IS |r 1 É.i-J» 21 I I I I I I I •i' M door Ton Nillissen en Jan de Roos n Terwijl de meeste Kamerleden genieten van hun reces, maken de bewindslieden van het kabinet- Van Agt zich op voor het grote gevecht na de vakanties met de Kamer over de bezuinigingsoperatie die dit laatste Jaar van het kabinet concreet op tafel moet komen. Voorstellen worden deze weken besproken en In elkaar gestoken, maar onzekerder dan ooit Is de vraag of Van Agt en de zijnen dit laatste Jaar zullen kunnen afmaken. Daarom nu een kort overzicht van drie jaren Van Agt. len I ■en :en j ie- I v. I ig. af 1 7. 4 II I - a ,-.p Is I Het gedoogde kabinet lag ;de Kruisinga’s in die dagen opvallend snelle zelfontwikkeling bleek zich niet te beperken tot feministische aspecten („ik wil wel een vrouw als staatssecretaris”). Ook zaken als wapenbeheersing en zelfs afwijzing van kernwapens, kregen hem als defensieminister in hun greep. Vier maanden nadat de CHU’er zijn hoge benoeming had aanvaard, eiste hij van het kabinet een praktisch gesproken onvoorwaardelijk neen tegen nieuwe atomaire wapensystemen in Europa, toegespitst op een „neen” tegen de neutronenbom. Het verzoek van de CHU- leiding de prille staatsman de eerste tijd als minister te begeleiden, had weinig geholpen. In de Kamer het Van Agt intussen fijntjes weten, dat het nu door Kruisinga geëtaleerde voorbehoud ten aanzien van de N-bom wel erg recent moest zijn gegroeid. Tijdens de formatie had de man geen enkele reserve op dit punt laten blijken. Koud en kil (Den Uyl: Nooit is een minister zo als oud vuil aan de kant gezet. Aantjes: Zo neem je geen afscheid van een teamgenoot.) nam de nieuwbakken premier afscheid van de minister: exit Kruisinga. Zo zou het drie jaar blijven. Of het nu in West-Duitsland, Nederland of Indonesië was, steeds weer slaagde de gezichtsbepaler van dit centrum-rechtse kabinet erin ofwel zijn collega’s voor de voeten te lopen, danwel tere of gevoelige overlegstructuren hardhandig te verstoren. ’S’mans barokke taalgebruik is een ander aspect van drie jaar Van Agt. Citaten in dit verhaal gestrooid, mogen in dit opzicht verhelderend werken. Als alles goed gaat, voor het kabinet dan, het landsbelang is weereen geheel andere zaak, heeft het kabinet-Van Agt nog een jaar te leven. Een laatste jaar waarin men niet mag verwachten, dat het met dit kabinet anders zal gaan op het punt van politieke versprekingen, blunders, verkeerde taxaties in een zeldzaam grote frequentie, dan de afgelopen drie jaren. Een kabinet dat begon te bestaan dankzij een groep gedogers (loyalisten binnen het CDA) en ondanks het vrijwel ontbreken van een sociaal draagvlak. Van Agt aan het begin van de kabinetsperiode, december 1977: „Pjff. Hoort u mij zuchten? Zo is het eigenlijk.. Niet dat ik er als een berg tegenop zie. Jawel, toch wel als een berg. Maar ook als een berg die ik als wielrenner ga beklimmen en ik kom wel boven. Maar het wordt stampen en douwen”. werkonderbreking van ambtenaren: 50.000 overheidswerkers verzamelden zich in Den Haag. Wiegel schreef een brief naar alle mogelijke overheden met het verzoek een dag salaris in te houden van diegenen die het werk hadden f onderbroken. Ernstig was wat het kabinet in het najaar ’78 overkwam: de onthullingen over het oorlogsverleden van CDA-fractieleider Aantjes, gevolgd door zijn verdwijnen uit de actieve politiek. Kon in het geval Dat bleek ook spoedig in de Tweede Kamer tijdens de behandeling van Bestek’81. Honderden Kamervragen en toen al scherp optredende verschillen tussen regeringspartij VVD (bezuinigingen van tien miljard zijn een minimum) en CDA (tien miljard is maximum) illustreerden de tegenstellingen. Maar naast een paar kleine tegemoetkomingen aan het CDA en het volledig voorbijzien aan de wensen van de WD, bleek toen al de formidabele wens tot overleven van dit kabinet, hierin overigens dapper gesteund door de regeringsfracties. Van Agt redde het moeiteloos en niet voor het laatst. De eerste aanwijzingen dat het kabinet nauwelijks beschikte over een sociaal draagvlak voor wat betreft het met zoveel bombarie gepresenteerde heilsplan Bestek’81, waren daar, het geschommel van het schip der staat was begonnen. Dat na die meedogenloze voltrekking van het vonnis over Aantjes middels de persconferentie van De Jong, Van Agt over Aantjes sprak als de man die „mijn vriend was en zal blijven”, doet aan die kritiek niets af. Collega Albeda (Sociale Zaken) en Andriessen (Financiën) waren het met elkaar fundamenteel oneens over de hoogte van de ombuigingsoperatie in Kruisinga nog enig begrip worden gevraagd voor de meedogenloze manier waarop Van Agt (en diens kabinet) het heengaan van Kruisinga indertijd had becommentarieerd, nu lag dit toch duidelijk anders. Als een groot inquisiteur werd prof. L. de Jong het veld ingestuurd om op een door radio en televisie uitgezonden persconferentie het verleden van Aantjes bekend te maken. Het kabinet zweeg, in eerste instantie, in alle talen. Een gang van zaken die ook de CDA-fractie in de Tweede Kamer duidelijk te ver ging. Zo verweet Lubbers het kabinet geen verantwoordelijkheid te hebben willen dragen maar die op De Jong te hebben willen afwentelen. Een verwijt, dat door de socialist Voogd zou worden ondersteund. Typerend voor het klimaat: de weigering van Van Agt de ontslagbrief van Andriessen bekend te maken. Andriessen: De drie gevaarlijkste zaken die het kabinet de afgelopen driejaar met betrekking tot het voortbestaan, bij de hand heeft gehad waren ongetwijfeld de Urenco-affaire, de kwestie van de modernisering van de kernwapens in Europa en het debat over de eenzijdige olieboycot tegen Zuid-Afrika. In al deze gevallen speelden de zogeheten loyalisten een cruciale rol: zij, de gedogers, heten het kabinet namelijk zitten. „Ik heb de brief geschreven in de verwachting dat zij zou worden gepubliceerd. Ik verwachtte dat ook.” Marcus Bakker over deze affaire in de Kamer: „De karavaan wil verder trekken (een geliefkoosde metafoor van CDA- voorzitter Steenkamp), maar met aftrek van een kameel”. Een ruime Kamermeerderheid nam een CDA-motie (Scholten) aan, waarin werd gevraagd om een desnoods eenzijdige olieboycot tegen Zuid-Afrika. Een motie waarmee - het laat zich raden - het kabinet en vooral de WD-ministers daarin, zo’n grote moeite had, dat het het weten de motie niet te zullen uitvoeren. Het debat, onderbroken door minister Van der Klaauws reis naar de NAVO-top in Ankara, werd bij zijn terugkomst al snel spannend. Het kan waar of niet waar zijn. Een ding staat slechts vast. Dit kabinet, althans zijn voormannen, is vastbesloten de rit uit te zitten, de meet te halen. Daarvoor zal het zich in alle mogelijke bochten wringen, de Kamer bruskeren of vriéndelijk negeren. Voor de man die het leven en de pohtiek zo graag versimpelt in wielertermen, is de finish halen belangrijker dan de kwaliteit van het gebodene. De lust tot voortbestaan werd andermaal krachtig beproefd in het oheboycot-debat. vorige maand. Een geagiteerd CDA constateerde die donderdag 26 juni keer op keer, dat het kabinet zich niets gelegen het liggen aan wensen van de CDA-fractie. Fractieleider Lubbers het zelfs in de wandelgangen weten, dat de maat vol was, het kabinet nu moest toegeven en dat het anders van hem wel kon opkrassen. De premier had opnieuw goed gegokt. Toen luisterend en kijkend Nederland ’s morgens rond vijf uur uit de stoel opveerde toen Den Uyl een motie van afkeuring indiende, boog het CDA opnieuw. Tweemaal had een grote meerderheid van het CDA een motie gesteund waarin werd gevraagd om een eenzijdige boycot tegen Zuid-Afrika. Maar toen het de tijd was het kabinet de gevolgen voor te houden van zijn herhaalde weigering de wens van de Kamer uit te voeren, ontbrak het de christen-democraten aan moed. Voor de zoveelste keer. Met slechts de steun van zes van de tien loyalisten, verdween opnieuw een stukje parlementaire geloofwaardigheid, samen met Den Uyls motie in de prullenmand. Hoe het precies met dit kabinet zal aflopen dit laatste jaar, is natuurlijk volstrekt onduidelijk. Na de laatste crisis in juni wezen politieke koffiedikkijkers er al weer op, dat het kabinet de boycot- motie dan wel mocht hebben overleefd, maar dat de economische problematiek waarmee het na de zomervakantie te maken zou krijgen, wel andere koek was en de ploeg Van Agt die in ieder geval niet zou overleven. Het werd laat die nacht in de Kamer. Van Agt die het beter had geoordeeld het debat met de Kamer te voeren inplaats van de verantwoordelijke bewindsman van Buitenlandse Zaken, gaf geen krimp, de CDA-fractie persisteerde, daarin uiteraard bijgevallen door de linkse fracties. Na talloze schorsingen bleek dat het kabinet wel bereid was tot allerlei schijntoezeggingen, maar niet tot een eenzijdige olieboycot. De crisis rond de modernisering van de kernwapens werd veroorzaakt doordat het kabinet een besluit van de Kamer negeerde: het nalaten van toezeggingen op de NAVO-top in Brussel. De meerderheid van de Kamer wilde geen besluit hangende de pogingen te proberen met de Sovjet-Unie te komen tot relevante afspraken op het punt van wapenreductie in Europa. Het kabinet kwam echter wel terug met een concreet besluit: produktie nu en in ongeveer drie jaar installatie van onder meer de Pershing- en cruise-raket. probeerde met eigen moties nog wat uit het vuur te slepen: geen levering van verrijkt uranium. Vergeefs. De indiener van de oorspronkelijke motie, Van Houwelingen, boog, en zoals de komende drie jaar zouden leren niet voor het laatst, na wat verbaal gesputter het hoofd. De levering kon doorgaan. Het kabinet verdedigde zich tegen een woedende Kamer door te wijzen op een „voetnoot” in het NAVO-communiqué waarin werd vastgesteld, dat ons land zich weliswaar niet tegen produktie uitsprak maar wel een tijdelijk voorbehoud maakte voor de stationering in Nederland van die wapens. De aanvankelijk zeer kritische VVD draaide tevreden bij, maar de loyalisten schreeuwden moord en brand: de motie was niet uitgevoerd. Toen het er op aankwam en PvdA en D’66 een verhulde motie van afkeuring indienden, bleek de kwestie van de modernisering deze gedogers geen crisis waard. Van Agt, zomer 1979: „Soms zie ik het helemaal niet meer zitten. Dries, denk ik dan, je werkt je hier uit de voegen en je gezin lijdt er ook nog onder. U mag het best weten. Elke avond bel ik mijn Eugenie. Vrienden van me veronderstellen wel eens dat zij heel wat te klagen zal hebben. Het is net andersom. Wat mopperen betreft is het afzender Den Haag. De geadresseerde is Nijmegen”. Van Agt na de begrotingsdebatten, oktober 1979: „Wij zijn voor de duvel niet bang. Het kabinet vertoont een herboren vitaliteit. We hebben alle defaitisme van ons afgeworpen”. Van Agt over de bezuinigingen, februari 1980: „De bezuinigingen die wij voorstaan kosten de gemiddelde werknemer maar vijf gulden per week. Laten we zeggen één glas bier per dag”. In juni 1978 al kreeg de regering en in dit geval vooral vice-premier en minister van Binnenlandse Zaken Wiegel, de kans te laten zien hoe dit kabinet waarin de „luiaards, ijdeltuiten en non-valeurs” zo pregnant ontbraken, op sociale onrust reageerde. De al eerder gememoreerde hartstocht van het kabinet te blijven zitten waar het zit, bleek opnieuw in februari van dit jaar toen minister Andriessen het voor gezien hield. Andriessen verliet niet alleen teleurgesteld maar ook verbitterd de ploeg van Van Agt: „Het had voor de hand gelegen dat het hele kabinet was opgestapt. Ik had meer steun verwacht van de WD-ministers” (de VVD drong aan op minimaal 4 miljard bezuinigen- red). let, uin ’n ras- ap- ner an ris- Jle ip- en ■ijs >on ag- Van Agt over atoomwapens, maart 1978: „Het is een gerechtvaardigde vraag of atoomwapens in zichzelf altijd gruwelijker zijn dan gewone wapens. Heel simpel gezegd: waren de gruwelen van de loopgravenoorlog van 1914-1918, van bajonet tegen bajonet nou wezenlijk anders? Wat mensen elkaar daar aandeden, is dat echt verschillend van het strijden met moderne nucleaire wapens?”. a” ïe- ;o- iw rt. >er 'de im ad, lo in 1980. Albeda wilde maximaal tweeënhalf miljard bezuinigen, voor Andriessen was het minimum vier miljard. Van Agts compromis: drie miljard, was evenmin voor Andriessen aanvaardbaar. De bewindsman trad af: „Het beleid waartoe is besloten is geen goed beleid.” Ontwikkelingen later zouden hem gelijk geven. Een kabinet, welks voorman drie dagen voor de beëdiging van de ministersploeg, er al in slaagde een rel te schoppen door in ongelooflijk Duits In de Bondsrepubliek zijn tevredenheid uit te spreken over het feit, dat de sociaal-democraten in ons land waren uitgesloten van regeringsmacht. Een incident dat al spoedig symptomatisch zou blijken. Al onmiddelhjk bij de formatie die naast vrolijke ook ongelooflijke momenten kende (lees Van Thijns Dagboek van een onderhandelaar) waren de eerste problemen er. De bemanning van het staatssecretariaat van Defensie bleek moeilijkheden op te leveren. Kruisinga, de kersverse minister van Defensie zag WD-kandidaat Ploeg niet zitten. Formeel was het struikelblok, dat de WD’er niets voelde voor de portefeuille materieel, hij wilde liever personeelszaken. Voor de meeste insiders was het echter snel duidelijk dat karakterologische verschillen een grotere rol speelden. Dat bleek bijvoorbeeld uit de opmerking van Ploeg nadat hij uit de race had moeten stappen: „Van enige zakelijke argumentatie is mij uit de gesprekken met de heer Kruisinga niets gebleken.” Kruisinga zelf kwam niet verder dan op te merken, dat Ploegs afhaken belangrijk had bijgedragen tot de oplossing van het geschil. Van Eekelen werd het tenslotte. De ambtenaren kwamen in actie. Bij hen leefde het gevoel, dat zij in het kader van de ombuigingsoperatie „dubbel” gepakt zouden worden. Niet alleen moesten zij inleveren gelijk alle andere werknemers; daarnaast was het de bedoeling dat zij in drie jaar tijd extra in hun salaris zouden worden gekort. De bewindsman, in zijn oppositietijd de mond vol depolariserende opwekkingen, had met name geen antwoord op de klacht van de vakbeweging dat er volstrekt onvoldoende overleg tussen partijen was geweest, een verwijt dat de spanningen aanmerkelijk verhoogde. Een en ander leidde tot voor Nederlandse begrippen ongekend omvangrijke 1 l‘‘ ge- tig Van Agt in interview, eind 1979: „Wat ik gezellig vind, is samen eten. Als het goed is hoort daar wat muziek bij en dan liefst op een winteravond. Of als het heel hard regent op het dak. Dat knusse van: hier zijn we met elkaar en de boze wereld buiten en boven ons. In de zomer van 1978 veroorzaakte de voorgenomen levering van verrijkt uranium aan Brazilië in het kader van het zogeheten Urenco-contract, een crisis die het kabinet, eigenlijk voor het eerst, gevaarlijk deed kraken. De Kamer eiste via de motie van loyalist Van Houwelingen (CDA) afdoende garanties tegen militair misbruik door Brazilië, alvoren tot levering zou worden overgegaan. Voor de eerste keer ook bleek hoe luidruchtig (en achteraf vrijblijvend) de loyalisten zich konden manifesteren. Van Agt hield voet bij stuk: het kabinet laat zich niet opnieuw terugsturen naar de onderhandelingstafel. De oppositie 1 S- MBS n

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 17