enz enz I: enz 1 I I c 1 Barones (of Vrouwe) van Diest r*w VRIJDAG 30 MEI 1980 25 tl 9 9 9 tOGT505Ch€ jre ,in lar- e jbö I* >f ite 1 jn, jm een, n? Beatrix, koningin der Nederlanden,prinses van Oranje-Nassau, HET IS ALTIJD PLEZIERIG, plezant eigenlijk in dit verband, het land van onze zuiderburen binnen te rijden. Daarom zal het u niet verbazen dat ik het altijd moeilijk vind om, komend vanaf Breda, Antwerpen, de Sinjoren stad, links te laten liggen. Niet ver na de al zo sfeer bepalende afslag St. Job in ’t Goor een naam om nooit te vergeten voel je de kriebels al, die heftiger worden naarmate je het silhouet van de 123 meter hoge, domine- rende, gotische spits van de Onze Lieve Vrouwe-kathe- draal boven de stad ziet punten. Rij dan maar eens verder, terwijl je in gedachten de puntgave hoogrenais- sancegevel van het stadhuis op de Grote Markt voor je ziet, de gildehuizen ook, met verborgen in een hoek het levendige café De Engel, en de lokkende terrassen op de Groenmarkt. MAAR WE MOESTEN VERDER, want al lengen de dagen nog, ze blijven kort en Diest (richting Hasselt, afslag Westerlo, of via Tilburg, Turnhout) verwacht ons. C TOERISME o o O i DE VERBONDENHEID van het Huis Oranje-Nassau met het Belgische stadje Diest dateert al van 1499. Het kwam eigenlijk bij louter toeval tot stand, want het was in dat jaar dat Engelbrecht II van Nassau aan het ruilen ging met Willem hertog van Gullik. De hertog werd de baas in Diest, nadat Isabella, de achter-achter- kleindochter van Thomas II, de laatste heer van Diest, samen met haar eerstgeborene in het kraambed overleed. De trapgevel weerspiegelt zich in het water dat rimpelloos tegen de gevel staat. Ik houd ermee op, water zien maakt dorstig en een toeristisch verhaal moet per slot van rekening niet ontaarden in een lesje gevel kijken. Nog een snelle pint op de Grote Markt en dan op naar Turnhout, veertig ki lometer hogerop, ook een stad die in enz. enz. enz. een rol speelt. Daar zie ik u de volgende keer terug. 6. De St. Sulpitiuskerk domineert het stadje aan de Demer. •Cr 7. Comt in mynen hof, staat boven de toegangspoort tot de Begijnhof. Maar dat geldt nu meer voor toeris ten, want het laatste begijntje lichtte bijna zestig jaren geleden haar hielen. •tr 8. Het torentje van de St. Cathari- nekerk wijst al sinds de veertiende eeuw de weg naar de hemel. 1. Engelbrecht II, de eerste heer van Diest in het geslacht Oranje- Nassau. 2. De Grote Markt in Diest: mooie gevels en zestien drinkgelegenheden rijk. 3. De Engelen Conventstraat is nog net zo beklinkerd als dat eeuwen geleden het geval was. 4. Een klasje poseerde geduldig op het bordes van het Stadhuis. 5. Filips Willem, die begraven werd in het hoogkoor van de Si. Sulpitiusbasiliek. DE ST. SULPITIUSKERK do mineert de stad. In Brabantse go- eerste heer van Diest uit dit vor stenhuis, zodat er naar gestreefd werd om vanaf dat jaar tot 1795 aan ieder van de Heren van Diest de nodige aandacht te geven in beeltenis, geschrift of anders zins”, aldus de organisatoren. van Nassau aan de Graanmarkt, waar nog een gotische trapgevel en een torentje aan herinneren. MAAR, ZOALS VOOR ieder mens, eindigde ook voor de Oran- en op 20 februari 1618 overleed hij. „Een ongesteldheid na een feeste lijk en rijkelijk eetmaal in zijn eigen paleis veroorzaakte zijn dood. Bij het uitvoeren van een darmspoeling hanteerde zijn lij farts zo roekeloos de klisteerspuit, dat de endeldarm ernstig ge kwetst raakte met uiteindelijk de dood tot gevolg”, zo noteert Mi chel van der Eycken in een herinneringsboek dat speciaal ter gelegenheid van het jubileum is uitgebracht. Filips Willem bezweek in het Hof van Nassau te Brussel, de plaats die hij na zijn terugkeer nog het meest trouw was. In zijn testament had hij bepaald dat hij begraven wilde worden in een van de vier volgen de steden: Breda, Diest, Lons-le- Saunier of Orange. Het werd Diest, op een peuleschil afstand van de huidige Belgische hoofd stad. In het hoogkoor van de St. Sulpitiuskerk werd een grafkel der gebouwd, waar zijn stoffelijk overschot ook nu nog rust, onder een zwart marmeren steen. nog wel bewoond, veelal door ou deren, zo te zien. In een vroeger convent heeft de voormalige ac teur René Vanmuysen, die op de planken van de Koninklijke Ne derlandse Schouwburg Serval heette, het Gasthof 1618 ingericht. Bediend wordt er in zeventiende- eeuws kostuum en ook de kaart vermeldt gerechten uit die tijd. In het hart van het hof staat de vroeg-gotische St. Catharinakerk uit de veertiende eeuw en wie dan nog niet uitgekerkt is moet vooral niet vergeten de O.L. Vrouwekerk aan de Begijnenstraat aan te doen. Uit de dertiende eeuw. Maar wandel dan ook nog even de na bije Schaffensestraat in waar de zestiende-eeuwse watermolen staat, waar de prinsen van Oran je-Nassau over beschikten. Het is de Ezeldijkmolen. Ook prachtig bewaard gebleven. Dichter bij de Markt is Het Spijker, het refugie- huis van de abdij van Tongerlo. TUSSEN TAL VAN DIENS voorvaderen en nazaten en een mooie maquette van het stamslot Dillenburg, wordt de hoofdrol van de expositie opgeëist door Filips Willem, de oudste zoon van Willem van Oranje en Anna van Egmond, gravin van Buren. Hij werd op 19 december 1554 geboren in het kas teel van Buren; bracht achten twintig jaar in ballingschap in Spanje door en deed in 1602 offici eel zijn intrede in Diest. Hij ver bleef regelmatig in het oude Hof tiek, opgetrokken uit bruine ijzer steen van de streek, met uitzonde ring van de toren, waarvoor witte steen werd gebruikt. Afgebouwd is-ie nooit, de toren werd slechts opgetrokken tot het dak van het schip en van de vijf oorspronke lijk geplande straalkapellen met koorgang kwamen er slechts twee klaar. De kerk is er niet minder mooi om, maar loop er vooral om heen en stap er even binnen. Op het moment kan het, want ook alweer vanwege het stadse jubi leum, wordt Jan Berchmans her dacht, Diests eigen heilige. Van wege een tentoonstelling is de kerk in de maand juni elke mid- MAAR HET BOTERDE niet erg tussen hem en de bevolking van de stad, zodat hij maar wat graag van zijn bezit in het hertogdom Brabant afwilde. Het was Engelbrecht II die belangstelling had voor de bezittingen en zijn helft van het slot en het land van Millen met de steden Ganghelt en Vught ruilde voor de stad en het land van Diest en het slot en land van Zichem (juist ja, waar het geboortehuis staat van de schrijver Ernest Claes) en Zelem. Eind augustus 1499 werd die ruil een feit en op 22 september van dat jaar deed Engelbrecht zijn triomfantelijke intrede als de nieuwe heer Van Diest. IN HET ENZ., ENZ., ENZ., waarmee koningin Beatrix in officiële stukken haar titels samenvat, komt dus ook Diest nog steeds voor. In het stadje zelf spreekt men over de koningin als de „Vrouwe van Diest”, maar in een uittreksel van het Koninklijk Huisarchief wordt van „Baron van Diest” gesproken. Enig speurwerk leerde me dat er inderdaad ooit sprake is geweest van de titel baron. Dat was in 1702, toen Willem III kinderloos overleed en graaf Willem Hyacinth van Nassau-Siegen zich beriep op het testament van René van Chalon de eerste prins van Oranje uit het geslacht van Nassau, die op 18 juli 1544 overleed waarbij was bepaald dat bij ontbreken van manne lijke en vrouwelijke afstammelingen van Willem van Oranje, de naaste afstammeling van graaf Jan in hun plaats zou komen. Hij slaagde er inderdaad in zich tijdelijk te laten erkennen, zonder overigens dat de stad hèm erkende, en noemde zich baron van Diest. Volgende keer blijven we nog even op het grondgebied van onze zuiderburen, want het enz., enz., enz., staat ook voor Vrouwe van Turnhout. Fotograaf Paul Vreeken van fotopersbureau De Boer reist met me mee. Ook deze keer maakte hij de foto’s. TOT NOG TOE heeft deze serie een beetje het ritme van het alfa bet: Buren, Culemborg, Diest. Het is niet zo, maar de naam van het stadje aan de Demer, in Belgisch Brabant, zou van „dorst” afgeleid kunnen zijn, want welke woonge meenschap van tienduizend zielen kan bogen op een markt met niet minder dan zestien drankgelegen heden. Ik heb ze geteld en me afgevraagd of er dan ook nog klanten overblijven voor de cine ma op hetzelfde plein, die rolpren ten met de opwekkende titels: Hel den sterven jong en Liefdesmis- drijf draaide. Een van de cafés heet „Bij den Hollander” en een andere gevel verraadt dat daar de plaatselijke voetbalcoryfeeën on derdak zijn. „Lokaal F.C. Diest” las ik. Voor de supporters is een aanpalende kroeg gereserveerd. En ook dat staat op de gevel: „Lo kaal supportersclub Violette van F. C. Diest”. HET IS ZONNIG, de terrassen staan uit. Voor de vroeg-achttien- de-eeuwse gevel van het stadhuis poseert een klasje op schoolreis. Het is de juf kennelijk meer te doen om het barokke gebouw dan om de kinderkopjes, want ze pos teert zich op een afstand die zelfs een kampioen snelwandelen slechts met moeite in tien secon den zou overbruggen. In de kel ders van het stadhuis, is het stede lijk museum gevestigd. De oude gewelven zijn bewaard gebleven uit de Middeleeuwen. In die tijd rustten er het „schepenhuys” op en de „hofstadt” der heren van Diest. VAN 1 JUNI tot 14 septerrfber regeert Oranje er, want het feest comité achter „Diest 750 jaar Vrije Stad” heeft die viering aan gegrepen om de band met Oranje jeprins het vorderen der jaren nog eens flink te onderstrepen. Diest is erg trots op die band en trad in 1963 dan ook met het groot ste genoegen toe tot de Unie van Oranjesteden, waar voorts Breda, Dillenburg en Orange lid van zijn. Ook daarom ziet de stad de ten toonstelling „Diest en het huis Oranje-Nassau” als een van de hoogtepunten van de jubileumvie ring. „In 1499 werd Engelbert II de dag open van 2 tot 5 en in juli alleen op zaterdag en zondag. Een beperkt genot dus, maar men zit met de bewaking, sinds ook uit Godshuizen kostbaarheden wor den gestolen en daar is de St. Sulpitiuskerk zeer rijk aan. WEG VAN DE MARKT, waar de terrassen nu, rond het middag uur, pas echt goed gevuld raken. Trouwens, tussen haakjes, Diest heeft waar het alcoholhoudende zaken betreft, nimmer een slecht figuur geslagen. In 1815 bijvoor beeld telde het stadje 29 jenever stokers en in 1844 telde men 43 bierbrouwerijen. En dat moet toch voornamelijk voor eigen ge bruik zijn geweest, want in' op sommingen over de vracht die in die tijd nog per schip over de Demer naar Mechelen werd geva ren, kwam ik van alles tegen: hout, schors, aardappelen, maar geen drup aan vuurwater of ger stenat. OP WEG NAAR HET BEGIJN HOF, een van de grootste, oudste en best bewaarde van> België. Be sloten Hof Comt in mynen Hof Myn suster bruyt staat er op de drie eeuwen oude toegangspoort van de geheel ommuurde hof ge beiteld. De bruiden melden zich echter al lang niet meer, de laatste begijn verliet de hof in 1923. De huisjes aan de met hobbelige keien beklinkerde straatjes zijn trots op Willem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 25