter
Ongeoorloofde minne
Liefhebben, beminnen, houden van is een kunst. De vraag is maar of die kunst geleerd kan
worden, dus of ze kan worden aangeleerd en kan worden onderwezen. Kan je iemand leren hoe zij
of hij moet liefhebben, een hart kan veroveren, wederliefde opwekken? Uit het aantal geschriften
I dat van de Oudheid af tot aan onze tijd toe aan dit probleem in de breedste zin is gewijd, kan alleen
worden afgelezen dat de vraag altijd door de mensen heeft geboeid, maar ook dat er nooit een kant
en klaar antwoord op gegeven kan worden. Het is geprobeerd in leerboeken vol theoretische
lessen en de man die daarmee in onze Westerse beschaving is begonnen is de Romein Publius
Ovidius Naso met zijn Ars amatoria, Minnekunst, een driedelig werkje dat dikwijls ook naar
de woorden uit de beginzin Ars amandi, de Kunst van het beminnen wordt genoemd.
a
fep
ip
O
-■ Z'.’V
-
w
Iphigeneia in Aulis (Illustratie van Piet Klaasse uit Helleense Mythos)
Ars amandi
een echte Ars amandi, een liefdesleer, bestaande
H. R.
Potters gedicht van meer dan 11.000 versregels is
uit een theoretisch gedeelte waarin de schrijver
onderricht geeft in de verschillende soorten liefde
en een novellistisch gedeelte, een verzameling van
boeiend vertelde liefdesgeschiedenissen die dienen
ter illustratie van de theorie. Eigenaardig is de
onderscheiding die Potter maakte tussen wat hij
noemt: gekke, goede, ongeoorloofde en geoorloofde
„minne”. Men vraagt zich natuurlijk dadelijk af
wat wel het verschil kan zijn tussen goede en
geoorloofde liefde. Het antwoord luidt, de
geoorloofde liefde leidt tot het huwelijk, de goede is
de galante liefde die in vier stappen tot de hoogste
zaligheid leidt. Goede minne begint met het zien
van elkaar in gezelschap van anderen; in het
tweede stadium zijn de minnenden getweeën
ergens buiten, zij houden zich onledig met praten
en minnekozen, terwijl zij rozen plukken in de
bloemhof. Daarna ontmoeten zij elkaar „in die
camere” en vrijen daar met kussen, strelingen en
omhelzingen,, maar alles in eer en deugd. Tenslotte,
de vierde trap, gaan de gelieven met elkaar naar
bed. Eigenlijk, zegt de dichter, mag dat niet, want
dit stadium is jfeitelijk voorbehouden aan
getrouwde mensen. Maar het komt veel voor en is
wel vergeeflijk als men de eer van het meisje naar
buiten toe maar bewaart, de zonde dus heimelijk
bedrijft en de geliefde trouw blijft. Het gevaar is
dat de liefde zal verdwijnen als de brand geblust is.
Dan is dat schoon juweel bezoedeld. Onder gekke
minne vat Pottér veel meer samen dan het woord
zou doen vermoeden. Een voorbeeld ervan geeft hij
in wat wij een der meest schokkende
geschiedenissen vinden uit de Griekse mythologie:
de tragedie van Jason en Medea.
Potter vertelt om de juistheid van zijn theorieën
aan te tonen, aan dat doel worden aangepast. Wat
daartoe niet dienstig is wordt uit het verhaal
weggelaten, wat daartoe bijdraagt wordt
toegevoegd of krijgt een extra accent. Maar het
verhaal wordt er niet mooier op.
Eindelijk ontdekte haar oude toegewijde voedster
de oorzaak van Phaedra’s leed. Zij bracht er haar
meesteres toe Hippolytus in een brief haar liefde te
bekennen, maar de jonkman verbrandde de brief.
stiefmoeder hem had gedaan. Toen hij haar
bovendien met verwijten overstelpte, besloot de
ongelukkige vrouw zich te doden, echter niet
zonder zich op de bewerker van haar rampspoed te
wreken. Zij hing zich op en liet een briefje achter
aan Theseus, waarin zij Hippolytus ervan
beschuldigde dat hij haar had willen onteren.
Theseus, in zijn mannelijke eer gekwetst, riep zijn
zoon ter verantwoording en toen deze alle
beschuldigingen verontwaardigd van de hand
wees, verbande de vader de zoon uit zijn rijk.
Daarbij smeekte hij Poseidon aan het leven van de
prins een einde te maken en de God vervulde de
dwaze wens van de woedende vader.
Hij zond een zeemonster uit de zee dat de paarden
van Hippolytus’ strijdwagen zo deed schrikken dat
zij op hol sloegen, waardoor de wagen tegen de
rotsen te pletter sloeg en de bestuurder de dood
vond.
wijze. De hoogte van Boccaccio’s Decamerone of
van Chaucers Canterbury Tales bereikt der
Minnen Loep niet; het is misschien billijken Potter
een voorloper van Cats te noemen, maar hij mist
diens vervelende preektoon. Natuurlijk delen wij
de opvattingen van de schrijver zoals hij die in de
theoretische passages uiteenzet, niet meer. Maar hij
kon pittig vertellen. Dat is zijn blijvende verdienste.
Literatuur A. M. J. van Buuren: Der Minnen loep van Dirc
Potter.S. J. Suys-Reitsma: Helleense Mythos, illustraties
Piet Klaasse.
Tenslotte nog een verhaal uit de groep geoorloofde
minne, al zou men het daar nu niet dadelijk
verwachten. Geoorloofde minne is immers de liefde
in het huwelijk. Zij is vrij van zorgen en angsten
waarvan men vaak vóór het huwelijk ten prooi is.
Als man en vrouw zich allebij richten op de ander is
het huwelijk een paradijs; is dat niet het geval, dan
komt er verdriet en rampspoed, maar ook dan moet
het huwelijk in stand blijven. Alleen de dood kan er
een einde aan maken. In het huwelijk is aan de man
meer toegestaan dan aan de vrouw. Als een
getrouwde vrouw verliefd wordt op een ander
verliezen haar man en zij hun eer, maar als een man
op een ander verliefd wordt verliest zijn vrouw
haar eer niet. Wispelturige mannen veroorzaken
alleen ruzie thuis, wispelturige vrouwen
daarentegen zijn de oorzaak van groot onrecht.
Vrouwen moeten haar man niet lastig vallen als hij
een vriendin heeft: het kan best in eer en deugd zijn
en het is Gods wil dat de vrouw accepteert wat haar
man doet. Bijbelse vrouwen als Esther, Rebecca en
Batseba zijn daarvan goede voorbeelden.
Maar nu Clytaemnestra, Potter laat haar
voorgeschiedenis weg, want die paste niet in zijn
theorie. Zij was een dochter van de oppergod Zeus
die zich in de gedaante van een zwaan in de schoot
van Leda neervlijde. Zij trouwde met Tantalus,
maar toen zij haar eerste kindje aan de borst had,
overviel Agamemnon het rijk, doodde man en kind,
voerde Clytaemnestra als gevangene mee en
trouwde haar. Jaren later, toen de expeditie naar
Troje door tegenwind werd belemmerd, lokte hij
onder valse voorwendsels zijn dochter Iphigeneia
naar het kamp en offerde haar. De wind draaide, de
vloot zeilde uit, Troje werd belegerd en na tien jaar
veroverd. Intussen had Clytaemnestra in een neef
van haar man, Aegisthus, een minnaar gevonden en
toen Agamemnon terugkeerde in gezelschap van de
Trojaanse prinses Cassandra, bij wie hij al twee
kinderen had, werden zij beiden door
Clytaemnestra en Aegisthus gedood. Later nam
Agamemnons zoon wraak op zijn moeder en
doodde haar. Een bloedige historie.
In Der Minnen Loep is Agamemnon de boven alle
blaam verheven figuur. Terwijl hij met edele
bedoelingen voor Troje lag en zijn leven waagde,
nam zijn vrouw een minnaar. Toen Troje in
vlammen opging zocht Cassandra een toevlucht bij
hem, haar klachten ontroerden hem en hij
ontfermde zich over haar. Maar de slechte
Clytaemnestra spande hun beiden een strik en
samen met haar minnaar vermoordde zij hen. Op
de grote schande die haar ten deel werd, sloeg zij
geen acht, maar zij kreeg haar verdiende loon: haar
eigen zoon heeft haar en haar minnaar gedood. Zij
had geen enkel recht te handelen zoals zij deed.
Zo heeft Dirc Potter, voor zijn Ars amandi vooral
steunende op Ovidius. maar ook op het Oude
Testament en de Apocriefe Boeken, een werk
geconcipieerd dat tot doel had de jeugd te leren wat
liefde is, goede minne dus, die in geoorloofde
minne, het huwelijk, haar eindbestemming vindt.
De verhalen over gekke en over ongeoorloofde
minne hebben ten doel de lezer te waarschuwen en
de goede minne beter tot haar recht te laten komen.
Potters werk staat aan de grens der Middeleeuwen,
Het verhaal begint eigenlijk bij twee
koningskinderen, Phrixos en Helle die hun boze
stiefmoeder ontvluchtten op een gevleugelde ram
met gouden vacht. Helle viel er af en verdronk in
wat naar haar de Hellespont heet, Phrixos bereikte
Colchis aan de oostkust der Zwarte Zee, offerde de
ram en wijdde de vacht aan Ares. Jaren later trok
Jason, koningszoon uit Thessalië, met zijn makkers
op het schip de Argo naar Colchis om dit gulden
vlies te roven. Hij slaagde daarin met de hulp van
de koningsdochter Medea die op de stralende held
verliefd raakte en toen de roof gelukt was met hem
haar geboorteland ontvluchtte. In Griekenland
aangekomen leefden zij enige tijd gelukkig, maar
toen gaf Jason de voorkeur aan een Griekse prinses
en verstootte Medea. De wanhopige vrouw doode
nu op listige wijze haar rivale maar ook, om Jason
het vreselijkst te straffen, hun beider kinderen.
Wanneer Potter nu de liefde van Medea „gekke
minne” noemt bedoelt hij: het was verkeerd,
onberaden, onvoorzichtig en overhaast van Medea
een man in de vreemde die zij nauwelijks kende te
volgen. Daarvoor werd zij gestraft. Om dit nu
duidelijk te laten uitkomen heeft de verteller in het
verhaal het element overhaasting sterk
geaccentueerd. Wie zijn verhaal van Jason en
Medea vergelijkt met dat van Ovidius in zijn
Metamorphosen wordt getroffen door het verschil.
Om maar één voorbeeld te noemen: van de
innerlijke tweestrijd in Medea, haar lang aarzelen
tussen liefde en plicht is in Der Minnen Loep niets
overgebleven. Zes versregels na de eerste
ontmoeting liggen de twee al in bed en dreven hun
geneugt. Het is duidelijk dat de voorbeelden die
5
3
Zo ziet men aldus de verteller, hoe voorzichtig men
moet zijn in de liefde tot verwanten. Zij kan rein
zijn, maar men doet er goed aan die gevoelens in
bedwang te houden. Er komt anders alleen ellende
van. Maar dan herinnert hij opeens aan de tijden
dat zulke liefde wel toelaatbaar was. De kinderen
van Adam en Eva hadden geslachtsgemeenschap
met elkaar en Lots dochters sliepen bij hun vader
om door hem aan nakroost het leven te schenken.
God vond dat goed, want de aarde moest bevolkt
worden. Maar wie zulke dingen nu doet moet voor
ieder mens een gruwel zijn. Wel is de mens meer
geneigd tot het kwade dan tot het goede, maar de
hemel kan alleen verworven worden door deugd.
Ovidius werd in 43 voor Christus geboren in het
plaatsje Sulmo, ten oosten van Rome. Hij stierf in
17 na Christus en zijn leven valt dus in grote
trekken samen met dat van Keizer Augustus die
van 27 voor Christus tot 14 na Christus over het
Romeinse rijk regeerde. Ovidius’ vader wilde zijn
zoon tot het bekleden van hoge ambten opvoeden,
maar de jongen gaf al gauw de voorkeur aan de
dichtkunst. Hij bekleedde later een paar
I ondergeschikte functies en wijdde zich geheel aan
de schone letteren en aan het gezelschapsleven der
Romeinse aanzienlijken, dat steeds als „wuft”
wordt bestempeld en die naam ook zeker
verdiende. Toen hij nauwelijks twintig was
publiceerde hij een bundel minnelyriek, waarin
zeker eigen ervaringen op amoureus gebied zijn
verwerkt.
In zijn Ars amandi van twintig jaar later vat
Ovidius de liefde op als een galant tijdverdrijf
waaraan alle ernst vreemd is. Ieder meisje kan
veroverd worden, als de minnaar de dertien
praktische wenken volgt die Ovidius hem geeft,
zoals: schrijf brieven vol vleierijen en beloften,
wees niet karig met eden, sta op goede voet met
haar kamermeisje en zo meer. Dan volgen
negentien tips om te bekoren en achttien wenken
voor een duurzame verhouding zoals: zend kleine
presentjes streel haar ijdelheid en laatje niet op
overspel betrappen. Het geheel maakt een nogal
cynische indruk, maar getuigt wel van
psychologisch inzicht. Ovidius schreef ook een
reeks gefingeerde brieven die een aantal beroemde
i vrouwen zouden hebben geschreven aan afwezige
mannen of minnars. Zo schrijft Medea aan Jason.
Penelope aan Odysseus en Wido aan Aeneas. Ze
staan bekend als de Heroides, heldinnenbrieven.
eigen)''1 'pistulae Heroidum of kortweg
Epist. ^e. Vondel vertaalde ze.
Gymnasiasten kennen Ovidius als de auteur van de
Metamorphosen, gedaanteverwisselingen.
Beroemd is de droevige geschiedenis van Pyramus
en Thisbe wier bloed de voordien witte
moerbeivruchten rood verft en van de beeldschone
Narcissus die uit liefde tot zichzelf wegkwijnde en
in een narcis veranderd werd. Maar in het jaar dat
kopieën van dit grote werk de ronde deden, werd de
dichter door Augustus plotseling verbannen naar
Tome, een stadje aan de Zwarte Zee, dicht bij de
mond van de Donau. Wat de reden was, weten wij
niet. Er is wel vermoed dat Ovidius op de een of
andere wijze betrokken was bij een hofschandaal,
veroorzaakt door de uitspattingen van Augustus’
kleindochter Julia die ook van het hof verwijderd
en uit Rome verbannen is. In Tomi schreef Ovidius
zijn Tristia, treurliederen. Hij is daar ook
gestorven en begraven. Over Ovidius schrijf ik zo
uitvoerig omdat zijn invloed op de Westeuropese
letterkunde zo onmetelijk groot is geweest. Denk
alleen maar aan de parodie op Pyramus en Thisbe
in Shakespeares Midsummernightsdream. Een der
velen die uit Ovidius' oeuvre geput hebben is de
alleen in vakkringen bekende laat-
Middelnederlandse auteur Dirc Potter
Hij werd geboren omstreeks 1370, bezocht de
Latijnse school en trad in dienst van Albrecht van
Beieren en daarna van diens zoon Willem VI.
graven uit het Beierse Huis. Eerst was hij scriver
van den bloede, wat betekent dat hij griffier bij een
rechtbank was; daarna werd hij baljuw van Den
Haag. In dienst van verschillende graven maakte
hij diplomatieke reizen. Een daarvan leidde naar
Rome, waar hij een geheime zending moest
I vervullen. Op die reis heeft hij zijn hoofdwerk Der
Minnen Loep, de loep of gang der liefde,
geschreven. Daarna reisde hij nog als hoofd ener
delegatie naar Londen en Calais, diende onder
Jacoba van Beieren en tenslotte onder de machtige
Filips van Bourgondië. Hij overleed in 1428.
Men zou van een rechtzinnig en natuurlijk katholiek
auteur als Dirc Potter verwachten dat hij, als hij
over ongeoorloofde liefde spreekt, dadelijk denkt
aan relaties waarbij priesters, monniken en nonnen
zijn betrokken, zoals ze in Boccaccio’s Decamerone
zo dikwijls voorkomen. Niets daarvan.
Ook echtbreuk en overspel horen niet in dit
hoofdstuk thuis. Neen, Potter spreekt hier
uitsluitend over vormen van „liefde” die geen liefde
zijn maar „duivelse boosheid”. Wie die bedrijft is
door God verdoemd. Twee ervan zijn
homoseksualiteit en bestialiteit. De derde is niet
zoals deze twee tegennatuurlijk: het gaat hier om
liefde voor verwanten. Nu hangt het van de graad
van bloedverwantschap af hoe men daarover moet
oordelen.
Er komen, zegt Potter, in de Ouctheid gevallen voor
waarin zuster op haar broer en een dochter op haar
vader verliefd werd. Dat is natuurlijk in hoge mate
verwerpelijk en leidt alleen maar tot ellende en
dood. Maar de zaken liggen iets ander in een geval
als dat van Phaedra. Zij was getrouwd met Theseus
die al een bastaardzoon had bij de koningin der
Amazones, Antiope. Deze Hippolytus had van zijn
moeder de kuisheid der Amazonen geërfd, hij
vereerde de koele maangodin Artemis en was
afkerig van aardse vrouwen. Daarvoor wilde
Aphrodite, de godin der liefde, hem straffen en
daarom boezemde zij Phaedra een hartstochtelijke
en onbeheerste liefde voor haar stiefzoon in. Toen
Theseus op reis was bespiedde zij Hippolytus
dagelijks als hij zich in het gymnasium oefende m
hardlopen, springen en worstelen. Haar passie voer
de jonge prins nam tot waanzin toe, zij at niet meer,
kon 's nachts niet slapen, maar zweeg tegenover
iedereen over haar hartstochtelijk verlangen.
„Fabels van Aesopus’’, in verzen verteld en ingeleid
door Johan van Nieuwenhuizen. Uitg. Het Spectrum
6.90).
Het uitbrengen van oude tot zeer oude verha
len, legendes en fabels blijft een lucratieve
zaak. Auteursrechten zijn er niet. Zaak is wel
alles in een nieuw jasje te steken. Dat wil
zeggen: de eigen fantasie aan het werk te
zetten en het te doen voorkomen alsof nu pas
de enige en juiste vertaling of bewerking het
licht heeft gezien. De fabels van Aesopus on
dergaan dit lot al eeuwen in allerlei talen. Het
begon met het Latijn, want Phaedrus, slaaf
aan het hof van keizer Tiberius, vertaalde de
fabels uit het Grieks. Sindsdien wordt er heel
wat afgezeuld met de verzen. Ze worden op
nieuw berijmd dan wel met de prozapen
bewerkt.
In Nederland zijn we niet achtergebleven. De
oorspronkelijke tekst kost niets en er zijn altijd
wel oude gravures (die ook door de jaren
vogelvrij geworden zijn) voorhanden ter illus
tratie. In 1703 verscheen de eerste volledige
Nederlandse vertaling in proza van de hand
van Van Hoogstraten. Daarna volgde o.a. een
kleine bloemlezing van Aesopus door J. van
Ijzeren in de serie „Klassieke Bibliotheek” (De
Spaarnestad), „Aesopus alle fabels” in een
bewerking van de Stichting School voor de
filosofie (De Driehoek) en nu een Prisma van
de in 1964 al verschenen „Aesopische fabels”
(uitgeverij Van Hoeve).
Ik noem deze drie bewerkingen (of vertalin
gen, zo men wil), omdat bij vergelijking blijkt,
dat men de fabels heel verschillend van inhoud
vertelt. Neem het bekende verhaal van de raaf
en de vos met het stukje kaas. Van Ijzeren laat
de vos zeer vleiend praten over het lijf van de
raaf, maar lokt hem uit de tent door te veron
derstellen dat hij geen stem heeft. De „filoso
fen” geven de vos in de mond, dat de raaf
geschikt zou zijn als koning van de vogels en
dat hij daarom maar een grote mond moet
opzetten. In de jongste Prisma-uitgave, met
een berijming van Johan van Nieuwenhuizen,
zegt de vos heel iets anders, nl. dat de raaf zo
prachtig wit is in plaats van zwart en dat hij
een gouden zangstem zou hebben. Het slot is
natuurlijk hetzelfde: de vos krijgt zijn stuk
kaas. Maar er is aardig aan dichterlijke vrij
heid gedaan. Vraag is natuurlijk: wie is de
ware Aesopus?
Hoe dan ook, de berijming van Van Nieu
wenhuizen mag door de uitgever speels ge
noemd worden, zij is qua metrum vaak verre
van fraai. Je hoeft de verzen maar hardop te
lezen en je merkt, dat je af en toe in de knoop
komt. Hinderlijk is ook het door elkaar gebrui
ken van tegenwoordige en verleden tijd in één
alinea.
’z
r.
L
n J
co
C
2
x W* 1
xW I