Bil-1 i- SP IR* ^11 NOOIT MEER ZEKERHEID VOOR LEKKERKERKERS t n i o <4 Ja A -- g e I.::'., - 5» 137 at n I en wrf>: f- re- Vluchten voor het gif, dat tegenwoordig overal schijnt te zijn. Voor een aantal inwoners van Lekkerkerk is milieubederf eens een ver, vreemd, overdreven begrip nu iets waar ze dagelijks mee te maken hebben. Ze zijn hun huis uitgezet. De besmette vergiftigde wijk is afgezet met hekken. Onder andere om souvenirjagers te weren. De mensen zitten nu in een stacaravandorp. Het lijkt op een afstand op een toeristische bijeenkomst. Maar de bewoners zijn verre van vrolijk. Pieter van de Vliet sprak met enkelen van het nooddorp, dat smalend Benzenidorm wordt genoemd. Benzenidorm 's Blij met de baby zal Riet van Unen (32 jaar) pas zijn als ze weet dat haar kind gezond is. Al weet ze heel goed dat ze dat nooit zeker zal weten. Zekerheid bestaat niet meer voorde voormalige bewoners van Lekkerkerk-West. Met haar bolle buik zit Riet in de zon. Naast de gloednieuwe containerwoning, waarvan er vele voortdurend met vrachtwagens worden aangevoerd. Riet zit achter de naar vers hout ruikende schuur, zo groot als een fors uitgevallen hondehok. Ze zit in een tuinstoel op een terras van golfkarton, restanten van dozen waarin snel wat spullen uit Neerlands eerste gifwijk zijn verhuisd. door Pieter van de Vliet J-... ■/B A. rn L- 7, O ir. /~.j A X- *6 1 &X' X Had ik wel 7 <s> kinderen moeten nemen? 3049 jgBëgg^ffgig* 1 i id, i ?n la- T „Je begrijpt dat we ons zo weinig mogelijk hebben gewassen”, zegt Riet in het uit de grond gestampte dorpje van containerwoningen en stacaravans, dat in de verte op een recreatiecentrum lijkt. Tien meter van de eerste enge vaten, die werden gevonden, hebben Riet en Ton gewoond. Vlak onder een piepklein, door huizen ingeklemd, parkeerterrein lagen zo’n veertig vaten met tolueen, benzeen en xyleen. Dat was het begin. „Tijdens de bouw van de huizen wisten ze het al. Het spul kwam langs de heipalen omhoog”. „Nadat die vaten waren opgegraven, kwamen ze langs met metaaldetectors. Overal zetten ze paaltjes in de grond, overal waar die detector uitsloeg. Rode paaltjes, net doodvonnissen”. „De overheid heeft zich automatisch tot tegenpartij verklaard door eerst niets te zeggen, dan te weinig te zeggen en vervolgens te vergoelijken. Ze hebben het ongeloof, het niet willen weten, de sfeer van het zal zo’n vaart niet lopen, bevorderd”. „Wie niets wordt verteld, gelooft het ook niet, zal het lang blijven verdringen. We hebben het gezien. Terwijl mannen met gasmaskers en in speciale pakken vanwege het gevaar het gif probeerden op te sporen, stonden mensen uit de buurt er met hun neus bovenop, in zomerkleren, met blote benen”. Rond de besmette wijk zijn hekken geplaatst. Ter beveiliging van de bur gers, maar ook ter voorkoming van diefstal. Een gif-getto (onder). Riet van Unen is bang voor de komst van de baby (links). Na mooie zonnige huizen met groene fleurige tuinen nu ineens een lange rij sta-caravans (linksboven). ik werd helemaal misselijk”. Yvonne Wierckx (28 jaar) probeert bij haar caravan een haar niet geheel bekende hond, twee min of meer bekende kinderen en haar eigen Rutger en Hillo in bedwang te houden. Dat is niet eenvoudig. Ze glippen aan alle kanten onder haar handen vandaan. De weg op, waar de graafmachines en verhuiswagens rijden. Of de kant van de sloot op, die klein maar diep is, terwijl de kinderen niet kunnen zwemmen. Voor Yvonne is Lekkerkerk binnenkort definitief voorbij. Kort nadat ze er woonde, is ze gescheiden. Dank zij de hulp van de buren kon ze het met haar kinderen redden. Maar door het gif is die burenhulp uiteengevallen. Krap een week zit ze in de caravan. Voldoende ruimte, omdat een man ontbreekt. Maar geen comfort. Gas, water en licht deden het aanvankelijk in het geheel niet. En de zon brandt. De ruimte is zo klein, dat huishoudelijke activiteiten de sleur van het alleenzijn en niets doen maar heel even kunnen doorbreken. De verhuizer heeft het verkeerde in Polsbroek opgeslagen en het verkeerde naar de caravan gebracht. Kinderen en hond hebben een nieuw speelterrein gevonden in de zand- woestenij rond de huis/es De verhuiswagens staan voor de deur De bewoners hebben het afval. hun huishoudafval. op een hoop gegooid Wat geeft het allemaal nog (foto links) Haar vakantie in Zuid-Frankrijk gaat niet door, omdat ze in de gaten wil houden wat voor vergoeding ze voor haar huis krijgt. „Daar blijf ik met m’n neus bovenop zitten. Het klinkt materialistisch, maar als je dat niet doet, blijft er helemaal niets over. Lekkerkerk heeft me toch niets dan ellende gebracht”. Yvonne gelooft niet dat de meeste mensen wezenlijk zijn veranderd nu ze de gevolgen van een door de industrie verpest milieu aan derf lijve hebben ondervonden. Ze behoren tot de generatie van vervuilers. En daar blijven ze toe behoren. Straks kopen ze ergens anders een huis”. „Dat caravankamp hier. Het is gek. Als ik in m’n autootje door de polder rij dan zie ik het wel eens in de verte. Dan denk ik: wat raar die caravans daar. En pas dan realiseer ik me dat ik daar zelf zit. Zit, niet woon. Ik hoor er eigenlijk al niet meer bij”. Ze gaat terug, naar Breda, waar ze vandaan komt. Een nieuw begin, misschien. Aan de tuin van hun huis aan de Molenwerf hebben ze heel wat gedaan. Veel tijd en geld hebben ze er aan besteed. Liefde vooral ook. De eerste uitbottende knoppen. Het eerste prille groen. Natuurlijk. In die wijk van nette, oppassende, in enige welstand verkerende mensen is heel wat flauwekul. Sierstenen, bielsen, dure zitkuilen, gemetselde barbecues, begroeide kruiwagens en hengelende tuinkabouters bij pre- fab-vijvers. Na het definitieve van het gif heerst daar de verloedering. Tientallen verhuiswagens tussen het hoog opgeschoten groen, de verlepte kamperfoelie, het mos op de tegels, de scheefhangende luxaflex achter de verlaten ramen, de door graafmachines verpletterde; trottoirs en vermorzelde gazons. Het afval ook, in de containers en vooral ernaast. Het getto-achtige hek met concentratiekampdraad rond de wijk die straks hermetisch zal worden afgesloten en waar zo’n dertig politiemannen moeten waken over wat is achtergebleven. Zoals aanbouwkeukens. De verlichting boven de eetbars. De open haarden. De zitkuil-garnituur. Waken over spullen zoals lijkepikkerige pinkstertoeristen die op excursie naar het gifdorp hebben meegejat. Een soort souvenir. school vermoedelijk niet terugkeren. Riet heeft haar bloed laten onderzoeken. Net als die duizend andere mensen weet ze de uitslag nog niet. Ze staat erop dat zo’n onderzoek elk jaar wordt herhaald. Ze wil zich trouwens diepgaander laten onderzoeken, ook al weet ze dat dit geen zekerheid betekent. Zijn sommige mensen nou gelouterd door de ellende? Welnee, denkt Riet. De bewuste mensen zijn alleen nog bewuster geworden. De anderen blijven in geld denken. „Dat het een schande is dat de regering aan Bayer toestemming geeft de troep in zee te kieperen, willen mensen maar liever niet weten. Als het gif in hun eigen tuin wordt gevonden, vertrekken ze, kopen elders een ander huis en gaan op dezelfde voet verder”. Riet en haar man willen zelfs nooit meer kijken naar dat comfortabele huis waar ze jaren met plezier hebben gewoond. Dat is voorbij. Ook al is de toekomst vaag. Wiinstekers. „Ik ken die map helemaal met, maar z’n naam zal ik nooit vergeten. De man die de rotzooi dumpte. Toen ik bij m’n moeder in Gouda was, zag ik een container met die naam erop. M’n maag draaide om. „Vlak voor het gebeurde, heeft mijn man Ton nog een zitkuil in de tuin gemaakt. Hij heeft zeker een meter diep gegraven. Kinderen hebben meegeholpen. Op hun knietjes, terwijl de tegels aan de oppervlakte al waren aangevreten”. „Als ik daaraan denk, vraag ik me af: had ik wel kinderen moeten nemen?” „Tegelijk denk ik: maar we hadden het moeten weten. Rioleringen die in de fundering van de huizen werden gestort. Dat is hoogst ongebruikelijk. Dat gebeurt alleen als de vrees bestaat dat die rioleringen kunnen worden aangetast”. „With love from Wijnstekers”, met liefs, staat er cynisch bij de deur van een noodgedwongen verlaten huis in Lekkerkerk-West. Wijnstekers, het bedrijf dat door de stiekeme gifstortingen alle ellende veroorzaakte. Mevrouw M. Schenk zit intussen verpletterd, boos en verdrietig in de kale keet die ze midden in de gifwijk voor ontevreden bewoners hebben neergezet. Ze wil meer voor haar huis dan haar wordt geboden, veel meer. Het is het enige dat rest. Ziek is ze toch al. Want dat water heeft ze gedronken. Ziek water? Ze heeft een dood kind gebaard, onlangs. En er was een vreemde sterfte onder koeien in de Krimpenerwaard, weet ze. „Ik rook niet. Ik eet reform- artikelen en rauwkost. Maar dat maakt allemaal niks uit. De leukemie is niet meer tegen te houden”. Ze voelt zich moe en oud. „Vluchten kan niet meer”. Dat lied van Annie M. G. Schmidt spookt steeds maar door haar hoofd. „Want het is overal”, zegt zei „Toen ze op het parkeerterreintje het gif hadden opgegraven, zetten ze weer gewoon die planten neer. Alsof er niets meer aan de hand was. Die planten zijn (heel snel) verdord". Riet betaalt voor het kleine containerwoninkje in de woestenij een kleine tweehonderd gulden. Niet veel, vindt ze. Ze heeft als onderwijzeres met veel plezier les gegeven aan de Prinses Ireneschool. De andere school, de Aalscholver, moet worden afgebroken. Het noodgebouw staat er al. Riet zal ook op haar oude ÉT 7 «M S" [W V Op de met sintels en puin in elkaar geflanste weg door de weide gebeurt van alles. „U verhuist vlot met de Otter”. De verhuiswagen met die tekst ontwijkt in een wolk van stof een gigantische graafmachine en een jochie op een driewielertje. Een ander jongetje valt op dat moment in de sloot. En bij Riet komt een timmerman ongevraagd het stoffige erf op om een latje tegen het schuurtje te timmeren. Intussen blijft er gewoon uitzicht op koeien. Al weet niemand of er tolueen in de melk zit. Dat zit wel in het drinkwater. Misschien ook in het water van de sloot, waar het jongetje zoeven ingeduikeld is. Drie jaar geleden hebben Riet en haar man Ton het huis in Lekkerkerk-West voor f 170.000 gekocht. Een wijk waar de architect z’n best op heeft gedaan. Niks recht toe recht aan, zelfs plaats voor een oude knotwilg en kronkelweggetjes. Lekker buiten. Zonder auto’s, asfalt en stank. Landelijk wonen. Ideaal van, ideaal voor de stadsmens. Je eigen groente kweken. Biologisch dynamisch. Onbespoten. En dan hoor je opeens dat het heel gevaarlijk is om zulke groente te eten. Levensgevaarlijk, ICT al zeggen ze je dat veel te laat. Groente, waarvan je altijd dacht dat ze zo gezond was, mag je niet wassen in hetwater datje jarenlang j hebt gedronken. Douchen en baden 3 kan weinig kwaad, zeggen ze. Ze zeggen zoveel. En tegelijk zo 2 weinig. 'J'*’ groente te eten. Levensgevaarlijk, MMMMM Bk -«H-UH s «I u ■Sfe,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 19