IJMUIDEN IN OORLOGSTIJD T in 1945 monding en Thames vanuit dwergduikbo ten naar het De sluipvaarten van de Duitse zeegebied tussen Schelde B w fed IJmuiden 6 IJMOND ZATERDAG 24 M E I 1980 7 Aankomst Inzet Voorbereidingen Risico’s De sluipvaarten van de Duitse dwergduikboten naar het zeegebied tussen Scheldemond en Theems vanuit IJmui den in 1945 1944 was het jaar van de „geheime wapens”. Al aan ’t begin van de oorlog had de Duitse Führer, Adolf Hitler, in een toespraak tot zijn troepen, gezegd dat men werkte aan „Wunderwaffen” die de overwinning zéker zouden aken. Op 10 ei 1940 landden Duitse stoottroepen et, niet eerder gebruikte, zweefvliegtuigen bovenop het Bel gische fort Eben-Emaël, dat men voor onneembaar had gehouden, en veroverden het zonder veel moeite. Het was de eerste actie met een nieuw strijdmiddel uit een reeks, die het de geallieerden bijzonder lastig heeft gemaakt en haar hoogtepunt bereikte tijdens het vierde oorlogsjaar. Afloop er gelegenheid van het feit dat 35 jaar geleden een einde kwam aan de Tweede Wereld oorlog beschreven twee IJmuidenaren exclusief voor onze bladen een aantal gebeurtenissen die plaats vonden in IJmuiden tussen 1940 en 1945. Peter A. Veldheer en Paul N. J. Steenbakker houden zich nog steeds intensief bezig met het verzamelen van gege vens uit die tijd en het reconstrueren van de door hun ingewonnen informatie. Kapersnest IJmuiden a LAL, 1 LfiL, f J Dwergduikboot op het Hoogoventerrein Vlak na de invasie in Normandie, juni ’44, lanceerden de Duitsers de V-l, een „vliegende bom”, aange dreven door een eenvoudig soort straalmotor, waarmee Londen dag en nacht werd bestookt totdat de Britten een verdedigingstak- tiek hiertegen hadden ontwikkeld. Kort daarop zette men een moei- lijker te bestrijden wapen in, de V- 2 een lange afstandsraket. Op het land bevocht de Duitse infan terie met de „Pantservuist”, een geheel nieuw anti-tankwapen, de Anglo-Amerikaanse overmacht aan gevechtswagens. Machinepis tolen die „om een hoekje” konden schieten en infra-rode schijnwer pers, waarmee het slagveld ook in de donkerste nachten „verlicht” kon worden, kwamen in schaarse aantallen ter beschikking. Op zee ontmoetten eenheden van de geal lieerde vloot andere ontwikkelin gen uit het arsenaal van de Duitse oorlogsindustrie: de eenmans- en tweemansduikboten. In de ge schiedenis van vnl. dit laatste wa pen, de „Seehund”, heeft IJmui den een uitermate belangrijke rol gespeeld. Door een deel van het personeel, de pas aangetrokken bemannings leden, werd vrijwel de gehele maand januari besteed aan proef vaarten: eerst werd, heel voorzich tig, een rondje door de haven ge maakt, daarna voerde men de snelheid op en verdween de boot gedeeltelijk onder water en ten slotte waagde men er zich mee buitengaats na door de Zuider- sluis te zijn geschut. Al het moge lijke werd gedaan, om de „nieuw bakken” bemanningen met het materiaal vertrouwd te maken. Binnen enkele dagen konden de meesten er, zij het nog wat gebrek kig, mee manoeuvreren. Niette min kwamen ongelukken voor. Op 5 januari verloor een van de boten, ter hoogte van de voormali ge PEN-centrale, een torpedo, die een langs de kant gemeerde zol- bracht in het perceel Gen. de Wet straat 1. De voortstuwing vond plaats d.m.v. één schroef die werd aange dreven door een Bussing 6 cil. diesel. Na het duiken schakelde men over op een elektromotor (waarvoor de energie door een batterij werd geleverd) omdat de diesel onder deze omstandigheden een tè zwaar beroep deed op de beperkte zuurstofvoorraad. De boot kruiste bij actie op een diepte van 30-50 ft.: zij mat ca. 16 meter en, voorzien van torpedo’s, kwam de waterverplaatsing rond 15 ton te liggen. Er konden 2 torpedo’s worden meegevoerd, een aan elke kant van de romp. De bemanning telde 2 koppen, de commandant en een technicusdie zich beiden vrijwillig voor dit werk hadden aangemeld. Reeds in de nacht van 31 decem ber ’44 op 1 januari ’45 vond een eerste inzet plaats. 18 boten, be mand met geroutineerd personeel dat al diverse acties in het Ost- seegebied (vanuit Neustad) had uitgevöerd, kozen zee onder de meest gunstige omstandigheden. Iedereen was hoopvol gestemd. Het enthousiasme bekoelde aan merkelijk, toen enkele dagen later 2 bemanningsleden in een rubberbootje terug kwamen ped delen. Van de anderen werd nooit meer iets gehoord. Onverwacht slecht weer moet hen noodlottig zijn geworden. Nog eenmaal wilde men, na deze catastrofe, een po ging wagen voor men ’t defini tief opgaf. Op 17 januari voeren 10 „Seehunde” uit, en ditmaal ver kreeg men betere resultaten, alle boten keerden terug, weliswaar zonder „buit” maar met de overtuiging dat dergelijke opera ties zinvol waren. Begin februari trokken Unterleutnant Willi Wol- bunker aan de Kanaalstraat en weer doorgegeven aan de duikbo ten, een uiterst bruikbaar richts noer. Medio februari was Kapt.-Lt. Rasch, als Flottille-Kommandant, opgevolgd door Korvetten-Kapi- tan Brandi, een voormalig U-boot- kommandant, drager van het Rid derkruis zwaarden en briljan ten de hoogste Duitse dapper- heidsonderscheiding. Onder zijn leiding werd de gevolgde taktiek vrijwel onveranderd voortgezet. zich ogenblikkelijk, als een horde hongerige wolven of beter nog, als een troep op buit beluste Barbarij- se zeerovers, op het argeloze kon vooi te storten waarvan men in de radiobunker aan de Kanaalstraat de seinen had opgevangen. Bij het uitvaren werden zij gewoonlijk begeleid door enkele kleine opper- vlakteschepen van de Kriegsmari- ne, die even buiten de pieren om draaiden. vige siddering voer door de „Seeh und”. Met grote kracht werd deze naar de oppervlakte gesleurd, al sneller en sneller.De twee be manningsleden werden achtero ver in hun zetels gedrukt krijt wit van schrik. Nog even..en de boot zou opduiken, vlak voor de Engelsman! Wat kon er aan de hand zijn?! Een haastige inspectie bracht de oplossing. De bakboordptorpedo was klemgeraakt in de lanceerin- richting en de lopende elektromo tor daarvan dreef de boot pijlsnel voort haar noodlot tegemoet. De torpedo stond inmiddels op scherp zodat de geringste schok een ontploffing zou veroorzaken. Goede raad was duur. Uit alle macht trachtte de bemanning van koers te veranderen, maar het dol geworden vaartuig reageerde ner gens meer op. Vlakbij de torpedo jager, waarop men nu eindelijk onraad bespeurde, kwam het bo ven water en stormde, achter ’n schuimende boeggolf, op de flank van de Brit af. 150 meter.100 meter.nog 50! Met de moed der wanhoop gaf men in de „Seeh und” hard bakboord-roerten slotte met enig resultaat! Op ’n haarbreedte scheerde de kleine zeeduivel achter het hek van zijn tegenstander langsbestookt uit allerlei vuurwapens door de Brit se matrozen, zelfs nog achterna geworpen met handgranaten. Beide schepen zijn veilig thuisge komen. In de laatste oorlogsweken heb ben een drietal „Seehunde” uit IJmuiden nog enige proviande- ringsvaarten gemaakt naar de vesting Duinkerken, waar Duitse troepen ofschoon maandenlang omsingeld nog immer stand hielden. De boten waren daartoe i.p.v. met torpedo’s uitgerust met bevoorradings-containers, gevuld met vet en andere nuttige zaken. Er zijn in totaal twee van deze z.g. „Butterfahrten” gemaakt. De laat ste tocht was een „enkele reis”, omdat men in de vesting arriveer de kort voor deze gedwongen was zich over te geven. De „Seehunde” heeft men toen, in de verzande haven, tot zinken gebracht. Dat deze gewaagde missies, waarbij men op de terugweg post mee nam, de Duitsers van nut zijn ge weest, moge blijken uit het feit dat het vetrantsoen van het garnizoen van Duinkerken na de komst van de eerste drie „Seehunde” verdub beld werd. In de middag van 7 april voerde de Britse luchtmacht, voor ’t eerst doelbewust, een bombardement uit op de voorraadkamers en lig plaatsen van het flottielje. De aan val van 617 Squadron RAF (de befaamde „Dambusters”) richtte zich hoofdzakelijk op de op slagplaatsen van de torpedo’s in het sluizengebied. Over de aange richte schade lopen de meningen uiteen, deze zal echter niet van grote betekenis zijn geweest. derschuit trof en explodeerde. De schuit vloog in stukken, maar er waren geen slachtoffers te betreu ren. Op 26 januari arriveerde wederom een trein met „Seehun de”, op de 28e gevolgd door nóg twee. Daarmee scheen de flottielje compleet te zijn. Op een enkele uitzondering na zijn er geen mel dingen van latere transporten. In middels waren de Duitsers druk bezig voor al deze kostbare wa pens een enigszins beschut onder komen te zoeken. Eerst schijnt men plannen te hebben gekoes terd de nog onvoltooide Schnell- bootdunker aan de zuidkant van de Haringhaven hiervoor te ge bruiken. De bombardementsscha- de in aanmerking nemend, koos men later voor het z.g. „deurha- ventje” in de landtong tussen de kanalen naar Middensluis en Zuiersluis, waar inderdaad enige malen vaartuigen zijn binnengelo pen en reparaties verricht. Wellicht is ook nog even gedacht aan de mogelijkheid de duikboten aan de overzijde van het kanaal te stationeren: een illegaal rapport d.d. 23 maart ’45 maakt melding van de aankomst van een trein met 6 „Seehunde” op het Hoogo venterrein. In ’t algemeen kan echter worden vastgesteld, dat de „loskade” achter de Kleine Sluis hun vaste basis is gebleven tot de capitulatie.Vanaf het tijdstip dat de tweemansonderzeeërs in actie kwamen, werden de proef vaarten met de eenmansboten ge staakt. Berichten over operaties hiermee zijn niet voorhanden. Ge zien de weinig succesvolle erva ringen met het type is het aanne melijk dat men dit project heeft opgeofferd aan de inzet van de meer betrouwbare „Seehund”. Al meteen na de eerste trans porten hadden de Duitsers in „Velserbeek” dat tot voor kort „Lazarett-Sperrbezirk” was ge weest, voorzieningen getroffen voor de opvang van nieuwe zen dingen. Onder de zware bomen van het park konden de duikboten een technische inspectie onder gaan en volledig vaarklaar wor den gemaakt. Marinepersoneel en civiele hulpkrachten waren geïn stalleerd in het hotel (de thee- schenkerij) en de omliggende park- en boswachterswoningen, alsmede in een aantal houten ba rakken. Met camouflagenetten, gespannen over de lanen en de reparatieplaats, trachtte men het hele gebied aan waarneming uit de lucht te onttrekken. Het vervoer naar de „losplaats”, ten zuiden van de Kleine Sluis, waar de vaartuigen „op station” zouden komen te liggen, vond ge woonlijk plaats na het invallen van de duisternis onder de meest ingrijpende veiligheids maatregelen. Op de zware vracht wagencombinaties zaten, voorop, enkele marinesoldaten met het ge weer in de aanslag. Op de aanhan ger reden 12, tot de tanden bewa pende, bewakingsmanschappen mee. De „Seehunde” waren tijdens het transport aan het oog onttrokken onder zeilen. Niettemin wist de burgerij tóch wel wat er vervoerd werd. De „ondergrondse” verza melde ijverig inlichtingen, vatte deze samen in rapporten en ver zond ze via de bestaande lijnen naar het geallieerde hoofdkwar tier. Men zag de aanwezigheid van de venijnige wapens in IJmuiden als een reële bedreiging van het scheepsverkeer tussen Engeland en de Noordfranse en Belgische havens en drong aan op bombar dementen van de manschappen verblijven en ligplaatsen voor lopig zonder resultaat. Tweemansonderzeeërs type Seehund aan de Zuiderkanaaldijk in IJmuiden waar zij tijdens acties te water werden gelaten Naarmate de oorlog op z’n eind liep werden de risico’s voor de ,,Seehund”-bemanningen groter, de tegenstander raakte ingespeeld op de manoeuvres van de kleine onheilbrengers en zette er betere afweermethoden tegenover. Steeds minder keerden van de ac ties terug. Ieder duo had zijn „narrow-escapes”. Eens kreeg een „Seehund”-com- mandant een Britse torpedojager in zicht, die argeloos koers bleef houden onbewust van de vijand die hem, onzichtbaar onder het wateroppervlak, besloop. Alle om standigheden voor een aanval wa ren gunstig. De Duitse Komman- dant telde de seconden af: „Eins- .zwei. .drei Feuer!”. Een he- ter en zijn werktuigkundige Mi- netzki erop uit en torpedeerden ter hoogte van Great Yarmouth een vrachtschip van 3.000 ton. Dat inspireerde tot verdere activitei ten. Op 22 februari vertrokken Unterleutnant Klaus Sparbroth en Maschinenmaat Günther Jan ke naar het doelgebied. Na een aanvankelijk onfortuinlijke start zij waren door motorstoring gedwongen rechtsomkeert te ma ken voeren zij een dag later opnieuw uit en slaagden er, on danks de hinder van patrouille rende vliegtuigen waardoor zij hun „Seehund” eenmaal „op de kop” moesten zetten om een nood- duik te kunnen maken, in een tor pedoboot te benaderen, die kort daarop werd vernietigd. Pas bij terugkeer, onder de rook van de hoogovens waarvan het silhou et hen al vertrouwd was geworden hoorden zij dat hun slachtoffer de Franse „La Combattante” (ex HMS „Haldon”) was geweest. Op de kade werden zij uitbundig be groet door Kommandant Rasch, die al radiografisch van hun overwinning op de hoogte was ge bracht. Er waren voortdurend 40 „Seeh unde” operationeel, gereed om Eind april 1945 was het afgelopen met de acties. De bemanningsle den bleven geconsigneerd in de omgeving van de boten, maar uit varen was er niet meer bij. Op bevel van de Hafenkommandant Seeger bereidden de Marinetroe- pen zich voor op een standhouden „bis-zum-letzten-Patrone” tegen eenheden van het Canadese leger die op 8 mei in de gemeente waren gearriveerd. Zover kwam het, ge lukkig voor IJmuiden, niet. Na enige enerverende dagen besloot Seeger, alsnog, op 10 mei het ha vencomplex over te geven. De overgebleven „Seehunde” waren voor ’t grootste deel vernield of tot zinken gebracht. Enkele lagen op de kade. Hun roestige rompen, die vrijwel allemaal de sporen van strijd vertoonden, droegen het hunne bij tot de desolate sfeer van verval, die de plaats met haat verwoeste haveninstallaties, tallo ze bunkers en onafzienbare puin hopen kenmerkte en nog jaren lang zou blijven bestaan, tot her bouw de littekens langzaam deed verdwijnen. In totaal hebben de „Seehunde” vanuit IJmuiden tussen begin ja nuari en eind april 1945 45 opera ties uitgevoerd en daarbij ca. 120.000 ton aan geallieerde scheepsruimte tot zinken ge bracht. De „Seehund”-flottielje in IJmui den stond onder bevel van Kapi- tan-Leutnant Rasch. De beman ningsleden, z.g. „K-Manner” (Ma- rine-Kommandos), allen vrijwilli ger, zagen er buitengewoon krijgs haftig uit, gekleed in het strakzit- tende, donkerblauwe Kriegsmari- ne-uniform, waaroverheen tijdens „dienst” een zwartlederen ge- vechtspak werd gedragen. Hun operatieterrein was vnl. het zeege bied tussen Theems- en Schelde- monding; de scheepvaartroute vanaf de rede van Margate tot Ostende-Antwerpen was favoriet. Konvooien die deze oversteek maakten, waarbij ’s nachts om de 2 mijl een lichtboei werd uitge worpen, waren bijzonder kwets baar. De „Seehunde” oriënteer den zich op het lichtschijnsel van de boeien en vonden dan gemak kelijk hun slachtoffers. Daarenb oven vormden de seinen van de schepen, opgevangen door de at tente radiopost, gesitueerd in een Het begon allemaal vlak na Kerst mis 1944, een feest dat alleen in de harten van sommige mensen nog enig licht had verspreid maar ui terlijk sober was gevierd. Een ille gale inlichtingengroep in het Ge west 12 maakt melding van de aankomst in IJmuiden op 27,28 en 29 december van 5 trekkers-met- opleggers, elk beladen met 3 z.g. „eenmanstorpedo’s”. Deze wer den op de v/m aanlegplaats van de Alkmaar Packet met behulp van een kleine hijskraan gelost. Om streeks dezelfde tijd arriveerden 15 vrachtauto’s met manschap pen, de Kriegsmarine-eenheid die met de boten zou gaan opereren. Voor hen werd een instructie- school ingericht in het voormalige Rijkswaterstaatgebouw a/d Wet straat. Op 30 december kwamen opnieuw 4 trailers met eenmans- duikboten aan. Nog diezelfde mid dag vond een proefvaart plaats in het Noordzeekanaal, onmiddellijk ten oosten van de Zuidersluis, die alleszins bevredigend verliep. Vanaf die datum werden nu regel matig duikboten aangevoerd, het zij over de weg, hetzij per spoor. Op 30 december en 19 januari reden twee treinen, respectieve lijk geladen met 10 en 5 vaartui gen van een groter type, de „See hund” het station IJmuiden-West binnen. De treinen, volgens de op schriften afkomstig uit Wilhelms haven, vervoerden tevens een aan tal vrachtauto’s en opleggers die de boten verder zouden moeten brengen. Het transport was voor zien van hijsapparatuur, waarmee de „Seehunde” op eenvoudige wij ze op de trailers worden geladen. De opleggers zelf waren uitgerust met glij-inrichtingen, om het te water laten van de vaartuigen mo gelijk te maken. Aan alles was gedacht. De ene actie volgde nu op de ande re soms met meer, soms met minder geluk. In maart brachten Max Huber en Siegfried Eckloff tijdens hun eerste missie een transportschip van 5.000 ton tot zinken. Op hun tweede tocht scho ten zij er bijna het leven bij in, toen zij een langdurige aanval met dieptebommen te doorstaan kre gen. Leutnant Livonius had een soortgelijke ervaring waarbij 76 explosies geteld werden die zijn boot rijp voor de schroothoop maakten. .maar hij kwém ermee thuis! De operaties waren voor de bemanningsleden uitzonderlijk vermoeiend. In rapporten wordt gesproken over opvarenden die, na een actie, stijf en stram uit hun boten kwamen en de eerste uren nauwelijks rechtop konden lopen. De „Seehund” was een z.g. „dwer- gonderzeeboot”, met een cilinder vormige romp waarop, ongeveer in het midden, een commandoto- rentje voorzien van een peri scoop was aangebracht. Het vaartuig was een verbetering in vergelijking met de kleinere, een persoonsuitvoering, „Biber” die in actie uiterst onbetrouwbaar heette te zijn. Er werd vanaf sep tember ’44 mee gevaren. Torpedo’s werden opgeslagpn in de Rijkscentrale aan de zjriazijde van de middensluis, bemenings- manschappen verbeen in de wo ningen op het eerste eiland. Het opleidingspersoneel was onderge- -gr Interieur van een Seehund. In het midden de zitplaats van de commandant

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 7