De schuilhut I I TECHNOLOGIE MOET WEL MILIEUPROBLEMEN WEGNEMEN 4 z I JW ANIMALLITEITEN F s door Kees Wiese laatsen offerte Steenkool moet, niet alleen in ons land maar in de hele wereld, een uiterst belangrijke bijdrage gaan leveren aan de oplossing van de energieproblemen. uwaari- i e.d. Maar er zijn wel heel wat niet te onderschatten problemen: de kolentechnologie is achtergebleven, de wereldhandel is nog maar van geringe betekenis, de overschakeling van olie en aardgas op steenkool vergt immense investeringen en er zijn grote milieubezwaren. Vooral die laatste kunnen een struikelblok zijn: slaagt men er met nieuwe kolentechnologieèn niet in die milieuproblemen op te lossen, dan is de publieke acceptatie van deze allerminst schone energiebron allesbehalve zeker. Steenkool, het zwarte goud, zal die belangrijke rol ook kunnen vervullen: de technisch en economisch winbare reserves worden nu geschat op 637 miljard ton (zes percent van de werkelijk aanwezige voorraad) en dat is bijna vijfmaal zoveel als de winbare oliereserves en bijna achtmaal zoveel als de winbare aardgasreserves. Milieu Kooldioxyde Levensbelang Vergassing n, dea ls, dus Invoer S.- tüü i r I Bk Terugkeer en opmars kolen niet te stuiten l dat het gebruik van steenkool voor grote ondervuring daardoor slechts beperkt mogelijk is, terwijl kleine ondervuring (25.000 ton kolen per jaar) weinig perspectief biedt. Steenkoolvergassing zou op langere termijn een uitkomst kunnen zijn. Met behulp van nieuwe technologieën zou tussen 1990 en 2000 eenderde van alle nieuwe ketels in de industrie kolengestookte kunnen zijn. Dat vergt dan wel een investering van anderhalf miljard gulden. De milieuproblemen van een zo grote inzet van steenkool als wordt voorzien, zijn op wereldschaal gigantisch en voor een klein en dichtbevolkt land als het onze (dat zijn luchtvervuiling bovendien voor Daarnaast is er stofoverlast bij opslag en transport, uitstoot van chloorverbindingen, zware metalen en velerlei andere chemische verbindingen, waarvan een deel vermoedelijk kankerverwekkend is. De Amerikaanse arbeidsinspectie OSHA laat naar dat laatste een reeks onderzoeken verrichten ten behoeve van de werknemers bij vergassingsinstallaties. Deze problemen lijken oplosbaar (althans ten dele) als zij bij het ontwikkelen van een nieuwe kolentechnologie van het begin af worden onderkend, strenge normen worden gesteld en nageleefd en de noodzakelijke, niet geringe investeringen worden gedaan. De zwaveloxyden kunnen worden gevangen met kalk, hoewel men voor het gips dat dan in indrukwekkende bergen ontstaat geen bestemming weet. Verschillende nieuwe procédés voor de vermindering van zowel de uitstoot van zwavel- als van stikstofoxyden en andere verbindingen (voornamelijk gebaseerd op een betere beheersing van het verbrandingsproces) zijn in ontwikkeling. Mogelijkheden voor het hergebruik van het vliegas (bindmiddel ter vervanging van cement, vervanging van zand en grind in de wegenbouw) en van de grove as (wegenbouw) worden onderzocht, maar alles hangt daarbij af van de vraag of men erin slaagt voor deze stoffen een markt te vinden. En helemaal schoon wordt het nooit. Een probleem waar alleen nog maar onzekerheid over bestaat is dat van het vrijkomen van kooldioxyde (CO2) bij de verbranding van steenkool. Kooldioxyde komt vrij bij het verbranden van alle fossiele brandstoffen, van hout en biomassa, maar per hoeveelheid warmte is de hoeveelheid vrijkomende kooldioxyde het grootst bij steenkool. Kooldioxyde houdt de zonnewarmte in de aardse atmosfeer vast en klimatologen zijn aan de hand van wiskundige modelstudies tot de overtuiging gekomen, dat de verwachte verdubbeling van het CO2-gehalte in de atmosfeer binnen twee generaties door de massale inzet van steenkool en door het verdwijnen van de tropische regenwouden een „broeikaseffect” zal veroorzaken. De opwarming van de aardse atmosfeer met enkele graden Celsius zal zich volgens hen voornamelijk op de polen concentreren, de ijskappen doen smelten en overal ter wereld radicale veranderingen in het klimaat veroorzaken. Wat dat zal betekenen voor de landbouw (wereldvoedselvoorziening) laat zich raden. Zekerheid over deze ontwikkeling bestaat er echter niet. In de laatste vijftig jaar is het kooldioxyde- gehalte in de atmosfeer met tien procent gestegen, terwijl de aarde juist afkoelde. Nog volstrekt onduidelijk is met name de reactie van de oceanen en van het plantaardig en dierlijk leven op het CO2-gehalte in de atmosfeer. Vooral in de Verenigde Staten wordt veel onderzoek naar dit eet probleem verricht. Men heeft er meetstations voor opgericht van Noord- tot Zuidpool en probeert meer inzicht te krijgen in de veelheid van factoren, waarvan nog slechts een deel in de wiskundige modellen van de klimatologen kon worden verwerkt. De ernstige waarschuwing van de klimatologen wordt ook buiten de Verenigde Staten zeer ernstig genomen, zonder dat men echter afziet van het vaste voornemen minder afhankelijk te worden van de (politiek zo gevoelige) aardolie door op grote schaal de steenkoolreserves aan te spreken. Het kolenaandeel van het industriële energieverbruik in ons land liep terug van 60 percent in 1955 tot ongeveer tien percent in 1977. De ijzer- en staalindustrie is met 90 percent daarvan de grootste verbruiker. Een snelle omschakeling op kolen wordt ondanks de twee- tot driemaal hogere investeringen voor een koleninstallatie dan voor een vergelijkbare gas- of olie-installatie een levensvoorwaarde voor de Nederlandse industrie, die nu olie of gas voor ondervuring gebruikt. Immers: aardgas wordt voor huishoudelijk gebruik gereserveerd en stookolie zal steeds schaarser worden. Nog schaarser dan ruwe aardolie, omdat buiten Nederland juist de vraag naar lichtere fracties van aardolie (als benzine) scherp zal stijgen. Die omschakeling is des te meer problematisch door de milieuproblemen. Bij het ministerie van economische zaken vreest men, Kolenvergassing in grote installaties, gebaseerd op wervelbedverbranding, is op zichzelf een bekend procédé, maar veel ervaring is er nog niet mee opgedaan. Vandaar proefinstallaties, o.a. bij Shell Research in Amsterdam-Noord, bij TNO-Apeldoorn en bij ECN in Petten en demonstratieprojecten aan de Eemshaven (Gasunie), op de Maasvlakte (GEB-Rotterdam- KEMA) en bij Moerdijk. Alles onderdeel van het Nationaal Onderzoeksprogramma Kolen (NOK), waarvoor minister Van Aardenne f 750 miljoen denkt nodig te hebben in de komende vier jaar. «Maar een concrete raming voor de inzet van kolen voor vergassing is volgens de deskundigen van het ministerie van economische zaken nauwelijks te geven. Als ervan wordt uitgegaan, dat rondom 1985 een aantal vergassingsprojecten in gebruik komen, dan zou daarvan het kolenverbruik in 1990 ongeveer 1,5 miljoen ton kunnen zijn. Het grootste deel daarvan zou dan worden verbruikt voor het vervaardigen van gas, dat gemengd moet worden met het calorisch rijkere gas uit de Noordzee en het aangevoerde LNG, zodat een gas van „Slochteren-kwaliteit” ontstaat en het publiek ervoor wordt behoed opnieuw alle gasfornuizen, gaskachels en c.v.-ketels te moeten laten ombouwen. Op basis van de resultaten van deze drie projecten zouden dan na 1990 drie vergassingsinstallaties van een standaardgrootte van twee miljoen ton per jaar in bedrijf kunnen komen (een te plaatsen aan de Eemshaven). Van die installaties zou er dan een voor menggas, een voor stookgas voor ondervuring en een voor het vervaardigen van het zgn. synthesegas voor een aantal chemische toepassingen (methanol en mogelijk ook benzine) moeten dienen. De investeringen, die daarmee gemoeid zijn, worden tot het jaar 2000 geraamd op f 3 miljard, maar daar staat een betere betalingsbalans door een verminderde import van dure olie tegenover. Het uitregenen van de enorme opslag aan kolen (ook voor doorvoer naar het buitenland) veroorzaakt een nog nauwelijks te schatten verontreiniging van bodem en grondwater. Het verstoken van zoveel miljoen ton kolen per jaar levert een hoeveelheid vliegas en sintels op, die rondom de eeuwwisseling op 2,5 miljoen ton per jaar wordt geraamd. De uitstoot van zwaveldioxyde (SO2), die regen tot bodem, gewas en meren aantastende verdunde zwavelzuur maakt, zal zonder tegenmaatregelen ver uitstijgen boven de grenzen gesteld in het recente SO2-beleidsplan, zeker in de nabijheid van vergassingsinstallaties en elektriciteitscentrales. Voor de uitstoot van stikstofoxyden, waarvoor nog een beleidsplan gemaakt moet worden, geldt hetzelfde. ■v o/yx1’ i ST... aanvoer van minstens 45 miljoen ton worden verwacht. Bij tijdige ontwikkeling van terminals op de Maasvlakte (in voorbereiding), in Amsterdam, IJmuiden en in Delfzijl zou er dan echter wel 76 miljoen ton per jaar aan land kunnen worden gebracht, in hoofdzaak aangevoerd met schepen van 250.000 ton BRT. In de Kolennota van de Nederlandse regering wordt voorzien, dat in het jaar 2000 veertig percent van de elektriciteitsproduktie op steenkool is gebaseerd. Men heeft daarmee grote ervaring: in de elektriciteitscentrales was steenkool lange tijd de belangrijkste energiedrager. Pas de laatste 25 jaar nam de inzet van kolen in de centrales af (van 96 percent in 1955 tot 0,7 percent in 1975). Na de oliecrisis van 1974 werd besloten twee nieuwe kolencentrales te bouwen, waarvan de eerste inmiddels in bedrijf is gesteld en de tweede dit jaar gereedkomt. Om de doelstelling van 40 percent rondom de eeuwwisseling te bereiken moeten alle tot 1990 te bouwen centrales op steenkool worden gebaseerd. een belangrijk deel uit het buitenland krijgt) extra beklemmend. X- dan wanneer de kolen als terpaar van doen te hebben. Hij werd er helemaal opgewonden van. In de paringstijd de intieme momenten, waarover ik het al had zat hij als een hitsige voy eur naar ons te loeren. „Hoeveel keer”, hoorden wij hem dan mom pelen. Hij werd er bijna gek van. Want we inviteerden weer de an dere lijsters, die allemaal in voor- jaarsstemming waren. Het was me een gepaar van jewelste. Het bouwen van het nest lever de ook al een grote staat van opwinding voor de man op. Hij schreef precies op hoeveel keer we aan- en afvlogen om ons nest te maken. Nou, dat werd een soort versnelde filmopname. De andere lijsters deden weer mee. Rats, ruts, rats, ruts. Nog nooit is er zo snel een lijsternest gebouwd. Hij begreep er niets meer van. Het aardige was, dat we altijd wisten, waar hij die dag op zou gaan letten. Je hoefde maar op zijn uitklapbare schuilhut te gaan zitten om hem te horen pra ten. Hij mompelde dan: „Broeden beide seksen? Zo ja, in welke ver houding en frequentie?” Of. „Wordt de broedende vogel ge voerd, verzorgd”? Of: „Wat ge beurt er met de eierschalen? Wor den ze uit het nest gegooid of opgegeten?” We begonnen er ple zier in te krijgen om hem van dienst te zijn. Hij nam op het laatst zelfs slakken voor ons mee en gooide die dan kwasi-noncha- lant in de buurt van ons nest neer. Nou, dan wilden wij voor hem graag een demonstratie met de slakkensmidse geven. Dan hoor den we de camera snorren. En hij juichte bijna van genoegen. Laatst hoorden wij hem in zich zelf roepen: „Defeceren de jongen over de rand of brengen de ouders de spulletjes weg?” Wat bedoelde hij daar nou mee? Ik ben er nooit achter gekomen. Want hij is er nooit niet meer, de man. Gisteren wilde hij ons helpen. Het liep verkeerd af. Hij was zo aan ons gehecht geraakt, dat hij bij het zien van een kraai, die het op onze jongen had voorzien zijn schuilhut uitren de, schreeuwend en gebarend. De kraai schrok zich wezenloos, want hij wist niks van de vogel- onderzoeker af. De man vergat in zijn woede te kijken waar hij liep. Hij viel over een boomwortel en brak een been. Ik werd er hele maal beroerd van. Hij huilde van de pijn. Maar wij konden niks doen. Gelukkig kwam de bos wachter na een paar uur langs. Die had hem horen schreeuwen. Een heel gedoe. Een auto, die bij na onze meidoorn kraakte. „Pas op”, riep onze vogelvriend, „pas op voor dat nest, anders gaan die jongen nog om zeep”. De bos wachter keek hem aan en zei: ,ja, ja, goed, goed. Komt voor me kaar”. Een autospoor in de duinpan geeft aan, hoe de man werd afge voerd. Zijn notitieboekje ligt hier in een struik. Het regent en de letters in het boekje vervagen. i Het huidige aandeel van steenkool ■—r-in de wereldenergievoorziening is percent. Dat aandeel zal in de f-Tóórnende twintig jaar moeten groeien tot 50 70 percent. In Nederland is het huidige aandeel van kolen in de energievoorziening sléchts vijf percent en dat aandeel moet in diezelfde periode groeien tot 40 50 percent. Vijftig percent was in ons land ook het steenkolenaandeel in de (toen veel lagere) energievoorziening in 1960, I voordat het Groninger aardgas onze kolenkacheltjes uit de huizen verdreef en de gemeentelijke gasproduktiebedrijven stillegde een situatie, die niet meer zal I terugkeren. In de Kolennota van minister Van Aardenne (economische zaken) en in de deze maand verschenen studie „Steenkool, brug naar de toekomst” van 40 energie- en kolendeskundigen uit zestien landen (verenigd in de WOCOL) wordt bij de herinvoering van steenkool de nadruk gelegd op de elektricititsvoorziening, al dan niet gecombineerd met kolenvergassing. Het verstoken van grote hoeveelheden steenkool (in Nederland oplopend tot 38 miljoen tpn kolen in het jaar 2000 volgens de hoogste schatting) in een beperkt aantal grote installaties maakt de Mnilieuproblemen hanteerbaarder lil 1 huisbrand worden verstookt, r De toename van het kolengebruik I voor ondervuring door de industrie I wordt nu voor ons land geschat op J zo’n vier miljoen ton per jaar, die voor stadsverwarming op een miljoen ton, afhankelijk van de behoefte aan nieuwe ketels ter vervanging en uitbreiding en van de J brandstofprijzen. *"'A1 met al: ook voor ons land enorme hoeveelheden steenkool. Nederland heeft ondergronds grote voorraden, maar minister van Aardenne nöch de WOCOL voorzien eigen kolenwinning of ondergrondse vergassing in deze eeuw. Dat betekent, dat al die steenkool zal moeten worden ingevoerd en dat daarvoor zo snel mogeljjk lange- termijn-leveringscontracten moeten worden gesloten. Deelneming in de kolenproduktie in andere landen is eveneens een methode om zich voor de toekomst van voldoende kolen te verzekeren: de in de N.V. SEP samenwerkende elektriciteitsproducenten, DSM en Hoogovens Delfstoffen B.V. zijn 'inmiddels een overeenkomst w Aangegaan om samen de fcfnogelijkheden van deelneming te Onderzoeken en ook Shell opereert ■*OP die markt. Li?6 Nederlandse havens, die ook fe'oor de Europese aanvoer ^Belangrijk zullen zijn, verwerkten 1977 13,8 miljoen ton steenkool ^(voornamelijk in Rotterdam en ?fAmsterdam): rondom de ■’eeuwwisseling kan een jaarlijkse Elke keer als ik hem zag aanko men, moest ik erg lachen. Hij kwam weken naar dezelfde plek in de duinen, een begroeide duin pan met omgevallen bomen, vlier struiken, wat meidoorns, abelen en vogelkers. De man had een camouflagejas aan; je kent dat wel: een soort groene jas, waarop ze allerlei bruine vlekken hebben geverfd. Dan zag je hem niet zo gauw, dacht-ie. Over die jas had hij een rugzak hangen. Het was kostelijk om te zien, wat hij daar allemaal uithaalde als hij op zijn vaste plekje was gearriveerd: een kijker, een vogelboekje, een came ra, een kaartenbak, bloknootjes, trommeltjes met eten en andere onbestemde dingen, een fles met drinken, een extra-regenjas. Hij had een groen petje op zijn hoofd. Zijn voeten staken in grote zwar te kistjes. In een tas droeg hij dan nog een uitklapbare schuilhut met zich mee. We hadden er altijd veel plezier in als hij, licht in zich zelf mom pelend, door de duinen heen strompelde met al die toestanden op en aan zich. De lijster, die zijn broedgebied heeft bij de ingang van het duinterrein, meldde al tijd wanneer de man gearriveerd was op zijn fiets. Een groene fiets. Ik geloof niet dat ddt iets te ma ken heeft met camouflagetech- niek. Als hij het pad opreed dan hoorde je hem immers al van ver aankomen. Het gammele rijwiel van hem piepte en knarste aan alle kanten. In het begin waren we wel wat bang voor die man. Wat kwam hij doen? Hij had van die vreemde attributen bij zich. En hij praatte altijd hardop in zich zelf. Totdat hij dat in de gaten kreeg. Dan sprak hij zichzelf vermanend toe: „Frits, zo verzamel je natuurlijk nooit goede waarnemingen. Maak toch niet zo’n rotherrie. De beesten schrikken zich een aap. En dan kun je het wel vergeten. Dan laat die lijster zijn slakken smidse in de steek. Dan kun je blijven koekeloeren naar die steen, waar hij zijn slakken op kapot slaat, tot je een ons weegt. Schuilhut of geen schuilhut”. Hij was dan even stil. Maar even later was het dan weer raak. Toen hij er pas was, ontweken we hem. Mijn vrouw en ik, lijsters ja, dank u, waren bang dat hij onze intiemste momenten zou ver storen. Of dat hij straks ons broedsel uit het nest zou halen om het te meten en te bevoelen. We hebben er even over gedacht om van territorium te veranderen. Maar ja, alle grond en struiken waren al ver-geven. We bleven maar. We begonnen aan dat mannetje te wennen. Als hij een dag niet kwam vroegen we ons af of hij soms ziek was. In het begin namen we hem be hoorlijk in de maling. Ik denk dan ook niet dat zijn rapporten met waarnemingen van weten schappelijke waarde zullen zijn. We hebben er nu eigenlijk spijt van want het is een aardige man. Maar ja, we kunnen de tijd niet terugdraaien. Zoals de dagen, dat hij speciaal onze geluiden ging vastleggen. Dat deed hij door een bandrecorder aan te zet ten of door ons gezang met aller lei tekentjes op papier te krabbe len. Ik denk dat het zijn bedoeling was om alleen ons gedrag, van mijn vrouw en mij, te noteren. Maar wij sleepten allerlei andere lijsters naar ons plekje toe en maakten zo’n kabaal, dat hij dacht met een uitzonderlijk lijs as WERELDPRODUKTIE BRUINKOOL: 806 miljoen ton A Bruinkoolproduktie in 8 miljoenen ton (1972) JkA 16 3 CANADA WERELDPRODUKTIE STEENKOOL: 2145 miljoen ton A Steenkoolproduktie in 9 miljoenen ton (19 72) WERELDPRODUKTIE VAN STEENKOOL EN BRUINKOOI «1 USSR. 152 V/535 6V ^VERENIGDE STATENX^ 24..6 JAPAN I^ZIIIO KOREA S 49 24 1 AUSTRALIË

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 21