ZATERDAGS 3UVOEGSEL
Z/
De stenen van Jeruzalem
spreken nog
van Jezus
2
De Bijbel in gewone taal
In de liturgie ontmoet de mens hemel en aarde
Zf
BOEKMOZAÏEK
ï.1-
'Ti
K
J. Koec
door Simon de Groot
Kn
Jac
Brt
sle
gei
pre
not
om
ovt
om
Zestien mensen van allerlei rang
en stand zijn aangezocht om de
proefvertalingen voor het „Oude Tes
tament in de omgangstaal" kritisch
door te lezen. Onder hen zijn arbei
ders en intellectuelen, werkers met
de hand en met het hoofd, Nederlan
ders en Belgen, kerkelijken en volsla
gen buitenkerkelijken.
Duivelse verleider
Zondagse verhalen
Open voor kritiek
„Us
laats
dran
heef
verk
oner
•Har
eenz
long
vers
„Hie
De historische Jezus van Nazareth heeft geen spoor achtergelaten.
F mee wordt bedoeld dat wij geen echte reliquiën van hem hebben,
geen stukje handschrift, geen steen van zijn ouderlijk huis in
Nazareth, geen zekerheid over de plaats waar hij na zijn dood te ruste
is gelegd. Andere sporen zijn er in overvloed zoals zijn blijde
boodschap die in alle tijden onder vele volkeren is verkondigd. In het
boek van John Wilkinson Jeruzalem in Jezus'tijd, gids vooroud
Jeruzalem, gaat het om de situatie en de plaatsen in en rond
Jeruzalem die met het leven van Jezus in verband kunnen worden
gebracht, om de plaatsen waar hij heeft geleefd en gepredikt, waar hij
heeft geleden, is gestorven, begraven en opgestaan. Wilkinson is
zeer nauwgezet aan het werk geweest en zijn boek draagt niet ten
onrechte „gids voor oud Jeruzalem” als ondertitel.
Het Nederlands Bijbel-Genoot-
schap (NBG) en de Katholieke Bijbel
stichting vonden dat nodig om nog
beter te kunnen aansluiten bij de
mensen voor wie deze uitgave in het
bijzonder is bedoeld. En dat zijn
om NBG-functionaris Jan van Capel
leveen te citeren „in de eerste
plaats mensen aan de rand van de
kerk of daarbuiten. En daarnaast de
kerken zelf, als zij met deze bijbel
buiten hun eigen muren treden
5
J
a
Jezus door de duivel bekoord
I
- -I.
Jan van Capelleveen: „Zij beoordelen
niet of ze het wel eens kunnen zijn met
wat er staat en halen er niet uit wat hen
tegen de haren strijkt. Ook deze verta
ling zal moeten overbrengen wat in de
grondtekst staat. De taak van de groep is
alleen: te zeggen of het Nederlands dat
er staat wel het Nederlands is dat zij
zouden gebruiken om de boodschap van
de bijbel door te geven”.
Dat bijbel- en taalkundigen, theologen
en neerlandici, met dit gevoelige vertaal
werk intens bezig zijn, spreekt vanzelf.
Ze zijn er een paar jaar geleden mee
begonnen en niemand kan nog precies
zeggen wanneer ze klaar zijn. Maar dat
het uiteindelijke resultaat nu ook af
hangt van wat „gewone” mensen, uit
verschillende werk- en leefsferen, ervan
vinden, is iets nieuws.
verwacht hiermee enig licht te
werpen op de achtergrond
waartegen Jezus’ leven zich heeft
afgespeeld. Het is een respectabele
manier om leven en werken van
Jezus te benaderen. Maar gelukkig
kan Jezus nog dichter worden
genaderd zonder dat men de oude
stenen en straten van Jeruzalem
zelfs maar heeft gezien.
Van Capelleveen noemt de Bijbel in de
omgangstaal een „zendingsboek”. Uit
een NCRV-NBG-enquête in 1974 bleek,
dat 43 procent van de Nederlandse ge-
Dit alles wordt beschreven om
zoveel mogelijk reliëf te geven aan
het verhaal van Jezus’ verzoeking
of bekoring door de duivel die Jezus
volgens het evangelieverhaal
meevoerde naar de tinne van de
tempel. Van alle ruïnes, aldus
Wilkinson, die waren blijven staan,
leek deze de natuurlijke
achtergrond voor het verhaal van
de verzoeking. De oude christenen
van Jeruzalem bleken dezelfde
mening toegedaan. Maar
ongelukkigerwijze kunnen wij geen
Om een indruk te geven, gaan we op
bezoek in de tempel. Na de
verwoesting door Titus bleef er
niets van de eigenlijke tempel over,
maar het metselwerk van de
onderste steenlagen van de muur
van de tempelhof is nooit
ontmanteld. Wilkinson schrijft
verder dat de stenen van de
zuidoosthoek van het tempelgebied
het best intact zijn gebleven. Tot op
heden zijn er stenen uit Herodes’
tijd te zien die bijna tot de
bovenhoek reiken. Vanaf de
verwoesting door Titus tot de
wederopbouw tijdens de
Omajiaden, dat wil zeggen
gedurende de hele laat-Romeinse
en Byzantijnse periode, stond hét
metselwerk in deze hoek overeind
als de ruïne van een grote toren en
vormde het opvallendste hoge punt
op het terrein van de tempel van
Herodes uit die bouwperiode en het
enige van deze omvang.
De Amerikaanse taalgeleerde dr. Eu
gene Nida omschrijft een Bijbel in de
omgangstaal als een „dynamisch-equi-
valente” vertaling.
Gooi Sticht te Hilversum komt
met een opmerkelijke uitgave
onder de titel Verhalen voor de
zevende dag. Het betreft een
bundel, samengesteld door de drie
pastors Dick Groeneboer, Harry
Krebbers en Jan van Opbergen.
Hun verhalen zijn ontstaan en
verteld in enige oecumenische
basisgroepen. Tien jaar liturgische
ervaring liggen eraan ten
grondslag. De basis betreft in dit
geval het Kompas in Amsterdam en
de Opperzaal in Haarlem, twee
oecumenische groepen die in het
weekeinde liturgie vieren, welke
diensten worden voorbereid door
een gezamenlijke werkgroep.
staat maken op de juistheid van
deze identificatie, voegt de
schrijver er heel eerlijk aan toe. Als
hij maar half twijfelt, laat hij dit
duidelijk merken. Hij zal niet zo
gauw zeggen: hier precies was het
graf van Jezus en daar de
Calvarieberg, want het stof der
eeuwen heeft vaak de dierbaarste
herinneringen aan Jezus’ aardse
verblijf uitgewist.
Zoals hij zelf zegt is Wilkinsons
voornaamste doel met dit boek niet
geweest heilige plaatsen op te
sporen en te beschrijven, maar
eerder het Jeruzalem in de tijd van
Jezus zo nauwkeurig mogelijk te
beschrijven, vooral de materiële
aspecten ervan, zoals het klimaat,
de topografie en de archeologie. Als
zulke factoren invloed hebben
gehad op de boodschap en de
prediking van Jezus, dan zullen we
met grote waarschijnlijkheid de
betekenis van Jezus in zijn tijd
begrijpen, naarmate we hier meer
vanaf weten. Zelfs de
ogenschijnlijk onbelangrijke
details kunnen tenslotte iets
waardevols bijdragen en niets is zo
prozaïsch dat het genegeerd mag
worden”. Wilkinson heeft deze
opvatting consequent gevolgd.
Daarnaast reikt hij de lezer ook
hulpbronnen aan uit de politieke,
theologische en historische
achtergronden van de periode van
Jezus’ leven. Ook deze brengen ons
dichter bij een beter begrip van de
vier evangeliën.
Het doorspitten van dit stevige
werk vergt wel enig geduld en
gevoel voor detail. Wie dit weet op
te brengen, wordt beloond met een
beter begrip van het leven in het
oude Jeruzalem en andere heilige
plaatsen. De lezer maakt kennis
met het oude stadsplan en met de
bevolking van toen. Hij is getuige
van Jezus’ intocht in Jeruzalem en
zijn onderricht in de tempel. Hij is
aanwezig bij vijf gelegenheden
waarbij Jezus zich openbaart: in
Bethesda, in Siloam, de opwekking
van Lazarus, de intocht met palmen
en de reiniging van de tempel. De
gebeurtenissen van de Goede Week
worden van dag tot dag gevolgd
vanaf het laatste avondmaal tot en
met Jezus’ dood. Daarna volgt het
verhaal van de opstanding op
paasmorgen. Een dergelijke manier
van werken verdient respect. Het
boek van Wilkinson wordt daarom
aanbevolen aan iedereen die zich
een beetje wil inspannen. Zijn
moeite zal worden beloond.
„Dynamisch vertalen”, zegt Jan van
Capelleveen, „is dus de bedoeling van
een zin of zinsgedeelte overbrengen”.
„Equivalent” betekent gelijkwaardig.
Je mag wel andere woorden kiezen,
maar die moeten de oorspronkelijke be
tekenis van de zin wel goed weergeven.
Als hun motto wordt aangegeven:
„Wij geloven dat we pas op weg
kunnen gaan vanuit een veilige
plaats, waar je de geheimen van het
leven deelt met anderen: brood en
wijn, leeftocht, sterkte, troost en
fantasie voor onderweg. En de weg
zelf is er een van solidariteit met
verdrukten en geringen; je
persoonlijk leven afstemmen op het
lot van de armsten dfer armen, de
verworpenen der aarde”.
Behalve in het Kompas en in de
Opperzaal hebben de teksten hun
dienst gedaan in een toenemend
aantal andere groepen.
Achtereenvolgens ontmoeten
luisteraar en lezer zeven
scheppingsverhalen, zondeval,
uittocht, bevrijding, psalmen,
profeten, lofzangen, Jezus van
Nazareth, gelijkenissen, brieven,
gebeden en visioenen.
De auteurs hanteren graag de vorm
van een parafrase met de Bijbel als
model. De moderne vertellers
hebben zich volledig door de Bijbel
laten inspireren. Voor menig
orthodoxe gelovige zijn sommige
gedeelten wellicht te sarcastisch, te
ironisch, spottend bijna, maar de
auteurs willen uitdagen; zij
drukken de lezer en de luisteraar
met de neus op de aardse feiten. Dat
mag best, want geen boek is zo
aards als de Bijbel.. Van diezelfde
aarde mogen wij geloven dat God
staat aan haar begin en aan haar
einde. God heeft de mens uit aarde
gevormd, een aardse opdracht tot
medevoltooien van de schepping
gegeven en daarmee de mens een
hemelse bestemming gegeven. Daar
staat dit door en door liturgische
boek vol van. Misschien is de hier
gevolgde methode, althans
ogenschijnlijk, wat gemakkelijk.
Men neme de Bijbel en met een
moderne maatschappijkritische
bril op herschrijft men een reeks
passages om de bijbelse boodschap
toch maar actueel te maken.
Uit de resultaten van vijf eeuwen bij-
belvertalen in het Nederlands trekt Van
Capelleveen de conclusie, dat de verta
ler die zijn werk zo letterlijk en woorde
lijk mogelijk doet, de argeloze bijbelle
zer vaak in de mist laat en soms zelfs op
dwaalwegen brengt.
Bij de profeten ligt het grote
voorbeeld. Niet voor niets legt het
boek zo’n zwaar accent op
bestrijding van armoede en onrecht
en op terugdringen van
milieuverontreiniging. Vrij naar
Sint Franciscus wordt ons
voorgehouden: „Broeders en
zusters, bidt en waakt, dat onze
lieve zuster aarde niet naar broeder
bliksem gaat”. Gelukkig spelen de
drie auteurs in op de steeds meer
terrein winnende opvatting dat de
Ik geloof niet dat de auteurs-
liturgisten zich er zo gemakkelijk
van hebben afgemaakt. Ze hebben
zich natuurlijk door de Bijbel laten
inspireren, maar hun verhalen zijn
als het ware opnieuw ontstaan op
de bodem van de aardse
werkelijkheid van vandaag.
Hoogstwaarschijnlijk hebben zij
niet gewerkt volgens officiële
kerkelijke normen en voorschriften
voor de liturgie. Wat de
samenstellers wel hebben bereikt is
een wezenlijke liturgie. Dat wil
zeggen dat de mens vanuit zijn
aardse werkelijkheid in de
eredienst staat voor het aanschijn
van de levende God. Deze heeft
gezegd: zie ik maak alles nieuw, een
nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Als de gelovigen zo liturgisch actief
zijn, worden zij zich tegelijkertijd
bewust van hun aardse
verantwoordelijkheid die
onmiddellijk inhoudt dat zij vanuit
de liturgie, de eredienst aan God,
die wereld intrekken, dichtbij of
veraf, om met elkaar van deze
aarde een hemel te maken, om dus
gestalte te geven aan Gods
koninkrijk van vrede en
gerechtigheid. Zo is de eredienst
aan God fundamenteel verbonden
aan het samenzijn van gelovigen en
aan de dienstbaarheid aan de
wereld. De teksten van het voor ons
liggende boek zijn derhalve
wezenlijk liturgisch.
Het zal wel 1982 worden. Een hele
Bijbel in voor ieder verstaanbaar Neder
lands krijg je niet cadeau.
Eind vorig jaar was zevenachtste deel
van de eerste vertaalfase klaar. Na de
eerste fase volgen er nog zes voordat de
uiteindelijke tekst kan worden gepubli
ceerd. „En dat zal nog wel enige tijd
vergen”, voorspelt Jan van Capelleveen.
Hij ontwijkt elk concreet tijdstip. Hij
kent de problemen en hoedt zich voor
illusies. Maar hopen blijft hij.
schap zijn ervan overtuigd, dat de verta
ling in de omgangstaal kan helpen een
brug naar de kerken te slaan”.
technisch zo bekwame mens van de
twintigste eeuw een puinhoop heeft
gemaakt van Gods mooie en rijke
aarde. Straks hebben wij allemaal
een elektronisch bestuurd
huishouden, een auto, een
diepvrieskist en sociaal-
economische begeleiding van de
wieg tot het graf, maar wij missen
het wezenlijke om een gelukkig
mens te kunnen zijn: zuivere lucht,
schoon water, stilte,
saamhorigheid,
verantwoordelijkheid en ruimte om
te leven.
Va
girafl
afsta
laats
kilorr
hoog
zegt
een
jaar
De
santi
66 p
Oost
storr
zeea:
ten.
42 ro
hoo£
ter. I
vier
de S
men
voor
geve
Oost
Wa
sen 1
land
Twa<
Oost
zeeai
Het
vliet
afges
sen
vloec
in d(
kree;
eilan
barri
Oost
een
heids
Prin<
Oost
luide
sie v
arm
We s
het It
dranl
of erl
gelee
alcot
tentc
Sam<
Patei
uur.
van v
zinnen geen Bijbel, geen Nieuw Testa
ment en zelfs geen kleiner bijbelgedeelte
had. Vijf jaar later, 1979, was het aantal
woningen zonder bijbel tot 35 procent
gedaald.
„Het kan niet anders of de nieuwere
vertalingen, zoals de Willibrord-verta-
ling van de Katholieke Bijbelstichting en
vooral „Groot Nieuws”, zijn in handen
gekomen van duizenden mensen die
eerst geen Bijbel of Nieuw Testament
bezaten. Juist die ontwikkeling heeft er
veel toe bijgedragen, dat de bijbelge
nootschappen van Europa gingen besef
fen een tweevoudige taak te hebben. Ze
moeten de kerken helpen aan bijbels en
de mensen aan de rand of buiten de kerk
bijbels geven die ze kunnen begrijpen”.
Maar wordt „Groot Nieuws” ook niet
gebruikt door veel mensen binnen de
kerken en zijn er geen predikanten die
dit boek zelfs meenemen op de preek
stoel en eruit voorlezen?
„Natuurlijk wel”, antwoordt Jan van
Capelleveen. „En wie zou hen tegenhou
den? Het bijbelgenootschap en de bijbel
stichting in elk geval niet. Iedere voor
ganger is vrij als hij of zij op een bepaald
moment de voorkeur geeft aan een Bij
bel of Nieuw Testament in de omgang
staal boven een vertaling die voor de
kerken is gemaakt”.
een andere taal. Ook in de grondtalen
van de Bijbel worden soms woorden
gebruikt op een heel andere manier dan
volgens hun betekenis in het woorden
boek”.
„De samenstellers proberen de beteke
nis van de grondtekst zo goed en zo
duidelijk mogelijk weer te geven. En
waar zij gedwongen zijn andere woor
den en beelden te kiezen, blijven ze toch
zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke
woorden”.
Een voorbeeld. In dé oude Statenver
taling gebruikt Jezus, als hij gaat spre
ken, vaak de uitdrukking „Voorwaar,
voorwaar, ik zeg u...” Deze vertalers
stuitten kennelijk op een moeilijkheid,
want de letterlijke vertaling had moeten
zijn: „Amen, amen, zeg ik u...”, maar dat
was geen bruikbaar Nederlands. Taalge
leerde Nida zegt in zo’n geval, dat de
bedoeling van de uitdrukking duidelijk
moet worden. Hoe vragen wij nu in onze
taal aandacht voor iets heel belangrijks?
Met de woorden „Moet je eens horen...”
of „Luister eens...” komt de bedoeling
dan goed over.
De uitgevers staan open voor kritiek.
Nu de hele Bijbel in de omgangstaal
wordt uitgegeven, zal de tekst van het
Nieuwe Testament nog eens zorgvuldig
worden doorgenomen om deze, waar
nodig, af te stemmen op het Oude Testa
ment. Via artikelen in een aantal kerke
lijke bladen heeft het bijbelgenootschap
om kritiek gevraagd.
Met het in gangbare taal overzetten
van het Oude Testament willen de ge
nootschappen ook duidelijk maken, dat
het om de hele Bijbel gaat.
„Als bijbelgenootschappen moeten we
toegeven, vaak de indruk te hebben ge
wekt dat we het Nieuwe Testament be-
langrijker vonden dan het oude. Terwijl
het nieuwe zonder het oude niet goed is
te verstaan".
hun bundel, hoe bijbels ook, het
oorspronkelijke verhaal van de
Bijbel overbodig maakt. Ik denk
dat het tegendeel het geval is. Wie
deze verhalen hoort of leest, zal
eerder geneigd zijn te achterhalen
wat de Bijbel zelf te vertellen heeft.
Ik durf beweren dat de drie auteurs I
levende liturgie hebben gemaakt,
soms speels, soms dodelijk ernstig,
nu eens profetisch, dan weer
poëtisch. Bovendien is het
belangrijk dat hun teksten zijn
ontstaan in samenspraak met
anderen. De teksten klinken goed
en liggen voortreffelijk in het
gehoor, hetgeen een eerste vereiste
is voor liturgische teksten.
Niemand meer dan de
samenstellers zullen zich bewust
zijn van het tijdgebonden karakter
van deze uitgave. Ze laat namelijk
zo duidelijk het geluid horen van de
mens uit 1980. Dit heeft aan de
andere kant het voordeel dat de
mensen van vandaag in hun eigen
situatie worden aangesproken.
Pastores en andere gelovigen van
allerlei kerkelijke richtingen
kunnen er hun voordeel mee doen.
Jan van Capelleveen: „Sinds „Groot
Nieuws” er is, kunnen de kerken niet
meer zeggen dat mensen aan de rand en
buiten de kerk geen belangstelling voor
de Bijbel hebben. Wij als bijbelgenoot-
Het bestuur van het Nederlands Bij
bel Genootschap kreeg eind 1979 een
brief van de sectie „Godsdienstonder
wijs” van een christelijk lyceum.
Bij de profeten, in de psalmen en in
de Openbaring van Johannes
kunnen wij er alles over lezen. Dit
moeten we blijven doen, want de
drie liturgisten hebben
vanzelfsprekend nooit bedoeld dat
De uitgever van dit met veel foto’s
geïllustreerde boek is Fibula-Van
Dishoeck te Haarlem 29.50).
Wilkinson is hier aan het woord als
iemand die tijdens een verblijf van
negen jaar in Jeruzalem stad en
wijde omgeving als het ware steen
voor steen heeft nagezocht en
nagemeten om het Jeruzalem van
Jezus’ tijd zo dicht mogelijk op het
spoor te komen. In zijn woord
vooraf uit de schrijver zijn
verbazing over het grote aantal
resten in de stad die nog uit de tijd
van Jezus stammen. Tenslotte
hebben de Romeinen onder Titus in
het jaar 70 de heilige stad zo
grondig verwoest, dat nagenoeg
geen steen op de ander werd
gelaten. Ook daarna hebben
vreemdelingen als kruisvaarders en
müzelmannen de stad niet
ongemoeid gelaten. Met eindeloos
geduld heeft John Wilkinson zijn
speurwerk verricht. Nauwgezet
beschrijft hij alle resten en hij
Een schrijver in het blad „In de Waag
schaal” kwalificeerde het „populaire”
Nieuwe Testament als „babygeleuter,
woordverminking en taalvredebreuk”.
Een ander vond het resultaat maar
„Ijzingwekkend” en verwachtte tegelijk
dat het Oude Testament wel geen haar
beter zou wordep. Maar er waren ook
loftuitingen. Zoals deze: „De kracht van
de vertaling ligt in de steeds weer rake,
verrassende duidelijkheid. Hier is een
vakman aan het werk geweest”.
„Dynamisch” wil zeggen, dat niet
wordt geprobeerd de Bijbel woord voor
woord te vertalen. Van Capelleveen:
„Een woord in de ene taal is niet altijd in
alle opzichten gelijk aan dat woord in
„Inhoudelijk mag de Bijbel dan als
een paal boven water staan, maar die
paal wordt vaak een dwarsboom ge
lukkig nog geen afsluitboom als het
gaat om de taal die wordt gebruikt”,
merkten de briefschrijvers op. „De
vraag „verstaat gij ook wat gij leest?”
moet in vrijwel alle klassen met „nee”
worden beantwoord, omdat de leerlin
gen eenvoudig niet weten waar het over
gaat, en zij de taal die gebruikt wordt
niet (meer) kennen”.
„Bij „Groot Nieuws” is niet alleen ge
kozen voor zo goed mogelijk Neder
lands, dus voor een dynamisch-equiva-
lente vertaling, maar ook nog voor een
vertaling in de gewone omgangstaal. Dat
is een taal die begrijpelijk is voor ieder
met ten minste lagere school, of hij nu
acteur, chemicus, computerprogram
meur, arbeider of boer, kerkelijk of niet
kerkelijk is”.
Jan van Capelleveen ontkent, dat
„Groot Nieuws” en straks ook de hele
De vertaling waarmee geleerden en
„leken” nu bezig zijn, is een geweldig
karwei, ook al omdat het Oude Testa
ment veel meer variatie in de vorm kent.
Het bevat historische verhalen, gedich
ten, toespraken van profeten, pittige
spreuken, en dat deed sommige be
stuursleden zelfs aarzelen of dit alles wel
in omgangstaal kon worden her
schreven.
Het Nieuwe Testament in de omgangs
taal, „Groot Nieuws voor U”, is een best
seller geworden. Sinds zijn verschijning
in 1972 zijn er ruim 600.000 exemplaren
van gedrukt. Dat heeft de twee uitgeven
de instanties, het Nederlands Bijbel-Ge-
nootschap en de Katholieke Bijbelstich
ting, zeker verbaasd. „Groot Nieuws” is
na de nieuwe bijbelvertaling van 1951
het meest verkochte boek in ons taalge
bied. En daarop was niet gerekend. An
ders waren er in eerste instantie wel
meer dan 30.000 exemplaren gedrukt.
De di
orgai
enthe
Bern
ieder
Dran
kritis
vaak
„Groot Nieuws” is verguisd en beju
beld. „Dat heeft ons niet verbaasd”, be
kent Jan van Capelleveen, wiens bro
chure „Een Bijbel in omgangstaal” pas
van de pers is gekomen. „Vrijwel geen
enkele bijbelvertaling is koel ontvangen.
Ze blijken steeds weer emoties wakker
te roepen. Alleen hoefde „Groot
Nieuws” niet het lot te ondergaan van
verschilende naoorlogse Amerikaanse
vertalingen die op de brandstapel te
rechtkwamen”.
Bijbel-in-de-omgangstaal „parafrases”
zijn, dat wil zeggen een vertaling waarin
een uitlegging of verklaring zit inge
bakken.