Letterkast
I
I
1
1
I
K 7D
COMMERCIE, CENSUUR EN ONDERGRONDSE LITERATUUR
De meeëter
S
1
1
7
o
o
o
4
Hans Plomp
Wat een merkwaardige smeltkroes
ons
1
Adios, Alex, we’ll meet again, don’t know
where, don’t know when....
Hier roer ik een van de grootste proble
men van minder bekende schrijvers en uit-
U begrijpt dat het allemaal niet is doorge
gaan. In plaats van zelfmoord te plegen,
begon ik over mijn wanhoop en pijn te
schrijven. En zie: Binnen een paar jaar lag
mijn eerste boek in de winkel, een roman,
De Ondertrouw.
Ik besloot mijn leven te offeren, om mijn
werk onsterfelijk te maken. Mijn pols zou ik
doorsnijden en het bloed over mijn schrijf
sels laten stromen, zodat ze zouden begrij
pen waarom ik zelfinoord pleegde. Wél legde
ik een paar kopieën van mijn werk ver
spreid door het huis, voor het geval het
manuscript waarboven ik wilde leegbloeden
onleesbaar zou worden...
Ik durf te stellen dat er in Nederland
jaarlijks honderden boeken uitgegeven wor
den, die de geïnteresseerde lezers nooit be
reiken, eenvoudig omdat deze niet weten dat
die boeken bestaan. Ik durf te stellen dat de
„crisis in de literatuur” voornamelijk ver
oorzaakt wordt door de dikke billen van de
heren die de touwtjes in handen hebben bij
de gevestigde literaire tijdschriften en de
boekhandel.
land is, blijkt duidelijk uit de tientallen
politieke partijen en honderden sektes, die
vrijelijk naast elkaar kunnen bestaan. Tole
rantie is misschien het meest positieve dat
ons land heeft te bieden. Toch blijft het
leven voor de schrijver in ballingschap hier
moeilijk. De meesten spreken onze taal nau
welijks en kunnen dus geen uitgever vinden.
Hier volgt een aantal boeken die bij mijn
weten nooit besproken zijn, maar die ik de
moeite waard vind.
Illustrate! uit Sperlonga Manhattan Express
gevers aan: hun boeken zijn in Nederland
vrijwel nergens te koop!
Een uitstekend verslag van de poëzie-festi-
vals die door One World Poetry georgani
seerd werden, en een levendig overzicht van
de belangrijkste ontwikkelingen in de poë
zie, zagen in een drietal boekwerken het
licht.
Het eerste festival had in 1977 plaats in
Venetië. Het was klein van opzet en er tra
den vooral Italiaanse dichters op, maar het
vormde een eerste basis, waarop de grote
poëziefestivals van ’78 en ’79 gebouwd wer
den. Een verslag van dit eerste festival werd
uitgegeven door de bijzonder loyale Haar
lemse uitgeverij De Knipscheer, die nooit
terugdeinst voor niet-rendabele maar wel
noodzakelijke uitgaven.
De foto’s geven een uitstekend beeld van
de sfeer bij de Venetiaanse poëziemanifesta
tie. Hier ziet men de pioniers van de One
World Poetry-beweging aan het werk en
voor degenen die de nieuwe renaissance in
de poëzie willen volgen, is het verslag van ’77
een mooi begin.
In zijn nawoord bij Holsts enige gepubli
ceerde bundel schreef Simon Vinkenoog de
profetische woorden:
„De dichter met wie ik mij het meest
verbonden voel: de mens bij wie ik kan zien
dat hij door het vuur gegaan is en nog
voortdurend geteisterd wordt, niet door ba
nale alledaagsheden, die zoveel mensen nog
plagen, maar door deze ervaringen over
leven en dood en God en het Zijn handelen.
Van veel doden niets dan de levende herin
nering. Alex Holst herinnert mij, bij herle
zing, aan die enkele malen dat poëzie in het
openbaar werd gelezen, vaak te midden van
de grootste paniek der organisatoren, te
midden van duizenden, en uit de diepte van
het wachtende podium met sterke spotlights
geconcentreerd op de wachtende microfoon,
en daar komt hij naar voren, ogen, oren, een
gezicht, een paar ogen, een stem. De macht
van het woord over de dood...”.
Dit schreef Vinkenoog in 1973. En nu is het
al zover: Alex Holst is dood, maar zijn woor
den leven voort. Onder andere in Aan de
levende Mitras:
n deze drie boeken vindt men een boeiend
overzicht van de nieuwste ontwikkelin
gen in de poëzie. Om u enig idee te geven
van de betrokken dichters, hier een greep uit
de namen: Julien Blaine, Ricardo Sanchez,
Piero Heliczer, Harold Norse, Anne Wald
man, Edgar Cairo, William Burroughs, Mig
non van Ingen, Nanao Sakaki, Jessica Hage
dorn, Patti Smith, Bert Schierbeek, Ira Co
hen, Ed Woods, Jules Deelder, Allen Gins
berg, Alex Holst en tientallen anderen.
Kom mijn kind
wees blij met dit geschenk
straks ben je groot
de avond wacht
en daarna duisternis de nacht
kom mijn kind
dit klein geschenk
een Nieuwe Dag
Meestal neemt de boekhandelaar alleen
gevestigde namen en gegarandeerde kassuc-
sessen in voorraad. En dan heb ik het nog
niet eens over de zogenaamde inloopzaken,
waar men alleen het allercommercieelste
drukwerk verhandelt. Het is duidelijk: de
verspreiding van hun boeken is het grootste
probleem voor beginnende of onbekende
schrijvers en uitgevers.
ir
I
'■"'lerst een balling, Nederland heeft altijd
rl grote aantrekkingskracht uitgeoefend
op kunstenaars die in hun eigen land
om hun ideëen vervolgd worden. Ons land
ligt op het kruispunt van verschillende grote
culturen en heeft zich nooit kunnen veroor
loven één groep uit te roeien ten bate van de
anderen. Niet één godsdienst is er in ge
slaagd het land geheel te overheersen, zodat
er altijd een betrekkelijke tolerantie heeft
geheerst.
tjens? Dat mijn krakende bureau gesierd
werd door een niet grijnzende schedel? Ik
begon Rhijnvis Feith te begrijpen, die bij
voorkeur op het graf van zijn vrouw werkte.
Mijn wanhoop ooit met mijn geschriften
iemand te kunnen bereiken werd zó groot,
dat ik naar extreme middelen zocht. Dood
en ellende, daar houden de mensen van. De
enige manier voor een jonge dichter om zijn
werk bekend te laten worden, is door vroeg
te sterven. Jacques Perk, Rimbaud, Van
Ostayen, Byron, Hans Lodeizen en vele an
deren gingen mij voor...
"WTederland is de laatste jaren een cen-
trum van internationale poëzie gewor-
-L den. Behalve Poetry International in
Rotterdam, waar de meer gevestigde dich
ters zich jaarlijks presenteren, wordt sinds
drie jaar in Amsterdam het One World Poe
try festival georganiseerd. Hier ligt het ac
cent op de underground en de avant-garde.
De komende zomer combineert One World
Poetry haar krachten met het Festival of
Fools, voor een reusachtig theatergebeuren
op het terrein en in de hallen van de Amster
damse Droogdok Maatschappij (29 mei-15
juni). Ik overdrijf niet door te beweren dat
het puikje van de internationale avant-garde
uit alle hoeken van de wereld hier zal optre
den, want het Festival of Fools is een begrip
geworden in alle cultuurcentra.
Het aanschouwen van al die tienduizen
den boeken, allemaal onbetwiste meester
werken, verscheurd en vertrapt, maakte me
langzaam maar zeker gek. Al die bomen
voor niets gekapt, al dat werk, die energie,
voor niets! Je moest wel heel sterk in je
schoenen staan, om na zo’n ervaring nog
eens met een eigen boek op de markt te
komen.
Sartre’s walging bekroop me. Alles is al
gezegd, alles is al geschreven, er verandert
nooit iets, alles is zinloos. Er zijn al veel te
veel boeken, de meesterwerken komen de
mensen de strot uit.
In dergelijk melancholiek gemijmer verzon
ken, vernietigden mijn handen automatisch
honderden exemplaren van Huxley’s After
Many a Summer Dies the Swan. Vanitas,
vanitas, alles is ijdelheid.
Zij geven hun eigen werk uit en krijgen geen
steun van overheid of schrijversorganisa
ties. Klassieke kunstenaarsellende dus.
Een van de interessantste dichters in deze
groep is de Italiaan Aldo Piromalli, een
talenwonder, die zijn gedichten publiceert in
het Nederlands, Engels, Frans en Italiaans.
Zijn kleine, eenvoudige uitgaven zijn door
hemzelf geïllustreerd. Hij houdt zich in le
ven met het wassen van lijken in een zieken
huis. Een van de Nederlandse gedichten die
hij in zijn Vrije Vogel Pers publiceerde is
Maagdelijke Zoon, waaruit een fragment:
TTet winstprincipe van de boekhandel en
I—I de beperkte ruimte in kranten en tijd-
-■- schriften leiden tot een eenzijdig aan
bod van literatuur. De meeste boekhandels
bestellen alleen boeken waarvan ze een flink
aantal kunnen omzetten. Van de honderden
boeken die er maandelijks in Nederland
verschijnen, komt maar een klein deel onder
de aandacht van het publiek.
Ik heb je verlaten in het huis van het
zwijgen
Waar de zoon maagdelijk is.
Ik heb je verlaten in de gele zomerse
vlakte
In de appel van de boom y
In de haan van vier uur in de ochtend
Ge-lief-kozen de snel-weg
Ik heb je verlaten voor de verwarring
van de duizend straten -
Asbakjes aan de ogen...
door Harry Hoogstraten en Jos Knipscheer.
Een fascinerend boek, waaruit duidelijk
blijkt hoe belangrijk en levend poëzie op dit
moment is, zelfs al is dat nog nauwelijks tot
het grotere publiek doorgedrongen.
Hetzelfde geldt voor Sperlonga Manhat
tan Express, uitgegeven door France Beltra-
metti in de Verenigde Staten. „To open the
eighties, more news from this other
world...”.
Ik schreeuw tegen de acht uren werk
per dag,
Ik schreeuw tegen de vijf dagen werk
in de week,
Ik schréeuw tegen de baas die mijn
leven uithongert,
Ik schreeuw tegen de avond-vermoeie-
nissen, afgeleefd van eenzaamheid.
Ik schreeuw tegen de secretaresse
leven
Slaaf van de meter en van de kilo
Voor een misschien eeuwige schuld.
In 1978 speelde het poëziegebeuren zich in
Amsterdam af, in Kosmos, Melkweg en Pa
radiso, onder de stuwende leiding van Benn
Posset. Benn stelde zijn in Japan en de V.S.
opgedane ervaring met organiseren in
dienst van de poëzie, want „ik voel dat
pöezie een van de belangrijkste communica
tiemiddelen van de toekomst wordt”.
Op Poetry 78 traden vijftig dichters en
dichteressen op. Het was een buitengewoon
vruchtbare ontmoeting van verwante gees
ten uit allerlei culturen. Er waren Japan
ners, Engelsen, Amerikanen, Fransen, Itali
anen, Mexicanen, Duitsers, Indianen en
Afrikanen en natuurlijk vele Nederlanders.
Hoé vruchtbaar en belangrijk deze ont
moetingen voor de kunstenaars zelf waren,
kan men lezen in de Poetry 78-antologie
za. X-
JWM" tin eerste contact met de handel in
1 I b°eken speelde zich af in een donkere
kelder van een Amsterdams grachten
huis. Cloaca heette deze sombere ruimte bij
het personeel van het in dit huis gevestigde
boekenimportbedrijf. Tienduizenden boe
ken lagen daar, op slordige bergen gekwakt,
te verrotten.
Mijn werk als nieuwkomer bestond eruit,
iedere dag in de Cloaca af te dalen, om daar
prachtige boeken te verscheuren. Tolstoi,
De Maupassant, Melville, de ene klassieke
meester na de andere ging door mijn rade
loos scheurende handen. Boeken die me
dierbaar waren.
„For each man kills the thing he loves”,
hoorde ik Oscar Wilde soms in een hoekje
honen...
„Een noodkreet van de bodem van de hel”,
noemde een psychiater het boek. En de
helaas zo jong overleden Johan Phaff had
het over „het schokkendste debuut van de
jaren zestig”. Binnenkort verschijnt een
nieuwe druk, want De Ondertrouw is al
jarenlang niet meer te krijgen, hoewel het
nooit uitverkocht raakte.
De boeken die in de Cloaca terechtkwamen,
waren vooral Amerikaanse pockets. Deze
werden met honderden tegelijk naar Neder
land gestuurd, het zou eens een bestseller
kunnen worden. De importeur heeft meestal
recht van retour, hij mag de onverkoch
te boeken terugsturen naar de uitgever.
Maar aangezien dit meer aan postzegels zou
kosten dan de boeken nog zouden opbren
gen in Amerika, stuurt de importeur alleen
de voorkaft terug. De rest van het boek
wordt vernietigd. Heel logisch allemaal, en
commercieel gerechtvaardigd, maar toch
leed ik daar in die vochtige krocht. Ik was
toen zelf een beginnend schrijver!
Ik ben eens speciaal op dit soort publika-
ties gaan letten en tot de conclusie gekomen
dat er in deze ondergrondse literatuur heel
interessante ontwikkelingen gaande zijn.
Dóór wordt de basis gelegd voor nieuwe
kunstvormen, en niet in De Revisor, Raster
of Tirade, die zo langzamerhand bolwerkjes
van onverdraagzame oude mannen zijn ge
worden.
In feite betekent dit een vorm van cen
suur, ook al is deze misschien niet ideolo
gisch, maar commercieel. Schrijvers en uit
gevers die buiten het commerciële systeem
werken, komen in Nederland nauwelijks
aan de bak. Zomin als de ideologische dissi
denten in de Sovjet-Unie. Het gevolg is een
„underground” van kleine uitgeverijen en
bijzondere boekwinkeltjes en vooral de laat
ste tijd steeds meer schrijfsters en dichters
die hun werk zelf uitgeven en verkopen.
“W~5en van de minst bekenden onder hen
rl was vyaarschijnlijk Alex Holst, die ik
met opzet vermeld. Holst was een genie,
balancerend op de rand van de waanzin.
Wès, want Alex Holst werd enige maanden
geleden door een melkwagen verpletterd,
terwijl hij zijn dichtbundel Poetry in Love
op straat liep uit te venten. Hij stierf in het
harnas, maar zijn dood werd bij mijn weten
door geen recensent gesignaleerd.
Er is geen crisis in de Nederlandse litera
tuur. Zij is springlevend. Er verschijnen
talloze baanbrekende publikaties, maar
geen recensent bespreekt ze, geen boekhan
del legt ze in zijn etalage. Een enkele uitge
zonderd, natuurlijk.
■V’
s het een wonder dat ik in die tijd gefasci
neerd raakte door de gruwelijke zelf
moord van onze nationale held Piet Paal-
-
Lijden in de Cloaca
n»'
Alex Holst
Uit sperlonga Manhaften Express
KEES TOPS
MMMMHnHn
Zelfportret van Hans Plomp uit Schrijvers teke
nen zichzelf
Voor mij ligt Bedriegers en bedrogenen,
een bundel opstellen over het werk van
Willem Frederik Hermans, geschreven
door Frans A. Janssen. Op de eerste
bladzijde van het eerste opstel lees ik, op
de vierde regel reeds, de naam Janssen.
Ik zoek de bijbehorende eerste noot
(voorheen: voetnoot) op en lees daar op
de eerste regel de namen Janssen en
Frans A. Janssen. Beide Janssens
verwijzen naar een boek. Van Janssen.
Over Hermans.
Op de eerste twee bladzijden van dat
eerste opstel valt de naam Janssen nog
drie keer. We zijn dan dertien noten
verder; de naam Janssen is daar in totaal
drie keer voorgekomen, direct althans.
Indirect veel vaker, want er is zeven keer
verwezen naar een vorig boek van
Janssen: die ene keer naar het al
genoemde werk, zes keer naar een door
Janssen samengestelde bundel
vraaggesprekken met Hermans.
Als ik die indirecte verwijzingen niet
meetel (wat bijzonder aardig van mij is)
dan is na twee bladzijden tekst en één
bladzijde voetnoten de naam Hermans
I 11 keer gevallen en de naam Janssen 7
keer. Die Janssen kan zélf al bijna een
meeëter onderhouden.
DO),
iet
il
:h
I
i
Illustratie van Aldo Piromalli bij het gedicht de .maag
delijk zoon’ uitgegeven bij de de Vrijevogel Pers
het begin. Dat boek moet immers
worden verkocht en wie kpopt er nu een
boek van een beginnende
opstellenschrijver, gesteld dat deze
verder geen vriendjes in de het literaire
wereldje heeft?
Wat doet de meeëter dus? Hij schrijft
nóg een boek laten we zeggen een
boek over één bepaald boek van de
coryfee. En in dit boek neemt hij nu een
gros voetnoten op, waarvan minstens
een derde deel verwijst naar zijn
opstellenboek. Gevolg: wil de lezer iets
aan het tweede boek hebben, dan moet
hij het eerste kopen.
Deze werkwijze zal zijn doel niet missen
en het grote voordeel ervan is, dat hij
praktisch onbeperkt kan worden
uitgebreid. De meeëter weet dit. Hij weet
dat elke nieuwe publikatie hem de
gelegenheid biedt een grotere
bekendheid aan zijn bestaande werk te
geven. Hij weet ook dat hij iedere nieuwe
publikatie weer als bron kan opvoeren in
zijn overige werk.
Het is dus zaak in het begin veel boeken
op de markt te brengen en dat doet hij
Vraag: Hoe bouwt men een literair
oeuvre op met een minimum aan eigen
inbreng? Anders gezegd: Hoe verwerft
men zich een Naam in de Nederlandse
letteren zonder daarin zelf al te veel tijd,
energie en creativiteit te investeren?
Antwoord: Door meeëter te worden.
Zoals het woord al aangeeft, bestaat de
voornaamste bezigheid van de meeëter
eruit, mee te eten. Hij kiest zich daartoe
een gastheer die wél zelf literatuur
maakt, een echte schrijver dus en liefst
een hele grote. Met een zekere
onderdanigheid schaart de meeëter zich
van tijd tot tijd aan de zijde van de
coryfee en eet mee uit diens literaire ruif.
Na afloop van de maaltijd poept hij de
resten in de vorm van een opstel uit.
Heeft hij aldus een aantal opstellen
geproduceerd, dan bundelt hij deze tot
een boek en laat zijn naam op de omslag
afdrukken. Een literator is geboren.
Voor de ware meeëter is dit nocf maar
Jv-
dan ook. Een béétje meeëter zal er zelfs
niet voor terugdeinzen enkele populaire
werkjes aan zijn zelfgecreëerde oeuvre
toe te voegen, zoals bijvoorbeeld een
bloemlezing van citaten uit het werk van
de meester, of een bundel interviews uit
t kranten en tijdschriften. De
I samenstelling zal weinig werk vergen,
want het te publiceren materiaal is
persklaar.
Het enige waar de meeëter op moet
letten is, dat hij iedere nieuwe uitgave
uitvoerig van voetnoten voorziet en
eventuele herdrukken van zijn eerdere
uitgaven in die zin aanvult. Als hij nu ook
I nog kans ziet allerlei artikelen over zijn
I geliefde onderwerp in literaire bladen
geplaatst te krijgen, uiteraard voorzien
van een uitgebreide bronvermelding
annex literatuuropgave, dan begint het
er voor hem al aardig op te lijken.
De lijst van met publikaties van „zijn"
hand in de bibliotheekcatalogus groeit,
zijn naambekendheid neemt toe en er
zal een moment komen, dat de meeëter
wordt gezien als een bij uitstek
deskundige van het werk van de
bewuste auteur. Niemand zal zich
afvragen waar de man vandaan is
gekomen en wanneer hij is opgedoken.
Hij is er eenvoudig en men kan niet meer
om hem heen.
Men kan hem niet eens verwijten dat hij
zichzelf met autoriteit heeft bekleed. Hij
heeft slechts uit het niets zijn
„winkeltje” geschapen en door handig
manoeuvreren is dit een eigen leven
gaan leiden. De anderen, die destijds
hebben zitten slapen, zijn er gewoon
ingestonken.
I
- ‘.i:
9.