GEEN KRENTEMIKKEN MEER
ACHTER RODODENDRONS
Slappe bult
kW
jgjr
door Rian Kuppenveld
4
Inbreng vorstin
Loslopers
Vrachtwagens
Voor de allerlaatste keer organiseert de Baarnse Oranjevereniging vandaag het
défilé op Soestdijk. Wat begon als een spontane hulde van de burgers uit Baarn
en Soest op de verjaardag van koningin Juliana, wordt nu meer dan 20 jaar later
afgesloten met een gigantische happening waar minstens 6000 mensen aan deel
zullen nemen. Een maand later dit jaar en voor de allerlaatste keer op Soestdijk.
Op haar verjaardag gaf koningin Juliana de kroon over aan haar dochter Beatrix.
Het défilé moest dus wijken voor de troonswisseling, maar gelukkig vond prinses
Juliana het niet erg dat de Oranjeverenigingen haar nog één keer in het zonnetje
zouden zetten.
Na vandaag is het ook afgelopen voor de voorzitter van de Baarnse
Oranjevereniging, B. Blydenstein. Hij is in het dagelijks leven directeur van de
ABN in Baarn en coördineert nu al zestien jaar lang het défilé. Met slechts twee
man naast zich Drie man sterk brengen die voor een buitenstaander
gigantische machinerie op gang die moet zorgen dat iedereen tijdens het
défilé aan zijn trekken komt en dat alles op rolletjes verloopt.
- 'r L.
1
3n,
iun
ren
an
Drukte
voor
e
je
t
s
3
ik
is
Een indrukwekkende taart voor (toen nog) koningin Juliana
aan
a
te-
e
>ij
en
laar
or
lere
van
el
s
de
iog
„In de loop der jaren”, zo zegt
Blydenstein, „is de coördinatie van het
défilé een routinezaak geworden, die zich
pas op het allerlaatste moment toespitst”.
Ook bij het défilé echter, gebeurt alles
toch nog op het laatste moment, hoewel er
ook heel vroeg in het jaar begonnen wordt
met de organisatie. Eind januari, begin
februari is voor de organisatoren al
duidelijk welke groepen er dit jaar te
verwachten zijn. Maar toch worden er de
laatste weken nog telkens veranderingen
aangebracht die noodgedwongen vaak
plots moeten worden gewijzigd. „Twee
muziekkorpsen achter elkaar kan nu
eenmaal niet”.
„Burgers”, zoals ze in de terminologie van
het draaiboek heten, mogen zich tot 1
maart aanmelden. Dat zijn dan gezinnen
en hele families die ook wel eens naar
Soestdijk willen. De toeloop van die
„burgers” was dit jaar tweemaal zo groot
als anders. De aangekondigde
troonswisseling is daar beslist niet
vreemd aan geweest. Maar tijdens het
défilé is altijd nog wel een gaatje over,
voor wat het best omschreven zou kunnen
worden als de groep „loslopende
burgers”.
ons
een
Blydenstein: „Er komt wel eens
commentaar, hoewel ik vaak wel aanvoel
wat kan en wat niet kan. Kijk, daarom zijn
we ook maar met z’n drieën bij de
voorbereidingen betrokken. Het is
namelijk zo persoonlijk. Je moet
aanvoelen wat wel en wat niet mogelijk is.
Koningin Juliana heeft altijd wel een
Paleis Soestdijk,
éénmaal
gevoelsmatig is. Zij besteedt er altijd
aandacht aan dat de etenswaar goed
terecht zal komen, of dat een bepaald
onderdeel misschien stotend is voor
anderen. Als je dat zo lang hebt
meegemaakt, dan ga je natuurlijk zelf wel
als zeef fungeren, dan voel je dat aan”.
Los van dingen die niet kunnen, moet
Blydenstein toch heel wat mensen
teleurstellen omdat prinses Juliana
natuurlijk geen uren op dat bordes kan
blijven staan. „Op het middenterrein
moet je ook heel goed regelen hoe alles
verloopt als de familie daar een kijkje
komt nemen. Want als je het publiek z’n
gang laat gaan, dan wordt prinses Juliana
onder de voet gelopen. Dat is haar wel
eens bijna overkomen en dat kan
natuurlijk niet”.
Aanvoelen wat wel en niet kan, dat lijkt de
voornaamste overweging achter de regels.
Want voor alles geldt dat spontaniteit
troef moet blijven. Die spontaniteit leidde
ertoe dat Juliana jarenlang tijdens haar
verjaardag verblijd werd met immense
krentebroden. Blydenstein: „Dat is er de
laatste jaren af. Misschien heeft die
opmerking van Wim Sonneveld over de
krentemikken achter de rododendrons
wel geholpen, wie weet”.
„Maar het komt ook wel door het feit dat
wij niet iedereen cadeaus laten aanbieden
omdat dat te veel tijd kost. Er is nu een
selectie en dan krijgen de cadeaus waar
moeite aan besteed is van mij voorrang.
Maar waar de cadeaus blijven, daar
hebben wij geen enkele bemoeienis mee”.
Vandaag dus voor het laatst op Soestdijk.
nog één keer onder leiding van
Blydenstein, die gigantische happening
die buitenlanders altijd verbaasd de ogen
doet uitwrijven. En misschien blijkt
achteraf deze 31e mei wel de allerlaatste
defïlédag geweest te zijh. Blydenstein: „Ik
heb onze nieuwe koningin nog nooit over
een défilé gehoord, dat zit nog helemaal
onder in de zak”.
Vanavond om 18.05 is er een samenvatting
van het défilé op de TV.
;els
an
at
;st,
am
an
ml
o-
19
tijn sjokte, met je kop vastgebon
den aan de staart van je voorgan
ger (alsof je het in je hoofd zou
krijgen om er vandoor te gaan in
die woestenij); als je verrekte van
de dorst en als je soms bijna strui
kelde over de resten van omgeko
men collega’s, tja, dan kreeg je
soms mooi de pest in. Maar als je
dan weer bij de oase zestig kan
water naar binnen had geslorpt en
je weer zin had in een flinke bijt-
partij met die stomme mede-kame-
len van je, dan was het leven pri
ma. Ik wilde niks anders, al woog
de last van 700 pond spullen op je
rug vaak zwaar en kreeg je strie
men en zweren van de riemen in je
bast.
Jacob kwam met een vriendin in
ons dorp. Hij vond ons erg zielig
met die striemen op ons lijf. En hij
vond mij in het bijzonder erg mooi.
Hij tekende me alsmaar, ik staand,
zittend, knielend. Hij ging hande
len met mijn meester. Jacob ver
trok en ik dacht: zo dat gedonder
met die kunstenaar heb ik gehad.
Maar een paar dagen later bracht
mijn meester me naar een stad. Ik
schrok me beroerd van al die her
rie. Ik wilde er niet in. Maar ze
dwongen me Ik kreeg een lap over
mijn ogen. Ik werd ergens op ge
trokken. Toen de doek van mijn
ogen ging stond ik in het ruim van
een schip. Ik werd zo ziek als een
stervende kameel.
Weken later werd ik uit het schip
getrokken. Ik hoorde een bekend
geluid. Aan dat geluid zat Jacob
vast met zijn vriendin. Hij haalde
me aan. Hij huilde bijna Ik verging
van de kou. Hij stopte me in een
karretje achter zijn auto. Mijn bult
stak er boven uit. Die bult werd
dan ook prompt verkouden. Op een
gegeven moment moest ik de kar
uit. Ik zag een enorm fata morga
na. Een geweldige plas water te
midden van een groene vlakte.
Blydenstein: „Je moet natuurlijk ook de
mensen een kans geven die het in hun
hoofd halen ’s nachts al voor de
paleishekken te gaan zitten om vooral
maar niets te missen”. Die groep mensen
mag dan ook nog naar binnen, tenminste
als zij in aantal de 240 niet overtreffen,
want dat is het maximale aantal loslopers
dat het draaiboek toelaat. „Maar”, zegt
Blydenstein stroostend, „ook buiten de
hekken is heel wat te beleven, want daar
stelt de stoet zich op. En je weet maar
nooit of prinses Juliana niet een rondrit
maakt na afloop van het défilé en de
manifestatie op het gazon. Als er veel
mensen komen zit die kans er wel in”.
Vanaf het eerste moment dat de
felicitaties die koningin Juliana op haar
verjaardag kreeg in aantal dusdanig uit
Hoewel Blydenstein de coördinatie afdoet
met „ach, het is altijd wel leuk iets naast je
werk te hebben” moet hij ook toegeven
dat er heel wat bij komt kijken. Kan er nu
wel of niet een colonne van twintig
vrachtwagens (waaronder opleggers met
truck) in het défilé meedraaien? De
Holland Duck Club, een vereniging van
vrachtwagenschauffeurs, wilde het zo
graag en dit jaar kon het.
De colonne vrachtwagens wordt bijna
onmiddellijk gevolgd door een colonne
rijtuigen van de vereniging „Het
Ingespannen Paard”. Of prinses Juliana
dit jaar van een van die rijtuigen gebruik
zal maken, is nog geheel open. Vorig jaar
het zij tenminste een prachtig opgesierd
rijtuig voor wat het was en besteeg voor
de rijtoer een boerenkar.
Problemen kan ook die man of vrouw die
er ieder jaar weer bij zit opleveren.
Blydenstein: „Die zijn zo verrukt van het
koningshuis, dat ze hysterisch worden, die
rennen dan zonder meer het bordes op en
dat kan niet”. Om deze mensen, en
eventueel anderen met ongunstiger
bedoelingen te weren, heeft de Baarnse
oranjevereniging overleg met de
veiligheidsdienst van het paleis, de
marechaussee, de rijkspolitie en de
Baarnse politie. Ook is er contact met het
secretariaat van prinses Juliana. Want de
prinses heeft wel degelijk enige
bemoeienis met het défilé.
Blydenstein: „Het valt ieder jaar weer
geweldig mee. Nu wordt er natuurlijk wel
rekening mee gehouden; als er een paard
op het gazon moet krijgt hij wel een mat
onder zich en zo’n straalmotor staat op
platen. Maar gelukkig is het
middenterrein geen glad geschoren
golfveldje. Het is een grasmat die een
natuurlijk geheel vormt met de
bosomgeving”.
de hand begonnen te lopen dat er
organisatie aan te pas moest komen, zijn
er manifestaties gehouden op het gazon.
„Middenterrein” heet het in het vakjargon
van de organisatoren en daar kan bijna
alles. Het begon in de eerste jaren met
gymnastiekuitvoeringen, het tonen van
ambachten etc. Maar van lieverlede
kwamen er steeds meer apparaten en
ingewikkelde toestellen op het gazon.
Dit jaar is het „helemaal te dol”, in de
woorden van Blydenstein. Een
stroomtrein met een railparcours; een
gigantisch zwembassin; de allernieuwste
helikopter van de KLM; een hete-
moet ik anders. En al dat gepeins
en al mijn heimwee naar de zon
zijn er denk ik de oorzaak van, dat
mijn bult niet meer is wat die ge
weest is. Jacob staat daar maar
over te zeuren. Wat moet ik met die
man? Ik ben hem meer dan zat.
Had Jacob me maar nooit ontmoet.
Sterker nog: was Jacob maar nooit
naar Arabic gekomen. Was hij
maar stil op zijn boerderijtje in de
Hollandse polder blijven zitten. In
zijn atelier. Lekker tekenen en
schilderen. Nee, hij moest zo nodig
zijn geest verwijden en zijn hori
zon verbreden. Het resultaat van al
dat gereis en getrek door Arabic
leverde de zogenaamde gele perio
de van Jacob op (van al dat zand,
dat eindeloze zand, dat de eeuwig
heid projecteerde in de aardse kos
mos, zoals Jacob aan iedereen
maar kwijt moest).
Ik weet nog de dag dat hij in
dorp verscheen. Ik had daar
redelijk leven als volwassen ka
meel. Het was natuurlijk niet al
tijd rozegeur en maneschijn. Als je
dagen achter elkaar door de woes-
luchtballon van Fokker; een complete
straalmotor van een vliegtuig die uit en in
elkaar gezet zal worden door
leerlingmönteurs; demonstraties van
verschillende ambachten; een groot
groentemozaïek en demonstraties van
Nederlandse sporten, dat valt er zaterdag
allemaal op het gazon te zien.
Dat grasveld heeft er overigens ieder jaar
opmerkelijk weinig van te lijden.
Jacob mag dan erg vriendelijk
zijn en het beste met me voor heb
ben, hij is natuurlijk een grote
egoist. Waarom moest hij me zo
nodig uit mijn geboorteland weg
halen? Uit mijn woestijn met dat
lekkere, warme zachte zand? Nu
sta ik hier te verkommeren in een
stal van drie bij vier meter. Op stro
Elke dag komt Jacob flikflooien.
Komt hij met me praten. Maar ik
versta hem niet. Ik ben de taal, de
kreten, de verwensingen gewend
van mijn arabische meesters. Die
rauwe keelklanken.
Elke dag komt Jacob aan mijn bult
voelen. Hij heeft alle boeken over
kamelen doorgenomen. Hij heeft
kennelijk gelezen dat ’n dikke bult
betekent dat de kameel gezond is.
Dat je een dikke bult kweekt door
de kameel veel eten en drinken te
geven. Maar wat denk je: je kan
nog zo goed en lekker eten krijgen
(maar wat héét: ik heb liever harde
doornstruiken met messcherpe ste
kels dan al dat laffe bladgroen of
dat flauwe hooi, dat ik hier voor
mijn neus krijg), dan kun je nog een
slappe bult houden. Want vreten
alleen is ook niet alles. Mensen
I schijnen daarvoor een aparte uit
drukking te hebben. In de woestijn
hoorde ik die niet, want daar heb-
ben ze al moeite genoeg met zijn
allen om in leven te blijven. Daar
zijn ze echt blij met een stevige hap
I of een fikse slok water. Daar moe
ten ze niets hebben van mooiprate-
rij als: een kameel leeft niet van
brood alleen.
Ik bedoel met dat alles maar te
zeggen, dat nu ik hier in de
zogeheten beschaafde wereld
recht ben gekomen ik ook aan
het filosoferen ben geslagen. Wat
defile voor
nu
Daar had ik wel eens van ge
droomd, als ik door het zand sjok
te. Ik droomde dus nu weer, was
mijn conclusie. Maar wat gebeurde
er?
Ik werd naar een wankel ding ge
bracht, dat op het water lag. Een
bootje met een veerman, die de
roeispanen hanteerde. Jacob en die
man begonnen kabaal te maken.
r De veerbaas riep: „ik verdom het.
r Je hebt me al heel wat rare zaken
L laten overroeien, maar een ka
ft meel... Dat doe ik niet."
Na veel vijven en zessen moest ik
toch dat gammele schuitje in. Ik
werd gek van al dat water om me
heen Ik wilde er in springen. Jacob
gaf me een dreun op mijn kop, ten
einde raad. Ik werd er wat suffig
van.
Zo belandde ik in het boederijtje in
de polder. Ik mocht in het gras
grazen. Maar wat- kocht ik daar
allemaal voor. Ik werd ziek en be
roerd. Ik kreeg overal pijn. Dan
had ik dit, dan dat. Een kwestie
van wennen, riep Jacob, die herrie
kreeg met zijn vriendin, om mij. Op
een keer kwam er een man, die
dokter werd genoemd. Om in mijn
achterste te loeren. Daar had ik
ook al pijn. Aambeien, riep de man.
Wat een ellende. Ik werd overal
gezalfd en ingespoten. In mijn ei
gen land was dat nooit nodig
geweest.
Mijn bult schrompelt in elkaar.
Hij wordt steeds kleiner. Ik heb
geen zin meer om te leven. Ik wil
j zand en warmte. Daar helpt die
kleine zandbak, die Jacob voor me
aangelegd heeft ook niets aan.
jr? -.L Ik krijg steeds meer dromen van
een gloeiende zon. De fata moga-
na’s volgen elkaar op. Zand, water-
zakken op mijn rug, vechten en
vrijen met andere kamelen, de stap
na een lange rit in een lauwe
oase....