IJMUIDEN IN
OORLOGSTIJD
T
I
H
IJmuiden als uitvalsbasis van de Duitse Schnellboote 1940-1945
j
8
9
IJMOND
D IN S D A G 13 MEI
1980
Capitulatie
Ommekeer
Qorlogshaven
Luchtaanvallen
Actie
•C
er gelegenheid van
het feit dat 35 jaar
geleden een einde kwam aan de Tweede Wereld
oorlog beschreven twee IJmuidenaren exclusief voor
onze bladen een aantal gebeurtenissen die plaats
vonden in IJmuiden tussen 1940 en 1945. Peter A.
Veldheer en Paul N. J. Steenbakker houden zich nog
steeds intensief bezig met het verzamelen van gege
vens uit die tijd en het reconstrueren van de door hun
ingewonnen informatie.
$80
Zeewolven” aan
de visafslag
„ZEEWOLVEN” „aan de visaf
slag”; IJmuiden als uitvalsbasis
van de Duitse Schnellboote -1940-
’45. Reeds kort na het einde van de
5-daagse oorlog, in mei ’40, werd
het duidelijk dat de havencapaci
teit van IJmuiden door de Overwel
diger niet onbenut zou worden ge
laten. Onder de bezettingstroepen,
die, na de capitulatie - de plaats
binnentrokken, bevonden zich klei
ne afdelingen van de „Kriegsmari-
ne”, waarvan de officieren met wel
gevallen hun oog lieten rusten op
havencomplex en sluizen. De gun
stige ligging van het geheel, ge
voegd bij de aanwezigheid van het
„Fort” en de mogelijkheden om de
bestaande voorzieningen nog uit te
breiden, maakte zichtbaar indruk.
Weliswaar betekende de, door Brit
se springstofspecialisten achterge
laten, barrière tussen de pieren (in
hoofdzaak gevormd door de tot zin
ken gebrachte „Jan Pietersz.
Coen”) die de doorgang gedeelte
lijk blokkeerde voorlopig een pro
bleem, maar dit zou slechts van
tijdelijke aard zijn. Overigens was
de resterende vaargeul een ruimte
van ca. 75 m. tussen de tegen de
Zuidpier rustende „Coen” en de
Noordpier - nog breed genoeg om
niet al te grote schepen te laten
passeren’ Al in de nazomer van
1940 worden, indicentele, bezoeken
van Schnellboote en andere kleine
schepen van de Kriegsmarine aan
IJmuiden gemeld. Deze kozen ge
woonlijk ligplaats in de Vissersha-
ven, soms zij-aan-zij gemeerd met
trawlers of loggers, die tot voor
kort het alleenrecht op het smalle
trogvormige bassin hadden gehad.
Niemand twijfelde er meer aan, dat
IJmuiden een „marinefunctie” was
toegedacht, steeds meer officieren
kwamen het haven- en sluizencom-
plex bekijken.
minuten aan het oog onttrokken.
Op 18 februari had het Flottille
meer geluk, ’s Avonds waren 3 bo
ten uitgevaren de S-28, de S-101 en
de S-102 (van Töniges, die de lei
ding had). Voor de Thamesmon-
ding wachtte men, met afgezette
motoren, op de nadering van een
konvooi - dat duurde niet lang. Uit
de nevel, die zwaar over de donkere
zee hing, doken vage schaduwen
op. Terwijl de Diesels, gierend,
aansloegen, gaf Töniges het sein:
„Losim Keilformationü”
pikt, drijvend op een stuk wrak
hout: de kapitein
Op 12 maart stuitte Bimbacher’s
formatie, opererend met 6 boten,
even buiten de Humber op een kon
vooi, dat voorafgegaan werd door
een grote torpedojager. Töniges
waagde er een schot op, uit beide
buizen. Mis beide de torpedo’s
vlogen de vijand aan de oppervlak
te voorbij. In volle vaart haalde
Töniges zijn boot om - in 50 secon
den was de bakboordlanceerbuis
herladen. En weer vuurde hij, dit
maal op een tanker die achter het
oorlogsschip voer...nu met meer ge
luk, zjj het dan niet volgens plan.
Want, ofschoon de torpedo de tan
ker, waarop hij gericht was pas
seerde, trof hij even later een schip,
dat zich in een andere rij voortbe
woog. In een wolk van schuim stoof
de S-102 dwars door ’t konvooi,
achtervolgd door de salvo’s uit de
batterijen van de begeleidingsvaar-
tuigen die in woeste kurven rond
wervelden. Gebruikmakend van de
verwarring, maakte Töniges met
een rechtsomkeer, bruiste weder
om door de vijandelijke linies en
slaagde er daarbij in een tweede
schip te raken, een munitiedrager,
die met een daverende klap in de
lucht vloog. Om 2.15 brak hij de
aanval af, om 7.30 uur was hij terug
in de Vissershaven.
Tegen mei worden de operaties
in het Kanaal voorlopig opge
schort; met het oog op de komende
inval in de Sowjet-Unie kwam het
zwaartepunt van de Schnellboot-
acties in het Oosten te liggen. Kort
daarop vertrok het 1ste Flottille
naar het Finse merengebied, het
zou niet meer in het Westen terug
keren.
De Schnellboot, waarmee voor
namelijk vanuit IJmuiden geope
reerd is, was van het type S-38.
Deze had een lengte van ca. 35 m.
en bereikte een diepgang van iets
meer dan 1.50 m. De bemanning
telde 16 man. Het vaartuig kon een
snelheid bereiken van ruim 39 sm/
h. en werd voortbewogen door 3, in
serie geplaatste, Daimler MB-501
motoren. De actieradius bedroeg
rond 700 sm. Als bewapening wer
den 4 torpedo’s meegevoerd, die
vanuit 2 lanceerbuizen, aan weers
zijden van de romp gelegen, kon
den worden afgevuurd. Voorts be
schikte men aan boord over 2 x 20
mm. kanonnen, hoofdzakelijk be
doeld als luchtafweer. Een verbe
terd type, de S-100, kwam in de
loop van 1944, in beperkte aantal
len, ter beschikking.
schepen werden vernietigd w.o. een
kleine tanker. Na deze laatste aan
val deed zich een tegenslag voor,
die ingrijpender had kunnen zijn
als het noodlot de tegenstander
geen parten had gespeeld. Al gerui
me tijd hadden de Engelsen ge
wacht op een kans om een Schnell
boot (die hun eigen motortorpedo
boot MTB verre in prestaties
overtrof) te bemachtigen teneinde
deze aan proeven te kunnen onder
werpen. Tijdens de urenlange
schermutselingen die volgden op
het treffen met het beschermde,
konvooi, werd de Duitse S-14 be
schadigd en door de bemanning
verlaten. In een desperate actie
wisten de Britten aan boord te ko
men en er de „Union-Jack op te
hijsen, maar helaas was de boot
zodanig toegetakeld dat er geen
redden meer aan was. Hij zonk
tijdens de berging.
Medio 1942 was de eerste z.g.
„Schnellboot-bunker” aan de Ha-
ringhaven gereedgekomen, een ko
lossaal bouwwerk, vervaardigd uit
gewapend beton - het dak was ruim
2 m. dik. Het onderkomen bevatte
10 overdekte insteekhavens, een
technische werkplaats, een com-
pressiekamer, oliebunkers en man
schappenverblijven. Torpedo’s kon
men, via een smalspoorlijntje uit
een achterliggende munitiebunker,
aanvoeren. Onmiddelijk na voltooi
ing werden de Schnellboote uit de
Vissershaven weggehaald en „on
der dak” gebracht.
voel van onbehagen nog toenemen.
Ofschoon de grote onderkomens
slechts onbetekende schade oplie
pen, werden diverse boten in de
haven vernield. Ook de situatie aan
de fronten verslechterde, langza
merhand. Het 6e Flottille verdween
naar de Oostzee.
De invasie in Normandië (6 juni
’44) bracht een paniekstemming te
weeg, die vooral de Schnellbootbe-
manning niet onberoerd liet. Alle
beschikbare formaties werden in
allerijl overgevracht naar de be
dreigde sector - tevergeefs, de Ang-
lo-Amerikaanse overmacht was
niet meer te stuiten. Cherbourg en
Boulogne werden onder de voet
gelopen. Bommenwerpers veran
derden de versterkte havenfacili
teiten van Le Havre in een chaos
van verwrongen staal en tot gruis
gebeukt beton...
De twee grote bunkers aan de
Haringhaven te IJmuiden (thans
„Hauptstützpunkt”) kregen nu ook
steeds meer de aandacht van het
geallieerde opperbevel. Een merk
waardig voorval zorgde voor ver
warring. In de nacht van 4 op 5 juli
werd, na een hevig zeegececht, een
Britse motortorpedoboot, de MTB-
666, ogenschijnlijk in zinkende toe
stand voor de Nederlandse kust
achtergelaten en door de Duitsers
geborgen. Eenmaal in de Visserha-
ven gebracht, vond een krachtige
explosie aan boord plaats, waarop
de boot zonk. Diezelfde avond werd
hij gelicht en in „Onderkomen I”
gesleept voor onderzoek. Daar ex
plodeerde de MTB opnieuw met als
gevolg een felle uitslaande brand
die aanzienlijke schade veroor
zaakte. Ofschoon hierover nooit ze
kerheid is verkregen mag worden
verondersteld, dat het vaartuig met
voorbedachte rade - voorzien van
explosieven met tijdonsteking door
de Britten is prijsgegeven met het
doel consternatie aan te richten.
Meer effect hadden de luchtaan
vallen van 24 augustus en 15 de
cember, uitgevoerd door het be
faamde 617e „Dambuster” squa
dron van de RAF. Hun speciale
projectielen („Tallboys”) boorden
zich dwars door de massieve daken
en veroorzaakten een dusdanige
schokgolf dat de fundamenten ont
zet raakten. Vooral „Schnellboot-
bunker I” kreeg er ongenadig van
langs. Kon men de schade, na de
eerste aanval, nog provisorisch
herstellen, na het tweede bezoek
bleek dit onmogelijk. De rol van de
massieve gevaarten was uitge
speeld, de laatst aanbestede zou
nooit in dienst gesteld worden. Op 8
en 10 februari ’45 kwam de RAF
nog eens terug, gevolgd door de
Amerikanen op 14 maart, maar de
ze aanvallen konden tevoren aan
gerichte vernielingen niet meer
overtreffe. De trotse leuze, gekalkt
boven de ingang van een der kolos
sen. „Dutch Kampf zum Sieg”, was
tot een bittere hoon geworden...
werden ook wel met camouflagene-
ten of zeilen, tegen waarneming uit
de lucht overspannen. Vissersbo
ten zag men er niet meer, behalve
wanneer deze vlak voor ’t uitvaren
even aanlegden bij het voormalige
kantoor van het Staatsvissersha-
venbedrijf, toen„Hafenüberwa-
chungsstelle”, om de schippers de
gelegenheid te geven hun meldings
plicht te vervullen. De vishallen
werden gedeeltelijk als voorraad-
ruimte gebruikt. Torpedo’s waren
opgeslagen in de kelders. Aanvoer
van materiaal en explosieven vond
plaats d.m.v. het oude torpedo-
werkschip „Mercuur” van de Ko
ninklijke Marine, dat na de capitu
latie onmiddelijk door de Duitsers
was gevorderd en onder hun vlag
gebracht - omgedoopt tot „Mer-
kur”, een nuance-verschil. Het
vaartuig onderhield vanuit Wil-
helmshafen een regelmatige pen
deldienst op Rotterdam en IJ
muiden.
Zolang de Schnellboote in IJmui
den nog geen eigen „onderkomen”
hadden met manschappenverblij
ven etc., was men aangewezen op
z.g. „Moederschepen”. Het 1ste
Flottille maakte in dit verband ge
bruik van de „Carl Peters” een
logementsschip dat in de Amster
damse Houthaven lag en waarop
de bemanningsleden konden sla
gen, eten en zich amuseren. In ge
val van alarm werd men per bus
naar IJmuiden gebracht, een half
uurtje rijden.
Vanaf oktober 1941 had het
Tweede Schnellboot-Flottille, dat
met het 1ste van plaats had gewis
seld, IJmuiden als basis. Komman-
dant hiervan was Korvette-Kapitan
Feldt. Mogelijk hebben in juni bo
ten van het 4e Fottille (onder Kor-
vetten-Kapitan Bratge), dat even
eens in het Noordzeegebied „werk
te”, vanuit IJmuiden geopereerd,
maar hieromtrent bestaat geen ze
kerheid. Pas met de komst van
Feldt’s eenheid begon een nieuw
offensief van de gevreesde „zee
wolven” tegen de Britse scheep
vaartroutes. Via de signaalpost op
het Semafoor-duin werd radiocon
tact onderhouden.
In de avond van 12 oktober vielen
6 boten een konvooi ten Noorden
van Cromer aan. Tijdens een geza
menlijke actie van de Kapiteins v.
Block en Howaldt werd het s.s.
„Chewington” tot zinken gebracht.
Een andere vrachtvaarder, de
„Roy”, vond tijdens deze „raid”
eveneens haar einde. Een week la
ter, op 19 oktober, boekte het 2e
Flottille een nieuwe overinning
toen, in dezelfde sector, drie Britse
In de maanloze nachten van de
midwintermaanden van 1944-’45
bleven de „Huzaren der Zee” (zoals
de Schnellbootopvarenden zich bij
voorkeur noemden), ook vanuit IJ
muiden, nog acties uitvoeren, vaak
slechts bestaande uit het leggen
van mijnen op belangrijke kon-
vooiroutes, in rivieren of kanalen,
een taak waarvoor de Schnellboote
eveneens waren toegerust maar die
weinig spectaculair werd bevon
den. Op 22 januari 1945 terroriseer
de een aanvalsgroep, bestaande uit
vaartuigen van verschillende een
heden (w.o. het 8e Flottille onder
Kommandant Felix Zimalkofski,
dat sinds de woelige septemberda
gen van ’44 in IJmuiden lag) een
Brits konvooi dat de Thames kwam
afzakken. De Schnellboote die her
haalde malen dwars door de keuri
ge transportschepen stormden
boorden er twee van in de grond en
beschadigden enkele andere w.o.
een torpedoboot. Op „Grosskampf-
tag” (22 februari) joegen Zimal-
kofski’s jongens voor de Britse
Oostkust de vrachtvaarder „Good
wood” en „Blacktoff” naar de diep
te. Daarmee was het overigens wel
haast gedaan. De restanten van alle
in de Noordzee en het Kanaal ope
rerende eenheden bedroegen nog
maar ’n „handvol” boten de slag
kracht verminderde met de dag. In
IJmuiden beschikte het 8e Flottille
tenslotte nog slechts over 5 boten.
De laatste inzet in het westen
bestond uit het leggen van mijnen
ten Noorden van Vlissingen op 14
april; daarbij kwam het nog tot een
hevig gevecht tussen Schnellboote
en geallieerde vlootverbanden,
waaruit de Duitsers zich met moei
te konden terugtrekken - zonder
verliezen.
Eind april ’45, toen de oorlog
zichtbaar afliep, werden alle activi
teiten buitengaats gestaakt. Het ha
vencomplex was een vesting in een
vesting geworden, vrijwel volledig
geïsoleerd. Een uitgebreid mijnen
veld sloot de toegang vanuit zee
geheel af.
Onder leiding van de Hafenkom-
mandant Seeger, aanvankelijk niet
genegen concessies te doen aan de
Nederlandse Binnenlandse Strijd
krachten, die vanaf 6 mei op straat
waren verschenen, bereidde men
zich voor op vijandelijkheden. Na
dat twee dagen later eenheden van
het Canadese leger in Velsen waren
binnengetrokken, steeg de span
ning tot ongekende hoogte, om zich
op 10 mei in een, gelukkige, anticli
max op te lossen. Op die datum
nam Seeger het verstandige besluit
zich bij de capitulatie neer te leg
gen, zeer waarschijnlijk tot opluch
ting van een groot deel van de
„Blaue Jungs”, die meenden hun
aandeel wel geleverd te hebben....
Vanaf de tijd dat de Kriegsmari
ne gebruikmaakte van de Vissers
haven te IJmuiden, had deze meer
en meer het karakter van een „oor-
logshaven” gekregen. Successieve
lijk bracht men allerlei voorzienin
gen aan, zoals betonnen „bakken”,
die de aldaar aanwezige vaartuigen
moesten beschermen tegen de
scherfwerking van in de nabijheid
exploderende bommen. De boten
Om 3.30 uur bevond hij zich mid-
den in ’t konvooi, onopgemerkt.
Spookachtige vormen, massieve
scheepsrompen, gleden hem voor
bij. Hij bepaalde zijn doel: een sto
mer van naar schatting 5.000 ton.
Suizend vloog een torpedo uit de
bakboord-lanceerbuis....20 secon
den spanning...Róók - vlak achter
de schoorsteen!
Bij het afzwenken passeerde hij
een ander schip, op zo’n geringe
afstand, dat hij geen tweede schoot
durfde riskeren. De Brit reageerde
echter wél en bestookte hem in ’t
voorbijgaan met een salvo snel
vuur, zonder resultaat. De S-102
slingerde onder de bundel licht
spoor door en draaide rond. Weer
kwam een tegenstander hem, in
gunstige positie, voor de boeg. Een
schip dat gestopt lag, de valreep
neergelaten - een loodsbootje
langszij. Töniges vuurde bout
portant: treffer! Terwijl zijn slacht
offer brandend achterwaarts weg
zonk, stoof Töniges, gevolgd door
de beide andere boten er van door.
Het was inmiddels 4.30 uur gewor
den. Om 10.45 uur meerde hij af in
IJmuiden.
Actie volgde nu op actie. Ter
hoogte van Lowestoft bracht Oblt.
Feldt, met zijn S-30, het korvet „Ex
moor” tot zinken, de volgende
avond torpedeerde Kptlt Klug, die
de S-28 commandeerde, de stomer
„Minorca”. In de avond van 7
maart trok het 1ste Flottille samen
met het 3e (mogelijk uit Boulogne)
ten strijde. Kommandant Bimba-
cher splitste zijn eenheid in twee
groepen, een bestaande uit drie bo
ten, de ander uit 4. Töniges, die de
eerste groep leidde, kreeg om 22.14
uur een vrachtschip onder schot,
maar miste met beide buizen. Daar
op brak hij de aanval af ten gunste
van de S-101 (van Obit. Christian
sen) die hiervoor in een betere posi
tie verkeerde. Diens torpedo trof
doel. Het slachtoffer zonk terstond.
Töniges draaide bij om naar
overlevenden te zoeken. Met veel
moeite kon één man worden opge-
De behoefte aan een meer be
schermd onderkomen deed zich ge
voelen, een behoefte die eind ’40
zou leiden tot de bouw van een z.g.
„Schnellbootbunker” aan de zuid
kant van de Haringhaven, spoedig
gevolgd door een tweede op korte
afstand. Medio 1942 was de eerste
voltooid, nummer twee kwam nooit
helemaal af; niettemin domineer
den de beide betonkolossen aan het
eind van de oorlog de gehele omge-
vind met haar vernielde vishallen,
tot ruïnes gebombadeerde fa
brieksgebouwen en afgebroken
woonwijken.
Eind januari 1941 arriveerde,
voor het eerst, een complete
Schnellbooteenheid in de haven.
Dit Flottille, het 1ste, was reeds
volop in actie geweest. De strofe
„Wir fahren gegen Engeland”, bij ’t
marcheren zo krachtig ten gehore
gebracht, had voor de matrozen die
er deel van uitmaakten, een zeer
reële betekenis. Aanvankelijk inge
zet in de Noorse fjorden, waren zij,
na verovering van Frankrijk, van
uit Boulogne en Cherbourg meer
malen ter „Feindfahrt” getogen.
Ook toen de boten in IJmuiden „op
station” lagen, voerden zij regelma
tig „raids” uit tegen Britse konvooi
en - vaak met groot succes. Het
Flottille stond onder bevel van Ka-
pitan-Leutnant z/See Bimbacher.
Tot 12 juni 1941 zag men „zeegrijs”
geschilderde vaartuigen herhaal
delijk de pieren in- of uitstuiven of
manoeuvreren in de haven. Een
van de Kommandanten, Oberleut
nant z/See Wemer Töniges, had
zijn sporen in de strijd reeds dub-
bel-en-dwars verdiend. Vanuit IJ
muiden voerde hij nog menige ge
waagde missie uit. Op 25 februari
werd hem het Ridderkruis ver
leend, later werd hij bevorderd.
Af en toe veroorzaakte de Britse
luchtmacht (RAF) onrust onder de
schepelingen. In de tweede helft
van 1940 werden nog slechts heel
incidenteel aanvallen uitgevoerd,
daarna bleef de frequentie stijgen.
Tweemotorige „Blenheim”-bom-
menwerpers voerden in de lente
van ’41 meermalen vluchten uit die,
hetzij de hoogoveninstallaties, het
zij de schepen in haven tot doel
hadden. De schade bleef beperkt.
Deze z.g. „storingsvluchten” gaven
het leven in IJmuiden langzamer
hand een gespannen karakter, de
burgerbevolking werd alert op
vliegtuiggeronk. Op de scholen do
ken leerlingen en onderwijzend
personeel onder banken, als het
geknetter van de luchtafweer of het
onheilspellende geloei van de lucht
alarmsystemen bezoek van „Tom
mies” aankondigde. In de straten
zocht men, wijs geworden door en
kele rampzalige gebeurtenissen, ij
lings dekking. Aanvallen vonden
zowel overdag als bij nacht plaats.
Vanaf 1943 deden óók de Amerika
nen mee...
Het jaar 1942 zag een toename
van de Schnellbootactiviteiten in
het Kanaal. Af en toe verenigden
vaartuigen van het 4e Flottille zich
met die van het 2e, om in nauwe
samenwerking „uitjagen” te gaan.
Vanuit de versterkte steunpunten
aan de Noordfranse kust waren
i andere eenheden actief, met name
het 5e en 6e Flottille, die later door
de omstandigheden gedwongen op
Nederlandse zeehavens (Den Hel
der en IJmuiden) zouden terugval
len. Op 20 mei ’42 vond op hoog
niveau een reorganisatie plaats,
waardoor alle Schnellboote onder
rechtstreeks bevel kwamen van de
„Führer der Schnellboote’”'Fregat-
ten-Kapitan Petersen, gevestigd te
Scheveningen, die op zijn beurt
weer onderhorig was aan het Mari-
ne-Kommando West. Een niet ge
ringe verbetering omdat men tevo
ren onder de „Zeestörer” ressor
teerde en geen „eigen” Kommando
had gekend.
De luchtaanvallen van de Gealli
eerden werden intensiever. „Bos
ton’s” en „Ventura’s” van de RAF -
later ook Amerikaanse „Marau
der’s” - scheerden met steeds korte-
ren tussenpozen, over de havens,
als een rêle bedreiging. Maar hun
projectielen konden de massieve
onderkomens niet deren - nóg
niet...
Op 4 maart 1943 voegde het 6e
Schnellboot-Flottille, gecomman
deerd door Korvetten-kapitan
Obermayer, zich bij het 2e in IJ
muiden. Onder hun gezamenlijke
inspanningen bereikte het aantal
overwinningen een hoogtepunt, om
daarna snel te dalen als gevolg van
het groeiend overwicht van de geal
lieerde vloot. In de avond van 23
oktober voeren 28 boten van diver
se eenheden, in IJmuiden gebracht,
voor een „Grosseinsatz” de pieren
uit, op weg naar een grootscheeps
treffen met het Britse konvooi FN
1160. Een trawler en een vracht
vaarder werden tot zinken ge
bracht, maar ook de Duitsers verlo
ren enkele boten. Voor ’t eerst keer
de men terug in een sfeer van ont
moediging.
Het zware bombardement dat de
RAF op 26 maart 1944 op het ha
vencomplex uitvoerde, deed het ge-
Eind januari ’41 was het bitter
koud, het vroor dat 't kraakte en er
stond een harde wind. De Schnell-
bootbemanningen van het 1ste
Flottille, die omstreeks die tijd, in
een donkere, gure nacht hun eerste
actie vanuit IJmuiden uitvoerden,
leden grote ontberingen. Over
slaand buiswater bevroor vrijwel
ogenblikkelijk, kort na ’t uitvaren
was alles aan boord overdekt met
een dikke laag ijs. Huiverend in
hun korte jekkers stonden de kom
mandanten op de brug. Behalve het
weer, zat ook de rest niet mee.
Onder de Engelse Zuidkust verken
de men enige torpedojagers die,
stampend en bruisend, naderden.
De boot van Oblt. z/See Künzel, de
S-103, zwaaide rond ten aanval
maar bij het lanceren bleef één
torpedo in de buis steken en liep de
ander ver achter de vijand om. Een
nieuwe poging mislukte door de
hoge zeeën, die het doel na enkele
M
De „Blaue Jungs’’ worden af gevoerd nadat Hafenkommandant Seeger
zich had neergelegd bij de capitulatie.
Luchtopname van de Schnellbootbunker-1 in IJmuiden na bombarde
menten op 26 maart 1944, 24 augustus 1944 en 15 december 1944. (RAF-foto
Imperial War Museum London).
Amerikaanse ,,Disney"-bommen bestoken in maart 1945 het doel linkson
der; de Schnellbootbunker in IJmuiden.
■Cr Eén van de manschappen bij eenheden van het eerste Schellbootflottielle
in de Visserhaven in IJmuiden. Foto begin 1941 genomen vanaf het torpedo-
werkschip ..Merkur" door H. van Burgel, IJmuiden.