Binnenzee eeuwenlang bedreiging voor de burgerij
Haarlemmermeer
125 jaar
i
n
1
'i
O
L
Op het Haarlemmer Meer.
o
s
ion
’«a
■H
6
7
DINSDAG 22 JULI
19 8 0
N
r
3ourarr
N
M E N Q E L D I C H T E
y
riem
1
Geen beeld is door schrijvers over het Haarlemmermeer ter
kenschetsing van de gevaarlijke waterplas zo veelvuldig gebruikt
als het beeld van de Waterwolf. Na de droogmaking ligt hij
zieltogend ter neer, zijn het monster de tanden uitgétrokken, spant
hij zijn laatste krachten in. Maar voor hij de strijd tegen Leeghwa-
ter, Cruquius en Lijnden heeft moeten opgeven is het beeld veel
genuanceerder.
door dr. P. H. Schröder
n
b
n-.,
O word uw roem verhoogt door Dichters eed^len
geeft;
- ,2X 2r
-
Hocwel ge, o Waterwolf! veelmeer als duixend wolven,
Ons vry geweft verflindw11Veenknaap zucht en vrecft$
Voor overftroomen van uw onbetemb’re golven
Ja Amüeldain is zelf beducht voor uw geweld.
Ten zy een hoogcr macht uw roofzucht paaien ftelt»
A
Wx I
Het Haarlemmermeer: een
vraatzuchtige Waterwolf
Haar-
V.1
Xx
fc:
t
<ysS8Km8Ë^aaw
^'>-0 OP wr JUAXJ<OMK K MW O' firV MAM
v K 1 'y •.-•:>r s q h' k xi;
nomen. 'Maar het bleef bij praten, pro en
contra tot in 1795 de eertijds zo roemrij
ke Republiek der Zeven Verenigde Ne
derlanden roemloos ten onderging. De
Franse tijd begon.
thermos
"lomizers
onnepar-
>r ventila
tie infor-
bur. Z
fel. 023
Jdrachtei
ering niet
srden. Alt
igegever
De
699 ni
I 29566
>riek Alt
Ook alle
<t en dii
ot, IJwet
5CH0W
en gevel
antie. Ei
arlem.
Nu de derde in het trio Leeghwater,
Cruquius, Lijnden. Frederik Godard
Baron van Lijnden van Hemmen,
Utrechts edelman aan het hof van er
fstadhouder Willem V, jurist, vurig
Oranjeklant, deed in 1795 afstand van al
zijn ambten, keerde in 1814 in het open
bare leven terug, werd president van de
Hoge Raad van Adel, lid van de Eerste
kamer, curator van de Leidse universi-
teit en bekwaam waterbouwkundige,
waartoe hij zich in zijn kluizenaarsjaren
had voorbereid. In 1821 verscheen zijn
Verhandeling over de droogmaking van
het Haarlemmermeer met vier kaarten
en eene plaat. En het is in dit werk dat
voor het eerst wordt voorgesteld het
meer uit te malen met achttien Stoom
tuigen met hellende schepraderen.
De moderne techniek deed haar intre
de. De opzet was commercieel, het moest
een rendabele onderneming worden,
Lijnden was dus op soberheid bedacht.
Er werd over zijn plan natuurlijk weer
een aantal jaren heen en weer gepraat
zonder dat een beslissing viel. En zo
werd het 1830, de Belgen kwamen in
opstand, bombardement van Antwer
pen, ingrijpen van de mogendheden, ko-
ning Leopold ingehuldigd, Tiendaagse
Veldtocht, weer internationaal overleg,
wapenstilstand, status quo tot 1839, het
waren natuurlijk jaren vol vertragende
factoren en het mag zelfs verwondering
wekken dat nog tijdens het conflict met
het „muitziek rot” der Belgen het grote
besluit werd genomen.
overheidsonderneming, hij meende, niet
ten onrechte, dat particuliere gegadig
den zouden te vinden zijn die, als zij door
een staatsoctrooi verzekerd zouden zijn
van tijdelijke belastingvrijdom en ande
re faciliteiten, het werk op eigen kosten
wilden wagen. De ervaringen met de
Beemster die omstreeks 1610 werd
drooggemalen, waren in dit opzicht gun
stig. Leeghwater meende met 166 water
molens het werk te kunnen klaren.
Hij schreef: Hetgeen tevoren een scha
delijk Meer, een bedervende poel en
verslindende wolf is geweest, dat zou
alsdan wel het groote Zuid Hollandsche
lusthof mogen genoemd worden of het
Hbllandsch tresoor daarmee men dui-
zende van menschen door de zegen des
Heeren zoude kunnen spijzen en voe
den. Beroemd is zijn Caerte ende voor-
bereijdinge tot het Bedijcken ende
droochmaken vande Haarlemmer-Meer,
waarop duidelijk te zien is dat het ont
werp dat uiteindelijk tot uitvoering is
gekomen, niet veel verschilt van Leegh-
waters plan. Een door Leeghwater zelf
op perkament getekende Caerte van
1629 die 86 bij 65 centimeter, meet en
waarschijnlijk de oudst bekende is, be
vindt zich in het gemeente-archief van
Haarlem.
Maar Leeghwaters plannen kwamen
niet tot uitvoering. Men schrok terug
voor de omvang van de onderneming,
voelde zich te zeer afhankelijk van
weer en wind en vreesde vooral de te
genwerking van de steden Haarlem en
Leiden, Haarlem om de scheepvaart,
Leiden om de visserij en de waterverver-
sing. Wat in Haarlem al in 1708 verboden
was: de ongebroeidelde sekreetlozinghe
op de grachten, bestond in Leiden nog in
volle fleur en geur en daarom was de
stad gekant tegen wijzigingen in haar
waterhuishouding. Beide steden wilden
wel meewerken aan oeverbescherming
tegen landverlies en daarbij is het dan
ook gebleven. De Staten van Holland
besloten op 2 juli 1642 octrooiraanvra-
gen voor bedijking en droogmaking af te
wijzen. En dat terwijl Jacob Cats zelf
een ijverig droogmaker, Raadpensiona
ris was.
Dan breekt het rampjaar 1672 kan,
omstreeks 1705 is ons land betrokken bij
de Spaanse Successie-oorlog, in 1730 be
gint een landurige landbouwcrisis. Het
is duidelijk dat onder zulke omstandig
heden weinig belangstelling verwacht
kon worden voor een onderneming die
tegen hoge kosten nieuwe landbouw
grond aan de bestaande zou toevoegen.
Toch is er één voorstel ingediend dat te
merkwaardig is om niet even genoemd
te worden. Het is het voorstel van de
gemeenschap der Portugese joden te
Amsterdam die aanboden het meer
droog te maken, alle kosten daarvan te
dragen mits dan aan haar, die gemeen
schap, zou worden toegestaan in het
gewonnen gebied een joodse kolonie te
vestigen. Het plan heeft het niet tot be
handeling in enig bestuurscollege ge
bracht. Men mag aannemen dat het is
ingegeven onder invloed van de destijds
weer heftige jodenvervolgingen in Oost-
Europa.
De 18e eeuw mag niet worden voorbij
gegaan zonder de naam Cruquius, can-
didaat in de medicijnen en geadmit
teerd Landmeter zoals zijn grafschrift
in de dorpskerk van Spaarndam ons
vertelt. Cruquius blijft altijd wat in de
schaduw bij schrijvers over de Meer,
toch was hij in zijn tijd meer dan lande
lijk bekend. De Royal Society te Londen
en de Haarlemse Maatschappij van We-
op: een staatscommissie was in twee
maanden met haar werk gereed; welis
waar verwierp de Tweede Kamer eerst
het wetsontwerp, maar zij ging in 1839
met een gewijzigd voorstel akkoord en
daarmee waren de laatste beletselen uit
de weg geruimd. Het grote werk kon een
aanvang nemen. En Nicolaas Beets die
in 1838 zijn Aalsmeerder boer had laten
klagen: Grootse plas, groote plasl’k
Wou je leêgmalen was, kon in 1850
juichen:
Nu wordt de slokop opgeslokt,
Nu raakt zijn rijk ten ende;
Nu ligt de grove waterreus
Zieltogend op zijn breede neus
En jammert van ellende
om tenslotte de Waterwolf toe te voegen:
’t Geduld is uit, de straf gereed;
Uw wisse dood gezworen;
Uw huis en erf verbeurd verklaard
En wat uw roofzucht heeft verg
aard,
Zal nu der vlijt behooren.
En het is Moeder Natuur zelve die de
stoot ertoe heeft gegeven. Zij was het die
de Waterwolf voor de laatste maal in de
kerstdagen van 1836 opjoeg tot voor
Amsterdam en tot in Leiden. En nu
volgden de gebeurtenissen elkaar snel
'y'y,7/,
HET HAARLEMMERMEER vormde in
1573 het decor van de slag om de door de
Spanjaarden belegerde stad Haarlem In
april van dat jaar sloten enkele Hollandse
steden een verbond in een uiterste poging
om Haarlem te ontzetten. Er werd een
vloot opgebouwd, die in staat moest zijn
de Spanjaarden te verdrijven. Vanaf 7 april
1573 vonden er op het Haarlemmermeer
dagelijks gevechten plaats. Op 28 mei
tenslotte werd gepoogd het ontzet van
Haarlem te forceren. De vloot, onder het
opperbevel van admiraal Marinus Brand,
werd door de Spanjaarden op vernietigen
de wijze verslagen. Daarmee werd tevens
de val van Haarlem ingeluid. De stad werd
geteisterd door een groot tekort aan voed
sel en andere levensbehoeften. Op 12 juli
werd tot overgave besloten. De Spaanse
bevelhebber Don Frederik de Toledo gaf
de belofte dat de bevolking gespaard zou
worden. Een belofte die na het binnentre
den van de stad al snel werd geschonden.
Huizen werden geplunderd en burgers en
soldaten gevangengenomen. Enkele da
gen later begon de strafexpeditie van Don
Frederik. Driehonderd soldaten werden
op de Markt onthoofd. Nog eens twaalf
honderd soldaten en vele burgers trof
eenzelfde lot. De vijf beulen konden hun
werk nauwelijks aan en zo werd besloten
driehonderd mensen rug aan rug te bin
den en in het Haarlemmermeer te ver
drinken.
EERDE-
jn bant
50. Stoe
prachtigt
’loeg et
ar en bie-
alen et
rijblijveni
Fashiot
irkt 19.
I. 023-
gemeente
lemmermeer bestaat 125
jaar. De geschiedenis van
deze gemeente houdt ten
nauwste verband met de
droogmaking. De namen van
de waterbouwkundigen
Leeghwater, Cruquius en
Lijnden leven nog voort in
de gemalen, die als histori
sche monumenten aan de
Ringvaart staan. Dit artikel
beschrijft de geschiedenis
van het Haarlemmermeer
voorafgaande aan de inpol
dering.
-
Het mooist maakt het in dit opzicht de
onderwijzer Boekel die in de eerste ja
ren na de inpoldering les gaf aan kinde
ren in Abbenes en die hele boeken heeft
volgebabbeld over zijn geliefde Meer. En
daar staat dan ook nog allerlei wetens-
waardigs in voor de lezer van heden. Bij
hem is de Waterwolf, eerst jong en teer
en opgegroeid in dartele speelzucht,
van lieverlede forscher en sterker ge
worden, telkens een grooter deel ei-
schende tot stilling van zijn onverzade-
lijken honger. De vraatzucht van de
Waterwolf, dat is zijn meest kenmerken
de eigenschap. Verder brult, strekt zijn
klauwen uit, laat zijn tanden zien,
opent zijn rode muil en het loopt er
altijd weer op uit dat hij zich op zijn
prooi werpt en die verslindt. Met wilde
sprongen rent hij aan op dijken en dam
men. En niet alleen stukken grond, wei
landen, landerijen zijn van zijn gading,
de vraatzucht van het tomeloze ondier
spaart huizen noch kerken, ja, hele dor
pen verdwijnen in zijn afzichtelijke
muil.
Het is alweer Boekel die vertelt hoe de
polder er na de droogmaking uitzag: De
volle levenskracht der natuur bracht
zonder zaaiing den weelderigsten plan
tengroei voort. Zaden, welke eeuwen
lang ]vellicht in den slijkerigen bodem
gelegen hadden, thans blootgesteld aan
den levenwekkenden invloed van licht
en warmte, ontkiemden met groote snel
heid en ontwikkelden zich tot planten
van ongewone grootte. Riet en biezen en
wïlgeboompjes, de zoogenaamde wilde
andijvie met hare gele bloemen die zijn
zaadpluis op den wind ver en wijd
overal bij wolken heenzond, groeiden
verward en wild dooreen en slingerden
zich om en door elkander als de lianen
in de groote natuurwonden van
Amerika.
Kortom, de plaats waar eens het Haar
lemmermeer had gelegen, was terugge
keerd tot de toestand waarin zij verkeer
de toen de Romeinen in ons land kwa
men, dus in het midden van de eerste
eeuw vóór Christus. Een groot bosmoe
ras bedekte de bodem, het was een ty
pisch laagveengebied, blootgesteld aan
de verwoestende werking van storm
vloeden die door openingen in de dui
nenrij het land binnendrongen en op den
duur grote delen ervan weggeslagen
hebben. Maar ook door vervening en
door het kappen van hout dat nodig was
voor huizenbouw en als brandstof heeft
de mens er toe bijgedragen dat het
grootste deel van Holland een uitge
strekt merengebied werd.
Gevaarlijk werd de situatie wanneer
zulke meren ineenvloeiden en een bin
nenzee vormden en dat is nu precies wat
gebeurd is met het Spieringmeer, het
oude Haarlemmermeer, het Leidse meer
en het Oude Meer (in de omgeving van
Schiphol) die samen nog geen 6000 ha
bestreken, maar al in 1591 de grote plas
vormden die het Haarlemmermeer werd
genoemd en die in 1740 al 17.000, om
streeks 1840 al 18.000 ha groot was. Alles
door de vraatzucht van de Waterwolf.
Zijn naam heeft het beest te danken
aan Jan Adriaanszoon Leeghwater, mo
lenmaker en ingenieur uit De Rijp. Hij
ontwierp in zijn Haarlemmermeerboek
van 1641 reeds een plan om het meer, die
Waterwolf, droog te maken. Door het
land dat het meer omzoomde wilde hij
een ringvaart laten graven; de specie
daarvan zou dienen om de ringdijk te
bouwen. Hij dacht niet aan een
tenschappen boden hem het lidmaat
schap aan, hij was behalve Schout van
Spaarndam ook Landmeter van het wa
terschap Rijnland, uitgever van een at
las over het Hoogheemraadschap Delf
land, schrijver van een studie over de
Sons op- en ondergang, maar voor ons is
hij in het bijzonder van betekenis als
auteur van wéér een plan tot droogma
king.
Ook werd zijn advies gevraagd over
middelen tegen de slechte staat van de
Leidse grachten. Dat is daarom merk
waardig omdat Leiden het blijkbaar
aandurfde een voorstander van inpolde
ring te betrekken bij een affaire die
daarbij wel zijdelings maar toch nauw
betrokken was: de ongebreidelde se
kreetlozinghe. In zijn advies omzeilde
Cruquius het hete hangijzer van de
droogmaking (men vergeve mij de ge
waagde beedlspraak), maar het verband
bleek duidelijk. Zo werd voor het eerst
van Leiden uit, dat zich steeds zo fel had
verzet, een stem vóór droogmaking ver-
i