4 a ',44 FASSBINDER VERFILMT lit WERKELIJKHEID ALS FILOSOFISCHE CONSTRUCTIE 1100 V.» X BERLIN ALEXANDERPLATZ” VOOR TV B door Wouter Hendrikse H. 037 Lamprecht ft - „Berlin Alexanderplatz” geldt als een van de belangrijkste Duitse romans. Dit werk van de Berlijnse schrijver Alfred Döblin, dat in 1929 verscheen, wordt met boeken als „Manhaften Transfer” van Dos Passos en „Ulysses” van James Joyce vergeleken. In „Berlin Alexanderplatz” beschrijft Döblin het leven in Berlijn aan het eind van de jaren twintig, in al zijn facetten: de anarchie, de waanzinnigheid, de werkeloosheid, de armoede, de verschrikkelijke inflatie, de rijkdom, de kleinburgerlijke mensen, de misdadigers. Tussen al deze elementen steekt langzaam maar zeker het fascisme de kop op. Kortom Berlijn als Sodom voor de ondergang. Het middelpunt van het boek is de zogenaamde „kleine man”, Franz Biberkopf. Deze Biberkopf is het prototype van de goedgelovige meeloper, die alleen slechte vrienden schijnt te kunnen kiezen. „Vervloekt is de mens, die zich op mensen verlaat” is het thema van „Berlin Alexanderplatz”. Tamelijk saai F** w I *9 De Duitse regisseur Rainer Werner Fassbinder werkt voor de tweede keer in zijn loopbaan aan een televisieserie. Het betreft de verfilming van de roman „Berlin Alexanderplatz” van de Berlijnse schrijver Alfred Döblin. De serie, die in opdracht van de West- Deutsche Rundfunk wordt gemaakt, gaat veertien .<<4^ afleveringen tellen, welke in oktober, november en 4^ december van dit jaar door de VPRO zulen worden uitgezonden. Wouter Hendrikse woonde een dag de opnamen bij, en sprak met hoofdrolspeler Günter Lamprecht èn uiteraard met Fassbinder zelf. Hieronder W' Günter Lamprecht en Barbara Sukowa De innerlijke monoloog van een kleine meeloper raad Rainer Werner Fassbinder raad raad Barbara Sukowa en Günter Lamprecht Günter Lamprecht en Hanna Schygulla Verhalen van Nicolaas Matsier i langs WIM VOGEL I 2’ gr. raad Zie je parallellen tussen deze tijd en de tijd van Biberkopf? t voor ■ntueel larlem zowel geschreven en geconstrueerd zijn. In de verhalen manoevreert een ik-figuur zich in een positie waarin hij existentieel ervaart zijn twijfel aan zijn identiteit, zijn gevoel van voortdurend minimaal aanwezig te zijn. Hij functioneert slechts dankzij anderen, en aan die anderen ontleent hij vaak zijn identiteit. Biberkopf manifesteert zich in het toen de kop opstekende fascisme of liever gezegd nazisme. Döblin wist aan het eind van de jaren twintig niet wat er allemaal van zou komen en hoe het zou aflopen. Fassbinder weet dit wel, maar het heeft volgens hem geen invloed op de serie gehad. Goed beschouwd is „Berlin Alexanderplatz” een tamelijk saai misdaadverhaal. Wat het boek echter zo interessant maakt is de innerlijke monoloog die wordt gevoerd. En voor ons als filmploeg is het dus weer een uitdaging, die monoloog te visualiseren en in actie om te zetten”. „Om eerlijk te zijn is juist dat mijn uitgangspunt geweest. Ik had de innerlijke monoloog er gemakkelijk uit kunnen laten, maar dat vond ik filmisch niet zo mooi, terwijl de spanning bovendien helemaal zoek zou zijn. Het aardige was juist om scènes te zoeken, waarin de waanzin van het onderbewustzijn goed uit kwam. Kijk, Döblin wilde met zijn boek dat de lezer zich met Biberkopf zou identificeren, zodat de lezer of toeschouwer de monoloog met zichzelf kon voeren”. „Döblin neemt in zijn boek een grote afstand tot Biberkopf. Ik doe dat veel minder. Waarschijnlijk omdat ik het niet geschreven heb. Maar ik mag Biberkopf veel meer dan Döblin dat deed. Vrij logisch overigens. Je moetje tenslotte eerst van de figuur distantiëren, om hem in zijn volle complexheid te kunnen zien. Persoonlijk heb ik een hele grote sympathie voor Franz Biberkopf’. zijn artikel blijken onvindbaar. Als de redacteur ten einde raad hem opzoekt op zijn kamer in het instituut waar hij geacht wordt aanwezig te zijn, blijkt hij ook daar onvindbaar. Dunning is als feit geen realitiet, maar louter, zo als het nominalisme ons leert, een woord, een naam. Geen objectief bestaand iets. In het titelverhaal brengt een man bijna de hele dag sluimerend in bed door. „Ik denk niets. Er is geen sprake van bewustzijn. Maar ik slaap niet, ik beweeg mij niet. Als mijn aanwezigheid nog minimaler zou zijn - zou zij dat zijn.” Dat bewustzijn, het besef onafhankelijk van anderen iemand te zijn, komt verder nauwelijks aan de orde. Integendeel: pas als iemand anders zich meldt, is de man zich bewust van zichzelf. Opnieuw merk je op dat zijn identiteit afhankelijk is van anderen. Zelf weet hij zich „de tabu la rasa der empiristen.” Hierboven heb ik gewezen op het exis tentialistische karakter van de bundel. Van Sartre is de uitspraak: „Alles komt tot ons van anderen.. Te zijn is aan iemand toebehoren.” Aanvankelijk was Matsier van plan de bundel Esse est ervaring mist die ik in de loop der jaren heb opgedaan, red je het volgens mij niet. Dan ga je eraan onderdoor. Maar ik laat niet meer over me lopen. Ik ben de regisseur en daarmee basta”. De man die aan de goedgelovige Biberkopf gestalte geeft, is Günter Lamprecht, 47 jaar oud, is eigenlijk pas sinds 1974 een veel gevraagd acteur. In dat jaar speelde hij in de WDR-films „Rosenmontag” en „Stellenweise Glatteis”. Sindsdien staat de telefoon niet meer stil. Lamprecht heeft altijd rollen van arbeiders gespeeld. Het werd geheel tegen zijn wil zijn handelsmerk. „Maar”, zo zegt hij, „langzaam maar zeker werd bekend dat ik ook wel wat anders kon”. Günter Lamprecht is moe van zijn rol. Door de schmink, die hem er slecht moet laten uitzien, heen, is zijn vermoeidheid duidelijk te zien. Maar nog elke dag staat hij vol enthousiasme voor de camera’s Fassbinders aanwijzingen op te volgen. „Ik denk dat ik het volhoud, omdat ik zoveel gemeen heb met Biberkopf. Daar waar Biberkopf op de Alexanderplatz rondloopt, ben ik als zoon van een Berlijnse taxichauffeur opgegroeid. Een jeugd, die ik het liefst met Scheisse aanduid. Ik kom uit een straatarme familie; het enige wat telde was dat ik netjes Duits moest spreken. Nee, ik ken het milieu van Biberkopf beter dan mijn binnenzak. Vaak heb ik er een blik naar binnen geworpen. „Op mijn zwerftochten langs cafés zie ik ze zitten, de Biberkopfs van deze tijd. Niettemin heb ik met dit soort mensen een vrij sterke binding. Toen ik de rol van Biberkopf kreeg aangeboden, ben ik twee weken als een Biberkopf gaan leven. Ik doe het niet eens bewust. Plotseling zit ik dan in zo’n treurig café. Maar ik ben er eerlijk gezegd wel blij mee. Ik kan me zo voor honderd percent op die rol instellen. En dat is belangrijk. Ik heb mijn hele leven elke rol zo gespeeld alsof het om een Oscar ging, of mijn leven er vanaf hing. Persoonlijk vond ik altijd dat ik de hoofdrol speelde, hoe klein mijn rolletje ook was. Een tijd geleden heb ik een rol als alcoholist gespeeld. Het was een film met veel ellende, vecht- en huilpartijen. Later vroegen psychologen mij, waarom ik bij die en die scène zo spontaan in tranen kon uitbarsten. Ik zei, ik heb toch net mijn vrouw in elkaar geslagen”. In het eerste verhaal, Flatus Voois, is dat een uiterst magere identiteit. Een redacteur van een encyclopedie blijkt samen te vallen met Dunning, een filo soof die beloofd had een artikel te leve ren over het nominalisme. Dunning en Het is waar, Nicolaas Matsier is geen veelschrijver. Nauwelijks tweehonderd pagina’s in vier volle jaren: er zijn schrij vers die een hogere produktie halen. In een artikel van Maarten ’t Hart las ik enkele maanden geleden dat hij met de Revisor-auteurs geen enkele moeite had omdat die dermate weinig publiceerden dat hij die zo ongeveer als een toetje be schouwde naast zijn gewone dagelijks hoeveelheid leesvoer. Maar toch... Wie van ons leest Querido nog, ondanks zijn centimetersdikke boeken? En wie kent Nescio niet, die toch maar met moeite driehonderd pagina’s druk haalde? Een pleidooi voor Matsier dus. Een pleidooi voor verhalen die actueel en wezenlijk zijn op dezelfde wijze als Op waaiende zomerjurken van Oek de Jong dat is. Niet dat deze schrijvers branden de actuele vraagstukken aan de orde stellen, hun belangstelling gaat meer uit naar de relatie die hun hoofdfiguren met zichzelf hebben. Dat gold voor Matsiers eersteling Oud-Zuid (1976), dat geldt in nog sterkere mate voor zijn verhalen bundel Onbepaald vertraagd. Matsier bundelde vier verhalen die zorgvuldig De Westduitse omroep WDR, heeft het aangedurfd dit boek te verfilmen tot eën televisieserie. De VPRO heeft de reeks al bij voorbaat gekocht en gaat de veertien delen in de maanden oktober, november en december van dit jaar uitzenden. Dat Rainer Werner Fassbinder, het „wonderkind van de Duitse film”, om maar eens een cliché te gebruiken, „Berlin Alexanderplatz” regisseert, heeft de keus van de VPRO zeker beïnvloed. De serie wordt door Bavaria, in opdracht van de WDR, gemaakt en kosten noch moeite worden gespaard. Ruim 14 miljoen Mark is er voor uitgetrokken. Rainer Werner Fassbinder is zo op het eerste gezicht een wat ongedurig man. Hij loopt zich verschrikkelijk op te winden, wanneer er ook maar het geringste fout gaat. In de bloedhete studio, die werkelijk tot in de kleinste hoekjes is volgebouwd, geldt een rookverbod. Iedereen die ook maar de neiging heeft een sigaret of iets aanverwants aan te steken, heeft meteen een fanatieke brandwacht op zijn nek. Voor Fassbinder geldt dit kennelijk niet. Nerveus steekt hij de ene na de andere sigaret op, terwijl hij onderwijl regieaanwijzingen geeft. De produktie loopt achter op het schema en dat is waarschijnlijk de reden van Fassbinders ergernis. De vrouwelijke hoofdrolspeler Hanna Schygulla, krijgt zelfs een klap van de grote meester, omdat i ze voor de zesde achtereenvolgende keer haar hoofd te ver naar voren houdt. Uit 1 het hele handelen van de filmcrew blijkt een groot respect voor Fassbinder. Ook het hoofd van de Bavaria-persdienst drukt me op het hart Fassbinder met rust te laten. In een theepauze ga ik toch maar, Ezjj het wat gereserveerd, naar hem op Ezoek. Hij zit in een piepklein hokje en is tot percipi te noemen, oftewel: zijn is gezien te worden. Als er iets is wat als een rode draad door alle verhalen geweven is dan is het deze opvatting: het verlangen los te komen van jezelf. Heel duidelijk komt dat nog eens naar voren in het laatste verhaal (esse est percipi). Ook hier een ik-figuur die de illusies die hij koestert omtrent zichzelf gadeslaat, observeert. Ook hij blijkt niet in staat realiteit en wens samen te laten vallen. De realise ring van dat ideaal is onbepaald ver traagd hetgeen een voortdurende ver vreemding tot gevolg heeft. De hoofd persoon wijst ons erop dat zijn streven Fassbinder: „Het is natuurlijk afgezaagd om te zeggen dat er inderdaad overeenkomsten zijn met de Weimarrepubliek en de huidige samenleving. Maar, ze zijn er in bepaalde gevoelsmatige momenten zeker. In hoeverre dat ook voor de praktijk geldt, kan ik niet zeggen. Zoals het toen was, kan het nu nooit meer worden. De vorm van fascisme die we hadden is uit de tijd. De nieuwe vorm van fascisme is het constant begluren van mensen en het verzamelen van gegevens van particulieren, met als doel ze zo bang te maken dat ze net zo erg als in de oorlog onderdrukt worden. Een fascisme zonder dictator, maar juist daardoor veel gevaarlijker en langduriger”. „Berlin Alexanderplatz” is tot dusver Fassbinders grootste en duurste film- of televisieonderneming. „Ik moest natuurlijk eerst beslissen of ik het zou willen maken en op het moment dat ik dat had gedaan wist ik dat het goed zou worden. Wat het voor mij als producerend of produktief mens inhoudt, is moeilijk te zeggen”. Zoals bekend is Fassbinder tegenstander van het Duitse filmapparaat. Voelt hij zich nu niet een slachtoffer van dit apparaat, waartegen hij zó was gekant, dat hij uit protest naar Amerika vertrok, enkele jaren geleden? „Ik voel me helemaal geen slachtoffer. Het apparaat staat namelijk geheel tot mijn beschikking en ik kan er mee werken. Hoewel ik me wel eens afvraag of ik dat ook zou kunnen als ik niet zoveel films had gemaakt. Als je de enorme mijn stomme verbazing best bereid te praten over „Berlin Alexanderplatz”. Voor hem is het tenslotte een langgekoesterde droom die is uitgekomen. „In vrijwel al mijn vorige films hebben altijd figuren als Biberkopf gezeten. De eeuwige verliezers. „Berlin Alexanderplatz” heb ik voor de eerste keer gelezen als kleine jongen. Het heeft toen zó’n indruk op me gemaakt, dat het in al mijn films heeft doorgewerkt. Je ziet bij mij altijd mensen die nooit volwassen wordenten hun hela leven kind blijven. „Het verfilmen van dit boek van Döblin is voor mij echt een droom die uitkomt. Biberkopf heeft altijd veel invloed op me uitgeoefend. De naam Franz komt ook in al mijn films voor. In „Faustrecht der Freiheit” heb ik zelfs al eens een Franz Biberkopf gebruikt. Eigenlijk stond het voor mij al heel lang vast dat ik het boek ooit eens verfilmen zou. Het is een project dat als een rode draad door al mijn films gevlochten is. De figuur Biberkopf trekt me zo omdat hij niet begrijpen wil dat hij volwassen is, maar dat wel degelijk is en in zijn onbeschrijvelijke naïveteit denkt dat de mensen goed zijn”. „Biberkopf is een figuur, een mens, die meer dan normaal in het goede van de mensen gelooft. Hij denkt dat de mens zich gedragen kan zoals hij in oorsprong ook is: een beetje anarchistisch. Biberkopf is ook een anarchistisch type, maar dan met een gezelligheidskarakter. Aan deze combinatie gaat hij ukeindelijk ten gronde”. Fassbinder heeft zich, voordat hij met de verfilming begon, voorgenomen de verteltrant van Döblin aan te houden. „Alleen doe ik het wél op mijn manier. Ik bedoel, het is heus niet het simpele navertellen van een verhaaltje. Het boek is op zich namelijk veel te langdradig. Nicolaas Matsier, Onbepaald ver traagd Vier verhalen, Amsterdam, 1979. Uitgeverij: Querido. Prijs 17,90. bepaald niet platonisch opgevat moet worden. Metafysica legt hij terzijde als een filosofie die uiteindelijk niet streeft naar zijn (hier en nu) maar die al ver trouwen heeft in worden. Wat hém voor ogen staat, wat zijn ideaal is, verwoordt hij op de laatste pagina: „...leren bewe gen. Bewegen zonder gezien te hoeven worden. Zonder verlamd te raken door een toeschouwer. Zonder mijzelf gade te slaan.” Nicolaas Matsier zal nooit een veel schrijver worden omdat hij het zichzelf niet gemakkelijk maakt. Hij gaat, zoals vele andere schrijvers, niet uit van strikt persoonlijke feiten of gebeurtenissen. Hij construeert een werkelijkheid waar binnen hij zijn filosofische ideeën gestal te kan geven. Hierdoor maakt hij het je niet gemakkelijk, maar vergroot hij wel de mogelijkheid dat de lezer iets wezen lijks - want ontdaan van alle feitelijkhe den - tegenkomt. „We vertellen het zó dat wij het ook niet weten. Kijk, het gaat om Franz. Die maakt het nou allemaal wel mee, maar hij gaat tóch alleen maar om met degenen die hij mag en waarvan hij wat goeds verwacht. Het maakt hem niets uit of zijn vrienden nu fascist, communist en anarchist zijn. Biberkopf is namelijk volslagen a- politiek, maar desalniettemin een anarchist al weet hij dat zelf niet. Maar zijn anarchisme past in géén enkel hokje of bij een groepering”. ■■--

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 29