x r
MS HANDS ALTRAIKER
WW
DR. HERMANS OVER DE GRENZEN VAN DE TOPSPORT:
5
ig
s
ge
b rekel
prijzen
sopeno
aarlem
jen
7403
I
l/3i/'ff»
)a
door Karel Jansen
Bondscoach
uran
door Joop van den Berg
I
Vindingrijk
Na een bijna vier uur durend intensief gesprek komt hij tot zijn
eigen verbazing tot de conclusie, dat hij weer eens „ouderwets fel
heeft zitten discussiëren over dat handbal”. Voor handballiefhebbers
een onbegrijpelijke opmerking om te horen uit de mond van Jan Alma,
de Hagenaar die zich inmiddels al weer 28 jaar eerst als speler,
later als trainer van het Haagse Hellas en het Nederlands damesteam
bezighoudt met deze tak van sport. Niettemin vindt Jan Alma het
niet leuk om tot deze conclusie te moeten komen.
Aanleiding tot het gesprek met deze 45-jarige gymleraar vormde zijn
afscheid als handbaltrainer. Een afscheid van het hoogste niveau wel
te verstaan. Jan Alma verliet vier wedstrijden voor het einde van het
seizoen 1979-1980 het eerste damesteam van Hellas. Reden: gebrek
aan motivatie bij de damesselectie van Hellas. Zijn vertrek op eigen
initiatief had de uitwerking, die Alma zo graag nog eens wilde zien bij
zijn speelsters. Hellas speelde die laatste duels eindelijk weer eens
gemotiveerd én behaalde daardoor toch nog het kampioenschap in
de hoofdklasse
„Met het onvoorstelbaar hoge niveau van de huidige topsport zit je in een
soort niemandsland, waar nog nooit iemand voor je is geweest. Een gebied vol
voetangels en klemmen, waarin zeer voorzichtig moet worden geopereerd
Dat zegt dr. G. P. H. Hermans uit Hilversum, chefarts van de Nederlandse
afvaardiging bij de Olympische Spelen in Moskou. De in sportkringen bekende
arts wil ermee aangeven, dat nog nergens ter wereld „nauwkeurig weten
schappelijk is aangetoond hoe zwaar een topsporter kan worden belast”. Er
zijn natuurlijk legio onderzoekingen geweest, „maar we weten het nog slechts
bij benadering”.
Lijfspreuk
am
si
iedt
Protesten
Geen sprookje
F'"
sen. Mis
Jan Alma en
5.
handbal van
hoog niveau
me par
Je kunt je niet doodlopen’
Dr. Hermans
Gerard Tebroke
dat
i
ims, Lh
im.
laans
ner. Te
„Nu ik de tijd heb om die hele
periode nog eens in mijn gedachten
te beleven, ben ik tot de conclusie
gekomen dat mijn loopbaan niet
van tevoren gepland was. Alles is
vanzelf gegaan. Ik heb niet één keer
gedacht van: als ik dat en dat team
nou eens ga trainen, dan zit de kans
er in dat ik over twee jaar
misschien... Ik heb gepakt wat ik
pakken kon en waaraan ik genoeg
tijd kon besteden. Ik ben dan ook
begonnen zoals het volgens mij
hoort, zelf spelen en aspiranten
trainen. Ervaring opdoen”.
zelf ook wel vindingrijk. Hermans geeft
als voorbeeld: „Ik opereerde de schaat
ser Miel Govaert aan zijn knie en hij
kwam zelf op het idee om te gaan ka
noën om zichzelf flink te- belasten en in
conditie te blijven”.
mens ook in zijn maatschappelijk be
staan te ontplooien en zeker niet te be
lemmeren. En het is vanzelfsprekend
wel mensonwaardig als je gewichthef-
fers of turnsters iedere dag weer acht
uur in een zaal opsluit”.
Nederlands damesteam in West-
Duitsland naar de A-groep. Twee
jaar later moest Nederland die
groep echter weer verlaten. „Een
ontwikkeling, die eigenlijk iedereen
al had zien aankomen. De promotie
naar de A-poule was een prestatie
die, nuchter beschouwd, ver boven
het kunnen lag van het Nederlands
team. Desondanks was het een
historische gebeurtenis”.
Historisch mag ook zijn reeks
kampioenschappen met Hellas
worden genoemd. Alma behaalde
met de dames van Hellas in 1976,
’77, ’78 en ’80 het Nederlands
kampioenschap zaalhandbal en
werd met de Haagse dames in 1971
en ’72 nog eens Nederlands
kampioen op het veld. Een staat van
dienst die er zeker niet om liegt.
moeidheid en fixatie op de tegenstander
kan hij misschien bijna in trance raken,
maar als hij zijn grens bereikt wordt de
bloedstroom naar de hersenen zo ver
minderd dat hij duizelig er uit moet
stappen. Je kunt je niet doodlopen”.
„Dat praten met andere coaches,
ervaring opdoen, veel luisteren,
naar handbalscholen gaan, daar
heb je baat bij als handbalcoach in
dit land. Ik zie dat tegenwoordig te
weinig terug bij de
verantwoordelijke mensen van het
nationale team. Die zijn er op
ingesteld om alleen maar leuke
resultaten te halen zonder veel
toekomst. Willen niet één keer een
positief pak op hun donder hebben
van de Tsjechen of Roemenen waar
ze dan iets van kunnen leren. Dat
stelt mij teleur”.
„De trainingskampen met Hellas in
Tsjechoslowakije waren ook iets
om nooit te vergeten. Afspraken
met Oosteuropeanen waren
gewoon niet te maken, dus we
vertrokken altijd op een
basisafspraak van: tussen die en die
datum zullen we wel arriveren.
Genoeg geld voor die reizen was er
ook nooit, dus moesten we proberen
geld op de zwarte markt in het land
zelf in te wisselen. Ruud
Uijtdebroek, een van de
begeleiders, zat dan altijd van
onder tot boven volgeplakt met geld
onder zijn trui. Behalve hij en ik
wist niemand daar iets van af. Bij
de grenspost waren Ruud en ik dan
ook altijd nat van het zweet van de
spanning. Jarenlang heeft niemand
van de meisjes daar iets van
begrepen”.
„De begeleidingsgroep van het
nationale team was in de dagen dat
ik bondscoach was formidabel.
Iedereen voelde elkaar uitstekend
aan. Een mooi voorbeeld daarvan is
de buitenlandse reis met een groep
sportmensen. De Nederlander
presteert in mijn ogen het beste
wanneer hij iets te kankeren heeft.
Heeft de Nederlander het naar zijn
zin dan is het mis in het veld. Aan
die stelregel heb ik dan ook altijd
gehoor gegeven”.
beschikte. Dag in, dag uit ben ik
bezig geweest met handbal. Nu ben
ik tot het besef gekomen dat er heus
nog wel meer dingen in het leven
zijn, waarmee je je met zoveel
toewijding kunt bezighouden”.
Jan Alma is, zo kort na zijn vertrek,
best tevreden in zijn nieuwe
situatie. Toch wordt hij nog vrijwel
dagelijks aan het handbal
herinnerd. En dan komt de pijn.
Alma: „Er is visite en dan komen de
verhalen. De plakboeken worden
op tafel gelegd met de
herinneringen, spanningen,
ergernis én toch ook wel het
tevreden gevoel. Dat doet soms
inderdaad een beetje pijn”.
Hij herhaalt die opmerking
regelmatig: ervaring opdoen, leren.
Alma heeft zich in die 28 jaar
constant aan die lijfspreuk
gehouden. Dat blijkt ook wei uit
zijn staat van dienst. In 1958 begon
hij, nadat hij op 17-jarige leeftijd
zelf actief met handbal was
begonnen, de meisjes-aspiranten
bij Hellas te trainen. Die groep
meisjes heeft hij al die jaren bij zich
gehouden tot en met de senioren. In
de tussenliggende periode heeft
Alma verscheidene malen naast de
meisjes- ook de jongensaspiranten
getraind en vele juniorenteams,
soms had hij zelfs vier teams onder
zijn hoede. Op een gegeven moment
stootte hij de training van de heren
afdeling bij Hellas af („het werd
gewoon teveel”) en legde zich
volledig toe op de damesafdeling bij
de Haagse vereniging.
Een volkomen begrijpelijke
ontwikkeling. Toen Alma in 1958
met trainen begon was de
damesafdeling bij Hellas „een
doodgeboren kindje”. Hij heeft de
damesafdeling vanaf dat moment
op poten gezet, en wilde zich daar
volledig op toeleggen.
„Dat was een heerlijke periode”,
herinnert Jan Alma zich. „We
behaalden promotie op promotie
met die teams. Aan het einde van
een seizoen had je minstens twee
feesten in het weekend en omdat ik
dan trainer was, moest ik daar
natuurlijk bij aanwezig zijn. Niet
dat ik dat erg vond. Ik genoot van
die periode, wilde zoveel mogelijk
tijd in handbal stoppen. Uit een
vorm van „dankbaarheid”
eigenlijk. Ik heb mijn jeugd
namelijk op Hellas doorgebracht,
of laten we het zo zeggen, handbal
heeft veel gedaan voor wat ik nu
heb bereikt in het maatschappelijk
leven. Het heeft me bewust
gemaakt wat sport voor de
maatschappij betekent. Vandaar
ook dat ik uit naam van die
„dankbaarheid” mij ben blijven
inzetten voor Hellas, voor het
handbal”.
Door zijn inzet en grote kennis werd
Alma, nadat hij reeds in 1973 de
tijdelijke rol van interim-
bondscoach op zich had genomen,
gevraagd de training van het
nationale damesteam op zich te
nemen. Een functie die hij met
beide handen aangreep en net als
bij Hellas ook met succes vervulde.
In 1977 promoveerde hij met het
I rankje
nieu»
jgartita
en wel
niet 0| A
Als l
even.
„Als de meest waardevolle periode
beschouw ik toch nog steeds de tijd
van bondscoach. Tijdens
internationale toernooien zat ik
soms wel tot vier uur ’s ochtends op
de kamer van de Roemeense of
Tsjechische coaches. Daar
gebeurde het allemaal. Praten met
elkaar over tactieken,
trainingsmethodes etc. Dat vond ik
heerlijk. En het mooie van alles was
dat de Roemeen niets aan de Tsjech
en omgekeerd vertelde over tactiek
en dergelijke. Maar de Roemeen en
de Tsjech vertelden zonder het
zelf goed te beseffen wel alles aan
die „domme Hollander”, die toch
niet wist hoe die moest handballen.
Soms kreeg je dan de situatie, dat ik
al van tevoren wist welke tactiek de
Tsjechen en de Roemenen gingen
volgen voordat hun wedstrijden
begonnen”".
„We hadden eens met het nationale
team een toernooi in
Tsjechoslowakije en wonder boven
wonder, niemand had iets te klagen.
De begeleiding was uitstekend, de
sfeer binnen de groep was
optimaal, het hotel beviel iedereen.
Kortom, alles was naar ieders
tevredenheid geregeld. Dat zinde
mij niet, de groep speelsters werd
lusteloos, had buiten de trainingen
en wedstrijden weinig om handen.
Ik heb toen in een van de
wedstrijden de beste speelster van
dat moment uit het veld gehaald en
ja hoor, daar kwamen de protesten.
Wij stonden op dat moment achter,
maar wonnen de wedstrijd wel. Ze
wonnen hem weliswaar niet voor
mij, maar voor die speelster die ik
naar de reserve bank had gehaald.
Dat is topsport. Ja, ik mis die
periode ontzettend”.
Jan Alma blijft verhalen uit het
verleden oprakelen. Over zijn
relatie met de Joegoslavische
trainer Vinco Kandya wiens
loopbaan zoveel gelijkenis vertoont
met die van Alma zelf, over de
handbalscholen, over de
buitenlandse reizen. Na bijna vier
uur nostalgie beleeft hij dat
moment waarop hij zichzelf weer
vindt, zich weer herinnert dat
handbal voor hem alleen maar
bestaat uit oude verhalen. Zijn
houding verandert plotseling en
zijn laatste opmerking verraadt
waarom Alma nooit afscheid kan
nemen van handbal: „Misschien
neem ik volgend seizoen toch maar
weer een club”.
oude
teger
vaarde
IE VAN
we lier
vlakbij
ijk.
aft enke
om ui
Jsjes o|
al, go«
is. Br.m
lad
Geruststellend doet dr. Hermans ook
over de verbijsterende taferelen, die zich
tijdens de series van de 10.000 meter op
de Olympische Spelen voordeden: atle
ten, die duizelig, bijna bewusteloos van
de baan wankelden of die brakend de
eindstreep bereikten. En bij de mara
thon kan het soms eveneens zeer drama
tisch toegaan. Maar dr. Hermans is er
niet door afschuw van vervuld: „Een
atleet en vooral een goed getrainde at
leet kan zich niet doodlopen. Door ver-
Met name de blessures bij de lopers
onder de atleten tilt dr. Hermans niet zo
zwaar: „Ze zijn bijzonder blessuregevoe-
lig, omdat ze voortdurend met hun eigen
lijf bezig zijn. Het is psychologisch ver
klaarbaar dat een man die voortdurend
alleen met zijn lichaam bezig is en niet
met een of ander balspel eerder wat
voelt. Alleen daarom al is een atleet
eerder geneigd zich ongerust te maken
over een blessure. Maar wel moeten we
ons afvragen, zo meent dr. Hermans, of
de grenzen van de trainingsomvang van
veel lopers niet overschreden worden”.
De Hilversumse medicus stelt dan ook:
„Er zijn vooral ook in Nederland atleten,
die 200 of zelfs 300 kilometer per week
trainen. Dan is de kans op blessures
natuurlijk enorm groot door de zware
belasting. Ik eg dan ook wel eens, dat
niet de sportartsen, maar de trainers de
blessures kunnen voorkomen. De Engel
se topatleet Sebastian Coe traint maar
80 kilometer per week en dat is een
schijntje in vergelijking met veel Neder
landse atleten. Maar hij traint die 80
kilometer wel op zijn maximum of bijna-
maximum”.
ER WAS
n ondei
in. v.e
el. 023
Opmerkelijk genoeg wenst dr. Hermans
de meeste olympische sporten niet als
„ongezond” of „mensonwaardig” te
kwalificeren: „Er zijn natuurlijk exces
sen. Zo vind ik het wel mensonwaardig
om bijvoorbeeld een gewichtheffer drie
jaar lang met stukken ijzer acht uur per
dag in een zaal Op te sluiten. Sport moet
er natuurlijk mede op gericht zijn de
Toch keerde Jan Alma niet terug.
Hij zette een punt achter zijn rijke
carrière, ook al had de
aankondiging van zijn vertrek het
gewenste resultaat opgeleverd.
r Alma had vooral het laatste jaar
veel teleurstellingen te verwerken
gehad. Rust was voor hem de enige
remedie. Om zich te bezinnen, om
volledig tot zichzelf te kunnen
komen, toekomstplannen te maken.
En dan toch die voor hem
verrassende opmerking aan het
eind van het gesprek. Hoe kan het
eigenlijk ook anders na 25 jaar?
Veel wil Jan Alma niet meer kwijt
over de redenen die aan zijn vertrek
bij Hellas ten grondslag lagen. En
waarom ook, zijn motivatie om zijn
tralnersfunctie, die Alma al sinds
1958 bij de Haagse club bekleedde,
neer te leggen is bekend. De
damesselectie van Hellas, met de
vele internationals, was niet meer te
motiveren na de vele behaalde
successen. Niet door Jan Alma, niet
meer door wie dan ook. Alma trok
zijn conclusie, vertrok en keerde de
handbalsport definitief de rug toe.
Het verbaast Alma dat hij tot nu toe
de sport, die zovele jaren zijn leven
heeft bepaald, niet mist.
„Ik kan het zelf nog steeds niet
vatten. Toen ik dat besluit nam om
te stoppen vreesde ik dat er een
leegte in mijn leven zou ontstaan. Ik
geen raad zou weten met de vrije
tijd, waarover ik onverwacht
3 Moe
cel, toile
i. Filipp
Tel. 023
twee miljoen inwoners meer hebben dan
Nederland, veel meer talent”.
En dan is er hun perfecte organisatie. In
Nederland komt het voor, dat in een
teamsport twee talenten spelen in een
ploeg, die voor de rest uit krukken be
staat. Maar bij de Oostduitsers worden
in alle takken van sport de talenten
onmiddellijk bij elkaar gezet. Maat
schappelijk heb ik er wel mijn bedenkin
gen tegen”.
Dokter Hermans lijkt zelfs wat al te
onschuldig te doen over het misbruik
van anabole steroïden in de Oostblo
klanden. De vraag is dan ook: waarom
zijn bijvoorbeeld de Amerikaanse
zwemmers en atleten zoveel „slanker”
dan de soms „opgeblazen” Oostduit
sers? Hermans: „Volgens mij ligt dat
uitsluitend aan het feit dat de Oostduit
sers hun talent al bij de kleuters opspo
ren. Want zij moeten hun talent uit
slechts 16 miljoen inwoners halen. Maar
de Amerikanen kunnen putten uit een
enorme populatie: ze hebben meer dan
200 miljoen inwoners. Er is daar relatief
veel meer talent dat niet bij de jongste
jeugd al opgespoord wordt maar vanzelf
wel naar voren komt”.
Dr. Hermans vertelt het verhaal van
Harry Schulting, de Nederlandse atleet
die enige tijd in Amerika trainde en
wedstrijden liep: „Schulting vertelde me
dat hij verbaasd was over de geringe
technische inbreng van de trainers.
Maar de Amerikanen hebben zoveel ta
lent, vooral bij atleten en zwemmers, dat
de sterren toch wel naar voren komen.
Ook zonder het intensieve scoutingappa-
raat dat de Oostduitsers wel hebben. Ze
hebben daar bij wijze van spreken de
sprinters die op de 100 meter 9.9 of 10.-
rond lopen voor het oprapen”.
Voor dr. Hermans wordt de waanzin in
de meeste takken van sport op de Olym
pische Spelen niet ten top gedreven:
„Alleen bij het damesturnen stel ik zeer
grote vraagtekens. Dat grenst aan een
circus. De meeste andere takken van
sport zijn goed beschermd. Als voor
beeld noem ik het boksen, dat op de
Spelen zeer clean was. Bij de minste
blessure wordt de wedstrijd al gestaakt.
Het staat in geen verhouding tot het
bikkelharde profboksen. En het water
polo wordt wel ruw en gemeen genoemd
en er gebeurt ook wel het nodige
maar blessures zijn er nauwelijks. Al
leen soms oogblessures. net als in ons
nrofvoetbal trouwens
Wel is er in tal van landen onderzoek
verricht naar de gevolgen van topsport
voor de spelers. Als markant voorbeeld
noemt dr. Hermans het onderzoek van
zijn Canadese collega Laurin, die hon
derden spelers uit het Amerikaanse foot
ball (rugby) onderzocht en die tot de
ontdekking kwam dat bij niet minder
dan 96 percent afwijkingen in de enkel
gewrichten voorkwamen. Ter vergelij
king onderzocht de Canadees een even
massale groep niet-topsporters en on-
dekte, dat in die groep dezelfde „enkel-
afwijking” maar een score van 6 procent
haalde.
Dr. Hermans kent ook het klassieke ver
haal van de foto’s van de toen 28-jarige
Willem van Hanegem, die aan medische
studenten getoond werd. De vraag aan
de studenten luidde: hoe oud schat je de
man met deze enkels. De antwoorden
leverden een gemiddelde leeftijd op van
64 jaar. Hermans: „Ik weet echt niet of
dat verhaal waar is. Maar het zou waar
kunnen zijn. Dat weet ik uit mijn prak
tijk. Maar het is moeilijk te taxeren of
topsporters, bij wie bijvoorbeeld de en
kel- en kniegewrichten te zwaar worden
belast, hier blijvend hinder van zullen
ondervinden. De spieren rond het ge
wricht nassen zich aan en voorkomen dat
de man later als een invalide door het
leven zal gaan”.
Dr. Hermans acht het zelfs niet onmoge
lijk, dat een topsporter als Gerard Te
broke voor het beroep van bijvoorbeeld
postbode zal worden afgekeurd: „Hij
heeft weliswaar alleen last van zijn bles
sures tijdens de enorme belasting bij
langdurige trainingen en wedstrijden,
maar in het leven van alle dag heeft hij
er niet zoveel hinder van. De bedrijfsart
sen hanteren echter soms een fijne zeef.
Als er een afwijking wordt geconsta
teerd, wordt er te vaak gezegd: we ne
men het risico toch maar niet”.
Jarenlang heeft men in medische krin
gen ook aangenomen, dat het vergrote
sporthart „een onomkeerbare, ziekelijke
afwijking was”. „Maar”, zegt dr. Her
mans, „de tijd heeft wel geleerd, dat dit
niet zo is. Het hart past zich alleen aan
aan de grotere inspanningen. De meeste
ritmestoornissen van een topsporter in
ruste zijn dan ook volledig onschuldig.
Alleen kunnen er problemen ontstaan
als een extreem getrainde topsporter
vooral wielrenners en lange-afstandlo-
pers door een operatie of een ongeval
in het ziekenhuis belandt. Dan moet de
topsporter bijvoorbeeld gaan „fietsen”
met zijn handen om toch de inspanning
te bereiken die het hart nodig heeft”.
Natuurlijk is het gebruik van anabole
steroïden in bijvoorbeeld Oost-Duits-
land ook voor dr. Hermans niet hele
maal een sprookje: „Maar we moeten
dat niet overdrijven. Natuurlijk zal het
wel eens toegepast worden. Ik kan daar
over redelijk oordelen, want ik ben er
geweest”.
„De Oostduitsers hebben huu opvallen
de sportprestaties echt niet aan anabole
steroïden te danken, maar voornamelijk
aan hun scoutingsysteem en perfecte
organisatie. In alle rangen zelfs in de
laagste kleurterklassen en bij huisvrou-
wensport zijn zeer deskundige trai
ners aan het werk. Zelfs die kleuters
worden getraind door deskundig opge
leide oud-olympische kampioenen of
oud-wereldkampioenen En daardoor
ontdekken de Oostduitsers, die maar
0220 e
let zone si
’Hing vo
rouw-re
It u me i.
3 is gehe
■000 me
'if V V X-
I'”' -A7;
.\f .ff ff- v'/’ffff/’
- t-
camp»»'