a a zo hs 7/f Records Romantiek „Sail Ahoy” „Preussen” door Eli Vlessing w O - -- MM n ameer niet iast /er •Jj ,.Dat iken. 7j 0 lit e y It van i voert ct over rat idse le weer /ring e n goed de rat iren an ;oede jnal als Rederij Laeisz werd in 1825 opgericht door de ondernemende Ferdinand B. Laeisz. Een man die in zijn jonge jaren de kans niet kreeg zich als zeeman waar te maken omdat hij reeds na één reis met de schoener Elisabeth slachtoffer werd van een crisis in de Duitse zeevaart. Reders werden gedwongen hun varensgasten te ontslaan. Aan de wal vond Laeisz een baan als boekbinder. Een paar jaar later bemanningsleden gemakkelijk verhit. Ranzig vlees, gebrek aan drinkwater, scheepsbeschuit dat werd opgevreten door de maden werkten dan als een lont in een kruitvat. Maar ook als de weersomstandigheden niet tegen werkten was het leven aan boord van de windjammers bikkelhard. Er moest snel en efficiënt worden gevaren. Zeil, staand en lopend touwwerk vergden dagelijks onderhoud. In de havens was weinig tijd voor passagieren. De ruimen moesten geleegd of gevuld. Niet zelden met bulkvracht als kolen, graan of kunstmest. Er was weinig onderbreking in een vaak eentonig afstompend bestaan. deel. De wind was gratis, de vaarkos- ten waren opmerkelijk laag. Stoom schepen moesten uit oogpunt van economische noodzakelijkheid voortdurend varen. De Windjammers konden bij tientallen rustig retour vracht afwachten in de verafgelegen havens en na maanden toch nog ruimschoots winstgevend thuisvaren. In 1905 stonden bij Lloyd’s in Lon den 3500 zeilschepen geregistreerd. Ongeveer 500.000 mensen vonden werk in deze tak van nijverheid, waar van 150.000 als zeeman. Een bedrijf dat in 1898 in z’n totaliteit een waarde vertegenwoordigde van 250 miljoen Amerikaanse dollars en dat bestond uit een diversiteit aan rederijen die toebehoorden aan vrijwel alle zeeva rende naties ter wereld. Rederijen die in de wilde vaart enorme vloten in de vaart hielden waarvan de schepen de havens afstroopten op zoek naar vracht naast rederijen waar op uiterst efficiënte wijze met een betrekkelijk klein aantal schepen de lucratieve zeilvaart werd geëxploiteerd. Tot die laatste categorie behoorden de Duit se rederij F. Laeisz en de Franse maatschappij Antoine-Dominique Bordes et Fils. Twee ondernemingen die fortuin vergaarden omdat hoge eisen werden gesteld aan schepen en hun bemanningen terwijl de hecht heid van de organisatie van het be drijf nauwlettend in het oog werd ge houden. vaart van een zeilscnip was illustratief voor het vaak volkomen onterechte superioriteitsgevoel dat leefde aan boord van stoomschepen. De vermaarde kapitein Sven Eriksson ondervond iets dergelijks in de zuidelijke Atlantische Oceaan. Daar werd zijn „geliefde” Herzogin Cecilie opgelopen door een Britse lijnboot. De gezagvoerder van de stomer wilde zijn passagiers een onvergefelijke herinnering verschaffen door de windjammer Maar de tijd van de windjammers bracht niet alleen schepen voort die „naam” maakten. Onder de mannen die de schepen uit en thuis voeren groeiden legendarische namen. Robert Hilgendorf, bijgenaamd de Duivel van Hamburg, voer gedurende twintig jaar als gezagvoerder op negen verschillende windjammers van Laeisz. Menig staaltje van zeemanschap werd verbonden aan zijn naam gedurende de 66 keer dat hij Kaap Hoorn rondde. Met de Pirat, Pergamon, Palmyra, Placilla en Potosi bracht hij tal van records op zijn naam. Records die pas vele tientallen jaren later door stoomschepen konden worden geëvenaard. Robert Miethe was de naam van een andere Laeisz- kapitein die met zijn Pitlochry opzienbarende staaltjes van zeemanschap op zijn naam bracht. Dat deze begenadigden daartoe in de gelegenheid waren is mede te danken aan het race-element dat werd ingebouwd in de vaartijden tussen de continenten en waarvoor de heren reders best genegen waren vette premies uit te loven. Reeds in de jaren dat de aan de windjammers voorafgaande klippers zeilvaarthistorie maakten was het wedstrijdelement niet onbekend. De Thermopylae en Cutty Sark waren in hun tijd de renpaarden van de oceanen. Niet onvermeld mag blijven de naam van Felix von Luckner. De Duitse gezagvoerder van een als vrachtvaarder vermomd oorlogsschip. De Seeadler, een windjammer die zich tijdens de eerste wereldoorlog op volle zee voor menige niets vermoedende bemanning van een „vijandig” schip ontpopt als een ware oorlogsbodem met kanonnen die hun granaten door scheepsrompen jagen. In 1917 vergaat de vermomde oorlogsbodem, na enkele jaren schrik en verwarring te hebben aangebracht, op een rif voor de kust van Mopelia. lezer wordt gebracht. De Windjammers zet de stalen zeilschepen, die als een trait d’union het tijdperk van de zeilvaart en de stoomvaart overbruggen, in een opmerkelijk historisch perspectief. Daarbij is dan ruimte voor Anton Otto Fischer. Een man die als illustrator van onder meer de Saturday’s Evening Post bekendheid genoot maar die daarvoor twee jaar van zijn leven sleet aan boord van de windjammer Gwydyr Castle. Zijn herinneringen vastgelegd in olieverfschilderijen lijken getuigenissen van het ware leven aan boord, uit de eerste hand. Datzelfde kan trouwens worden gezegd van de schetsen van Arthur Briscoe. Reproducties van werk van beide kunstenaars vormen waardevolle bijdragen aan dit boek dat gelijk alle voorgaande Time- Life-boeken opvalt door punctuele verzorging van omslag, tekst en illustraties. ewind n. Het n ;rd t om basis ■land rs eten, n :e i. die oor ik. telt n. ëdat 'en is i tl ct .De Padua fungeert in in de latere dertiger jaren als locatie voor een paar speelfilms. Nog éénmaal wordt deelgenomen aan een graanrace tussen Australië en 'Europa. Dan wacht voor de .vroegere Padua een bestemming jdie veel vierkant- en langsscheepsgetuigde windjammers ten deel valt. Die van opleidingsschip. iter it zo'n 1. de nd reden En dat f tiet - ukt- egen >n „Sail Ahoy” door Hans Beukema. Een uitgave van De Boer Maritiem Haarlem. Prijs: f 19,90 Roem, ondergang en overleving van supergrote zeilschepen Amsterdam” lijkt tijdens de Sail- manifestaties omgetoverd in een groot maritiem openluchtmuseum”, wordt terecht in de inleiding van dit bijna 180 pagina’s dikke, rijk geïllustreerde boekwerk opgemerkt. Daarmee alleen al lijkt de verschijning van dit boekwerk meer dan gerechtvaardigd. Want men kan zich afvragen wat een museum is zonder een goede gids. „Sail Ahoy” is veel meer dan dat. Het geeft een goed beeld van de windjammers in hun algemeenheid en gaat daarnaast uitvoerig in op de belevenissen van een groot aantal individuele windjammers en hun bemanningen. Kort voordat „Sail Ahoy” van de drukpers rolde verscheen in de serie Time-Lifeboeken „De Windjammers”. Dat schitterend uitgevoerde boekwerk is eigenlijk een „onmisbare” aanvulling op alles wat in Sail Ahoy al onder de aandacht van de belangstellende De grootste windjammer die ooit te water werd gelaten was het vijfmastvolschip Preussen van de Duitse rederij Laeisz. Deze Koningin der Zeeën had een lengte van 135 meter, een breedte van 16 meter, kon 5487 vierkante meter zeil voeren waarmee ze moeiteloos een vaart van 17 knopen kon lopen hetgeen te vergelijken is met een voortstuwende kracht van 6000 paardekrachten. Dit imposante schip heeft nimmer de kans gekregen zich volledig te ontplooien als superschip van de vloot der door wind voortgedreven vrachtvaarders. In 1902 te water gelaten werd het reeds in 1910 slachtoffer van een veelvuldig voorkomende navigatiefout van een stoomschip. Aan boord daarvan werd de vaart van de Preussen verkeerd beoordeeld. In strijd met de voorschriften werd de koers van het zeilschip gekruist met het noodlottige gevolg van een aanvaring. Het trotse vlaggeschip van de windjammervloot leed schipbreuk op de rotsen van Dover. Die onjuiste beoordeling van de Robert Hilgendorf, de Duvel van Hamburg, was de onbetwiste kam pioen van de windjammer-kapiteins. overwinnaar te groeten middels het neerhalen van de Engelse koopvaardijvlag. bekwaamde hij zich in het vervaardigen van hoeden. Een ambachtelijke bezigheid die hij zodanig wist te perfectioneren dat hij er in slaagde zich als zelfstandig hoedenfabrikant een gevestigde naam te veroveren. De hoofddeksels van Laeisz vonden hun weg over de gehele wereld. Het feit dat het in die tijd gebruikelijk was om in natura te betalen was er de oorzaak van dat Laeisz naast exporteur van hoeden, importeur werd van tabak, katoen, suiker en specerijen. Zoon Carl Laeisz ontwikkelde zich als een reder in hart en nieren. De namen van de schepen die in de vaart werden gebracht begonnen altijd met de letter „P”. Eén van de nazaten van de vermaarde „Flying P-line” zal van 6 tot en met 12 augustus het onmiskenbare middelpunt zijn van de zeilschepenshow Sail Amsterdam 1980. Dat is de Russische viermastbark Krusenstern. „De Windjammers” door Oliver E. Allen. Een uitgave van Time Life Boeken, Am sterdam. Prijs: 39,90. een lengte die de 100 meter niet zel den overtroffen, tweemaal zo lang als de gemiddelde klipper. Met masten die soms 60 meter boven de kiel uittorenden. Beslagen met soms meer dan vier of vijfduizend vierkante meter zeil waarvan het grootste in droge toestand vaak al meer dan een ton woog. Met een laadvermogen tot 8000 ton bijzonder geschikt voor het vervoer van grote hoeveelheden ruwe grondstoffen.Deze zeilgiganten ver wierven zich van de bemanningen van de eerste stoomschepen de spot tende bijnaam van „Windjammers”. Diezelfde spotnaam zou een erenaam worden. Behalve als de wind het liet afweten waren de windjammers te genover de stoomschepen vrijwel on der alle omstandigheden in het voor- Het leven aan boord van de Vrachtvaarders, die met een stevige bries onder vol zeil in hun element waren, lijkt, voor wie kennis neemt Van „de verhalen”, één groot brok Vergane romantiek. De werkelijkheid was iets anders. Aan het zeemanschap van de bemanning werden hoge eisen gesteld. Dat gold evenzeer voor de bevelvoerende officieren als voor het volk dat in een razende storm omhoog moest om zeil te bergen. Zulks gebeurde balancerend op de „paarden”, vechtend tegen een Onwillig ijsstijf grootzeil in een Wirwar van klapperend touwwerk inet inachtneming van de regel „één hand voor het schip en één hand Voor jezelf’. Wie dat vergat liep kans naar beneden te tuimelen en voorgoed te verdwijnen in de t,groene golven”. Deze in 1926 onder de naam Padua Sn de vaart gekomen windjammer gaat op 1 november met haar iets grotere zuster Priwall een race aan Van Hamburg naar Spencer Bay in Australië. Het wordt één van de laatste recordreizen in het tijdperk van de zeilende vrachtvaart. in te halen en voor haar langs te kruisen. Eriksson had „de grap” door en liet alle 34 zeilen bijzetten waarna alle raas werden gebrast. Met een vaart van 18 mijlen stoofde windjammer er vandoor. Aan boord van de Britse stomer applaudisseerden de passagiers terwijl de gezagvoerder blijk gaf in de Herzogin Cecelie zijn meerdere te moeten erkennen door de stoomfluit te hanteren en de Het is zeker geen slechte gedachte geweest om aan de vooravond van Sail Amsterdam 1980 een boekwerk te laten verschijnen dat geheel aan dat grootscheepse evenement is gewijd. „De haven van Als de zeeën beginnen te bokken en te steigeren neemt de kapitein zijn post in aan de loef reling om zijn kennis te meten met de aanwakkerende wind. De Windjammers Toen tegen het einde van de vorige eeuw door stoom aangedreven pas sagiers- en vrachtschepen de routes over de wereldzeeën gingen bevaren, leek het einde van het zeiltijdperk in zicht. Het betekende het absolute ein de van de ranke houten klippers die sinds het midden van de 19e eeuw furore hadden gemaakt. Vaak bleken de zeilschepen sneller op hun heen- en terugreizen naar verre landen van waar thee en specerijen in recordtem- po werden aangevoerd. Nog zouden de klippers, die met hun voortstuwing door wind veel goedkoper in de vaart waren dan de stomers, het mogelijk langer hebben volgehouden, ware het niet dat de aanleg van een spoorweg die de kusten van Amerika verbond en de opening van het Suezkanaal de klippers duidelijk minder economisch maakten. Daarbij kwam nog dat de. volledige afhankelijkheid van weers omstandigheden en het beperkte laadvermogen het gebruik van de sierlijke klipperschepen niet bevor derden. Met een onverzettelijke hard nekkigheid bleef een aantal reders staande houden dat het mogelijk moest zijn met het juiste soort zeil schip te blijven concurreren tegen de opkomende logge stoomschepen. Niet de klipper maar een geheel nieuw geslacht van zeilschepen zou het zeiltijdperk uitluiden. Dat waren de van ijzer en staal gebouwde drie-, vier-, en zelfs vijfmastbarken. Zeil schepen van enorme afmetingen. Met Mogelijk nog grotere vijand van het reilende zeevolk was het windstille weer. Tegenover de titanengevechten met de onberekenbare elementen rond Kaap Hoorn, waar de wilde winden Woeden als op geen andere plek op $eze aardbol, stonden de dagen, Soms weken, van doelloos drijven in de Doldrums, de equatoriale stiltegordel. Dan raakten de gemoederen van de Terwijl het witte water rond hun benen golft worstelen bemanningsleden de viermastbark Parma met een bakboordlier in zware zeeën onderweg naar Kaap Hoorn van Australië, in 1932. K TM Xt. X; re X S X, t x x-xW^X- X'--. :::v -x-xp O.?»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 15