Barones van Breda [11 Bij de foto’s LF-pt F v, al Br BI® TOERISME Beatrix, koningin eter Nede elandenprinse s van Oranje-Nassau, Suske en Wiske als vliegende gidsen 1 I f>. 1 WIE VAN Breda het naadje van de kous wil weten kan zich het beste bij de VW vervoegen, die een stadsrondwandeling organi seert. Tussen 1 juli en 15 augustus is dat op elke dinsdag, woensdag en donderdag, steeds om twee uur ’s middags. Een voordeel daarbij is dat dan ook het Kasteel van Breda kan worden bezocht, waar nogal wat fraais te zien is en waar je als individuele wandelaar niet wordt toegelaten. Voor wie zelf op stap wil ligt er bij de VW ook een route klaar. In ieder geval begin nen ze beide bij het Nassaumonu- ment. Dr. P. Cuypers, de architect van het Rijksmuseum, ontwierp het in de vorm van een middel eeuwse toren met bovenop een leeuw die het wapenschild van de Baronie draagt. Rondom de wa pens van de gemeenten, die vroe ger tot de Baronie hoorden en aan de ene zijde een reliëf waarop men de intocht kan bekijken van Graaf 5. Aan de voet van de Grote Kerk strekt zich het levendige uitgaans centrum van Breda uit. 1 1 i i i 1 i i i 1 f c 1 1 1 l r v 1 c s I c z r r k v I 1 i i V z I 11 t r 1 d o Engelbrecht en zijn jeugdige Jo hanna. „Uit den Bredasche tak van het edele Huis van Nassau ontsproot Neerlands roemruchtig Vorstengeslacht,” staat ook op het monument geschreven, waarop alle namen prijken van de Nas sau’s en Oranje-Nassau’s, van En gelbrecht tot Wilhelmina. 4. De monumentale graftombe van Engelbrecht II van Nassau en Cim- burga van Baden in de Grote Kerk. 1. De intocht van Engelbracht van Nassau en Johanna van Polanen in 1404 is in reliëf terug tevmden in het Nassau-Baromemonument aan de ingang van het Valkenberg. (Foto's Paul Vreeken). riaan is ook een beeld opgencht, het staat op het Stadserf, achter het stadhuis. DE INDRUKWEKKENDSTE is de graftombe van Engelbrecht II van Nassau. Begraven ligt hij er niet, want, zo luidt het verhaal, hij was een op en top ridder uit de Bourgondische tijd, overdreven hechtend aan pracht en praal en altijd strijdlustig, had daardoor zelf geen tijd om zijn eigen graf tombe te laten bouwen en werd na zijn dood bij zijn ouders, Jan IV van Nassau en Maria van Loon, begraven. Van het een kom je op het ander en daarom moet ik hier bij wel even vermelden dat van Jan IV alleen het hart in Breda is begraven. Hij overleed tijdens een jacht in Dillenburg - daar neem ik u later mee naar toe i- waar men zijn lichaam begroef en omdat hij ook heer van Breda was kreeg die stad het hart. Zo ging dat. DAT UITGEREKEND SUSKE EN WISKE me als volwaardige reisleiders door Breda gidsten is toch om je een kriek te lachen, om het maar even op het uitgebalan ceerde spraakgebruik van me neer Lambiek zelf te houden. De twee stoutmoedige avonturiers kunnen in ieder geval op een voordeel bogen: Ze dralen niet en wijzen zonder aarzelen in een adem op Breda’s grootste histori sche bezienswaardigheden. Een illuster kwartet: de dominerende Grote of Onze-Lieve-Vrouwe- kerk, het Begijnhof, waarvan de geschiedenis terug gaat tot 1267, het kasteel van Breda, waar de Heren van Breda werden opge volgd door de Koninklijke Militaire Academie, het KMA, met het Spanjaardsgat en, aan de rand van het Mastbos het met een sierlijk torentje gekroonde prach tige kasteeltje Huis Bouvigne. DE TOMBE VOOR Engelbrecht II van Nassau en zijn echtgenote Cimburga van Baden, een nicht van keizer Maximiliaan van Oos tenrijk, werd door hun neefje Hendrik III gebouwd, die wat te rug wilde doen omdat hij als oud ste erfzoon uit Dillenburg stad en land van Breda en het kasteel had geërfd. Dat hij later zelf onder de beeltenis van oom en tante zou gaan liggen, of liever dat hij zich daar zou laten leggen, is daar tot aan toe. De steen die hem dekt is wel versierd met de beeltenis van Engelbrecht en Cimburga en op de door vier mannen gedragen bovenzerk ligt de in albast uitge voerde wapenuitrusting van de graaf. Hendrik heeft in de monu mentale tombe het verstilde gezel schap van zijn zoon René van Chalon, de eerste prins van Oran je en Anna van Egmond, die ik u al in Buren voorstelde en Maria, de stichtster van het Weeshuis aldaar. 3. Het Kasteeltje Bouvigne dat, aan de rand van het mooie Mastbos, sier lijk uit de gracht rijst. OM EVEN DAT VERHAAL over Suske en Wiske af te maken; zij doen Breda letterlijk en figuur lijk vliegensvlug aan in het op initiatief van de Provinciale VVV Noord-Brabant door stripteke naar Willy Vandersteen vervaar digde avontuur „De Vliegende Klomp”. Een amusant verhaal, waarin onze helden in een door professor Barabas ontworpen „zweetvoetenschoeisel” om maar weer even met Lambiek te spre ken, toeristisch Brabant doen. De provincie wordt in het boek (waar van de tweede druk net verscheen, prijs ƒ3,25 op een originele ma nier getoond. Het is een interes sante basis om zelf verder te avon turieren. DE TURFSCHIPPER mogen we hierbij niet vergeten: Adriaan van Bergen, een naam die maar weinig mensen onder hun parate kennis zullen terug vinden. Maar wèl de geschiedenis waar hij voor tekende, want Adriaan was de schipper van het beroemde turf schip, de Bredase versie van het Paard van Troje, dat op 44 maart 1959 het Kasteel van Breda werd binnengesleept. Met onder een dak van turf 75 moedige soldaten, die, onder aanvoering van Charles de Héraugère, het Kasteel op de Spanjaarden veroverden. Zo’n verhaal waarmee de meester de klas muisstil kreeg, tenminste in mijn tijd, toen de kwieke en zeer smakelijk ogende Charlies An gels, om maar een buitenplaats te noemen, het avontuur via de beeldbuis nog niet rechtstreeks thuisbezorgde. Voor schipper Ad- DE IJSJONGEN in het park volgde onze bewegingen, maar maakte een ontwijkende bewe ging toen we hem, dorstend naar een frisse versnapering, nader den. „Effe tien minuten wachten,” schreeuwde hij met de tongval van een volwassen bootwerker en slenterde naar het struweel, waar hij positie nam achter schouder- hoog groen voordat hij opging in een soort Manneke Pishouding. We zijn toen maar doorgeslenterd, in de veronderstelling dat er geen fonteintje in het groen verborgen ging. De smaak was over. Het jo chie zal wel geen Brabander ge weest zijn, want die mensen staan toch bekend om hun gulle gast vrijheid. 2. Tussen de Granaat- (links) en de Duiventoren gaapt het Spanjaards gat, dat in 1610 werd gegraven om de binnengracht van het kasteel van Breda van vers water te kunnen voor zien. En met dat jaartal wordt gelijk het gerucht ontzenuwd dat op die plaats in 1590 de overval met het turfschip heeft plaatsgehad. Dat zou veel noordelijker hebben plaats gehad. TENMINSTE...., want ook de baardige portier van de Grote Kerk blonk al niet uit in vriende lijkheid en gedroeg zich als een stijfkoppige waard, die te beroerd is om een nieuw vat aan te slaan. We mochten niet binnen. De NCRV was bezig met orgelopna- men en daarbij mocht niet worden gestoord. Daarmee basta. U kunt zelf meer geluk hebben, want nor maal is de kerk open van 10 tot 5 en op zondag en maandag van 2 tot 5. Maar voor ons op dat mo ment dus geen prinsenbank uit 1663, en evenmin het drieluik van Jan van Scorel of de praalgraven van de heren en vrouwen van Breda. MAAR, OP NAAR BUITEN, nog even langs de bank, niet ver van de hoofdingang, met de gees tige gravure, die een Canadese soldaat achter liet. Van een motor rijder met zijn meisje. Hij zal aan thuis gedacht hebben. Rond de kerk, binnen de singels, leeft de stad en is ze het mooist. Winkelen kan er volop en wie zich dan, moe, te goed wil doen aan spijs of gem- bemat komt in het Bredase al evenmin bedrogen uit. Dat is dan nog zacht gezegd, want de kroe gen en kroegjes, hap- en eethuizen gaan aan de voet van de Grote Kerk, op het driehoekige Haver- marktpleintje met de lantaars ver derop, richting Spaanjaardsgat, schouder aan schouder. Levendig en in warme tijden versierd met terrassen. Maar wij hadden (dit maal) genoeg aan een enkele drup, hetgeen, ik weet het, voor Breda- kenners tot misprijzen leidt. Maar voor ons had de dag lang genoeg geduurd. WE WILDEN TROUWENS NOG, voor het vallen van de zon, het kasteeltje Bouvigne zien, dat zich als een majesteit uit de slot gracht verheft. Het is echt mooi en de smalle vensters met de donker groene en witte luiken in een zwarte lijst, kijken als open ogen de wereld in. Bezocht worden kan het kasteel jammer genoeg niet, wel de tuin, van Franse allure, die alleen op werkdagen van 9 tot 18 uur open is. Het water van de op een meertje gelijkende gracht, verwachtte de avond rimpelloos. Jonge eenden gebruikten de bla deren van de bloeiende waterle lies als trippeleilandjes. Een wan kele basis, maar beter nog dan te jong eindigen op het bord van een smulpaap als „canard a l’orange”. Hoewel dat in dit verhaal best zou passen. DE NAAM VAN DE POLANENS was al sedert 1350 met Breda verbonden. In dat jaar kocht Jan van Polanen, heer van de Leek het land van Breda van Jan de III, hertog van Brabant, voor drieënveertig duizend gulden hallingen. Uit het tweede huwelijk van diens zoon, Jan van Polanen de II, heer van de Leek en Breda, werd Johanna geboren, die op dertienjarige leeftijd trouwde met Engelbrecht. Geen onverstan dig huwelijk van Engelbrecht want de steenrijke erfdochter Johanna bracht niet alleen Breda binnen de gelederen van de Nassaus. maar menig ander bezit, zoals verderop in deze serie zal blijken. In ieder geval is het huwelijk in 1403 er de „schuld” van, dat achter het enz., enz., enz., waarmee de Oranjevorsten sinds 1813 hun titels aanduiden, ook baro nes van Breda schuilgaat. BREDA IS EEN VAN DIE weinige steden, waar de band van de stad met het Huis van Oranje-Nassau nog fier wordt uitgedragen. Sterker nog, je kunt er niet eens omheen. Wandelend vanaf het station, door de Willemstraat, stuit je al direct, na het passeren van de Singelgracht, aan de ingang van het Valkenberg, het stadspark, op het Nassau- Baronie-monument. Het heet zo omdat het geschonken werd door de inwoners van de Baronie en herinnert aan de inhuldiging, in 1404, van graaf Engelbrecht van Nassau en zijn echtgenote Johanna van Pola nen als Heer en Vrouwe van Breda.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 10