REPORTAGE ZATERDAGS Bi JVOEGSEL Gert en Hermien voorwaarts met de Heer OP KRUISTOCHT DOOR NEDERLAND „GEWOON NORMAAL DOEN OP DE ZUIDERKRUIS” door Hans de Bruijn door Simon de Groot I I Begeleiding Mannengemeenschap Bekering T Vrouwen aan boord s i 3 'I lem 1 d, Gert en Hermien met ds Malgo (links) I Enkele van de matrozen, onderofficieren en officieren aan boord van de Zuiderkruis. e: n Is het dienen van vrouwen aan boord van een oorlogsschip voor de buitenwereld een nieuwtje, de vrouwen zelf denken er heel nuchter over. Stuk voor stuk blijken zij het als een logisch gevolg te zien van het feit dat ze bij de marine werken. En over de mogelijke problemen waar iedereen het over heeft, maken zij zich niet zulke zorgen. Dat komt wellicht ook omdat al deze vrouwen al enkele jaren in de narineorganisatie werkten. Met mannen. En ook nachtdiensten en lange wachten draaiden. „Veel van de problemen die zich zouden kunnen voordoen, vind je net zo goed aan de wal. Daar werk je ook al zeer intensief met mannen samen. Waarom zou dat dan aan boord niet goed kunnen gaan”, zegt sergeant-majoor Ineke van der Weide- Bevelander (37 jaar), die op de „Zuiderkruis” bij de verbindingsdienst zal werken. Voorop staat voor haar dat zowel de mannen als de vrouwen begrip voor eikaars werk tonen. Toch heeft men bij de marine het zekere voor het onzekere genomen en zal de proef op dit schip intensief worden begeleid. Aan boord zal een uit bemanningsleden bestaande begeleidingsgroep zijn die in de gaten houdt hoe de integratie verloopt. Een groep van sociale wetenschappers volgt vanaf de wal de ontwikkelingen. De belangstelling die de marinevrouwen van de buitenwacht krijgen, is voor hen zelf niet zo nodig. De bijeenkomst in deze septemberweek, waarin de marineleiding een aantal van de vrouwen aan ons voorstelt, is dan ook „eerder voor jullie dan voor ons bedoeld”, zegt een van hen. De marineleiding wil de publiciteit rond de proef zo beperkt mogelijk houden. Die ervaring heeft zij geleerd van de Amerikanen. Commandeur J. van Dam, voorzitter van de integratiecommissie van de marine: „Toen daar, bij de USS Vulcan, voor het eerst vrouwen werden geplaatst, bleek al die publiciteit negatief te werken. Met name de mannen beklaagden zich er over dat het schip veel te veel aandacht kreeg". Als volgend jaar februari Hr. Ms. „Zuiderkruis” voor een nieuwe serie zeereizen de marinehaven in Den Helder uitvaart, doet zij dat voor het eerst met een uit mannen én vrouwen bestaande bemanning. Een nieuwigheidje, want oorlogsschepen zijn tot heden een mannenwereldje. Al enkele jaren geleden besloot het kabinet in principe alle functies bij de krijgsmacht voor vrouwen open te stellen. Langzamerhand gebeurt dat ook en de marine kon niet samenwerken van mannen en vrouwen bij land- of luchtmacht. Mannen en vrouwen op één schip, een gesloten gemeenschap, vaak lange tijd van huis werkzaam, „zal dat wel goed gaan?” heet het dan. Maar al gauw blijkt dat die zorg meer leeft bij de buitenwacht dan bij de betrokkenen zelf. „Gewoon normaal doen”, zegt een van de 21 meisjes (2 officieren, 3 onderofficieren en 16 vrouwschappen) die vanaf dit najaar voor een jaar op proef op de totaal 166 namen tellende rol van de „Zuiderkruis”, een bevoorradingsschip, staan. Een proef, niet bedoeld om te kijken of er wei met vrouwen gevaren moet worden dat stadium is al gepasseerd maar om te leren, goede functie-eisen te kunnen opstellen en ervaringen op te doen. Natuurlijk zal het leven aan boord wel enigszins veranderen. Van Swaay: „Het is nu eenmaal een typische mannengemeenschap. Er kan van deze vrouwen zeker een gunstige invloed uitgaan, bijvoorbeeld op taalgebruik of gedrag”. Een van de zaken waarmee de begeleiders worden geconfronteerd, is het thuisfront. De vrouwen van de marinemannen die mogelijk enige moeite hebben te aanvaarden dat hun echtgenoot maanden in de loop van de proef toch om terugplaatsing aan de wal vraagt. Dat kan, en dan zal de opengevallen plaats worden opgevuld door een van de andere van 56 marinevrouwen die zich hebben aangemeld. Joop Malgo uit het nabije Enschede trekt hij op zijn pas weer begonnen evangelisatie- kruistocht volle zalen. Als hij het wilde, had Gert zo wéér een stel gouden platen bij mekaar. Van „Daarom ben ik blij”, zijn eerste elpee na de grote ommekeer, zijn inmiddels honderdduizend exemplaren verkocht. Goed onderweg is op een schip waarop ook vrouwen werken. Commandeur Van Dam: „We hebben het zogenaamde thuisfrontbureau in Den Helder ingeschakeld om de vrouwen indien nodig te begeleiden. Niet omdat het iets is waar we een probleem in zien, maar je moet het wel aandacht geven”. En luitenant-ter-zee le klasse G. Acda, psycholoog en coördinator van het proefproject: „Aanvankelijk is het thuisfront natuurlijk wel wat huiverig. Maar in het buitenland is gebleken dat na zo’n half jaar een zekere gewenning optreedt. En dan ebt toch veel van die vrees weg”. Andersom doet het probleem zich vooralsnog niet voor. Slechts één van de 21 vrouwen die aan de proef meedoet is getrouwd. Dat is majoor Van der Weide, wier man onderofficier bij de mariniers is. „We zien elkaar daardoor toch al weinig”. Bij haar thuis heeft de aanmelding om te gaan varen dan ook leiderschap in Israël 1977 was eigenlijk een vlucht. Daar zouden we dan eindelijk rust vinden. Acht maanden per jaar. Maar na drie maanden waren we alweer terug. Er kwamen geen reizigers meer bij. Gert en Hermien waren joods ge worden, ging het gerucht. Verwar ring en onzekerheid alom. Het reis bureau ging ook kapot”. „Zonder geld en werk moesten we hier opnieuw beginnen. We hadden ons huis aangehouden. Aanbiedin gen kregen we genoeg. Ik kon in een voor viermaal goud. Maar ook dat christelijke goud zal voor hem niet blinken. Omdat het een extra verleiding is, moet je er dubbel voor uitkijken. Haast fanatiek gooit Gert alles wat naar mensver heerlijking zweemt op de hoop van de schone schijn. geen enkel probleem gegeven. „Ik heb altijd gezegd dat ik me een buitenstaander zou voelen als ik aan dit projekt niet zou meedoen. Ik zit bij de marine en ik wil elk aspect daarvan waarbij vrouwen betrokken worden meemaken. Ik wil erover kunnen meepraten. En daar is mijn man het mee eens”, zegt zij. „En de marine is nu eenmaal varen”. Een argument dat bij meer van dé vrouwen wordt gehoord. Marja de Jong (20 jaar) is plotter (of plotster zo u wil), een functie in een commandocentrale met computerwerk. „Wat mij het meest aantrekt, zijn oefeningen. En die doe ik nu ook al aan de wal. Ik vind het fijn dat nu ook op zee te kunnen doen. Want daar gaat het toch om”. Bij haar heeft, vanaf het moment dat zij 3 jaar geleden bij de marine kwam, steeds de hoop geleefd eens te kunnen varen. Niet voor hofmeester Mariene van der Mark (30 jaar), al ruim 12 jaar bij de marine, Nee, dat idee had ik toen niet, maar de kans doet zich nu voor, dus waarom niet?” Centraal in de proef staat dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen. „Uitgangspunt was dat de dames de plaats van een man innemen”, zegt commandeur Van Dam. „Er zijn geen speciale functies voor hen gecreëerd”. De vrouwen die aan de proef deelnemen, worden geplaatst in nagenoeg alle sectoren van het scheepsleven. De twee officieren werken respectievelijk als administratie-offlcier (tevens vliegdek- officier) en verbindingsofficier (tevens toegevoegd officier van de wacht). De onderofficieren en „man”-schappen worden te werk gesteld in de verbindingsdienst, als hofmeester, als tandartsassistente, maar ook in de dekdienst. En dat laatste is allerminst een typisch „vrouwelijk” beroep. Twee vrouwelijke matrozen zullen in de Kpt. ter zee E. van Swaay, commandant van de Zuiderkruis, tussen sgt maj. J. v.d. Weide-Bevelander (links) en matroos Admiraal. dekdienst alles moeten doen wat ook de mannen doen: met trossen sjouwen, het dek schrobben, onderhoud van het touwwerk, het schip afmeren, „tjetten” (schilderen), sloepvaren en meer van die, op een schip lichamelijk veel vergende bezigheden. Een van hen, Berdien Admiraal (21 jaar), was tot voor kort telefoniste. Een vreemde overgang misschien? „Ik verveelde me daar”, zegt zij. „En toen deze kans kwam, heb ik mij aangemeld”. Eerst ook als telefoniste, maar het aanbod daarvan bleek zo groot dat enkelen van de vrouwen is gevraagd of zij in de dekdienst wilden werken. Daarvoor hebben zij eerst een speciale opleiding gekregen. „Dat was wel leuk, ja”, zegt Berdien. Al geeft zij toe dat de mannen haar bij de soms zware klussen wel eens hielpen. Maar aan boord zal zij daar echter niet zo gauw meer op hoeven te rekenen. Commandeur Van Dam: „De mensen worden geselecteerd op functie-eisen. Als voor een bepaalde functie de eis is dat iemand een zak aardappelen van 50 kilo moet kunnen tillen, dan geldt dat zowel voor mannen als voor vrouwen”. Ook in het verblijf aan boord zal maar weinig onderscheid worden gemaakt. Op de „Zuiderkruis” is voor 50.000 gulden vertimmerd om de vrouwen een behoorlijke, gescheiden, accommodatie met eigen slaap- en toiletgelegenheid te bieden. Op andere meer voor het gevecht bestemde schepen zullen later ingrijpender, en duurdere aanpassingen nodig zijn. Maar dat is alles. Het vaarprogramma verandert niet, de recreatieve activiteiten aan boord blijven zoals ze zijn, en er komt geen speciaal „vrouwenverblijf’. Hun vrije uren zullen de mannen en vrouwen in dezelfde ruimten gezamenlijk moeten doorbrengen. „Natuurlijk zullen de mensen hun eigen bezigheden kiezen”, zegt commandeur Van Dam. „En misschien zal er meer gebreid worden aan boord. Nou, dan zorgen we er wel voor dat daar spullen voor aanwezig zijn”. over kom Voorts krijgen alle vrouwen, samen met een ongeveer even grote groep mannelijke bemanningsleden de gelegenheid om in een 4-daagse bijeenkomst later dit jaar met elkaar te praten over alle aspecten die aan de integratie verbonden zijn. Een van de vrouwen aan boord, lüitenant- ter-zee 2e klasse Jonker, heeft bovendien speciaal voor deze gelegenheid een cursus samenwerkingsprocessen gevolgd. Toch is het, zo verzekert de commandant van de „Zuiderkruis”, kapitein-ter-zee E. van Swaay niet de bedoeling dat een van de vrouwelijke officieren als een soort toeverlaat voor de vrouwen gaat optreden. Er wordt geen uitzondering gemaakt voor de mannen en vrouwen aan boord. Als iemand wat heeft, dient hij daarvoor bij zijn directe chef te zijn. En dat geldt ook voor die mannen die een vrouw als meerdere krijgen. De meeste problemen zullen niet van de vrouwen, maar van de mannen komen. Mannen die in een aantal gevallen onder een vrouwelijke officier zullen moeten werken. Toch verwacht commandant Van Swaay dat de proef wel goed zal verlopen. De marineleiding heeft mannen die onder geen beding met vrouwen aan boord willen werken de kans gegeven overplaatsing aan te vragen. Eén hofmeester (messbediende) heeft daarvan gebruik gemaakt. „In heel veel gemeenschappen, ook aan de wal, werken mannen en vrouwen samen zonder problemen. Waarom zou dat bij ons niet kunnen?”, zegt Van Swaay. Toch houdt men er bij de marine rekening mee dat een of meerdere van de vrouwen ;m 54 De trofeeën van vóór zijn bekering heeft hij allemaal resoluut weggedaan. De 21 gouden platen en ook de in 1973 met zoveel trots verworven Edison-voor-de-lichte-muziek, er was in huize Timmerman geen plaats meer voor. „Klatergoud”, schampert Gert nu. In zijn lachje bij de herinnering aan dat Toch zal de roem het getuigende paar blijven omzweven. En dat weten ze, ook al willen ze nog zo klein worden „voor de Heer”. Hun platen verkopen lekker omdat ze „Gert en Hermien” zijn. De Timmermans zijn wel zo ver standig geweest om aan die naam een begrip in de amusementswereld en daarbuiten niet te tornen. Hun reputatie is gebleven. In kerken stond de menigte wel als één man op als ze binnenkwa men, en ook daar moesten ze links en rechts handtekeningen uitdelen. Dan maakt het niet eens zo veel uit hoewel hun publiek uiteraard is verschoven of je nu zingt van de duiven op de Dam of van rust en vrede voor de zondaar. Ze moeten er met hun drie kinderen Sandra van 16, Gert van 15 en Sheila van 10 materieel ook van kunnen leven. Zonder platen, onkostenver goeding en een deel van de opbrengst van de kruistocht-collecten komt er in dat aardige villaatje achter het blauwe ijzeren hek aan de Haaksberg- sestraat in Usselo eenvoudig onvoldoende brood op de plank. „Dan wordt je vrouw ziek. Ze was eigenlijk te zwak om avond aan avond op de Bühne te staan. Maar je zit nou eenmaal in die cirkelgang. Die ziekte bepaalde je bij de mense lijke beperktheid. Maar het ergste was nog dat we uit elkaar groeiden, ook als gezin. We hebben samen, Hermien en ik, buiten wel staan huilen als we de kinderen weer moesten achterlaten. Je moet in zo’n diep dal terechtkomen om het „waarvoor” en „waartoe” in je le ven onder ogen te willen zien. Gods weg gaat door onze gebrokenheid en machteloosheid heen”. „Het was kerstmis 1973. Hermien was weer ziek. Ze moest naar het ziekenhuis. En toen het wonder. Tot verbazing van iedereen was ze na drie dagen zo goed als hersteld. Ze kon als ’t ware weer over de schut ting springen. Ze straalde geluk uit toen ik bij haar bed kwam. En ze zei: als ik thuis kom, ga ik fijn voor jou en ons gezin zorgen. Ik kon niet anders dan haar van harte beloven dat ik voortaan alléén op de Bühne zou gaan”. „Maar dat is anders uitgepakt. Een korte kerstpreek in Drents dialect door de ziekenhuisradio, waar we wel heel wat anders. Nu zeggen we: hier is het probleem en daar ligt de oplossing voor je klaar. We waren ook elke avond maar bezig met de mens en met onszelf. Je leefde van de ovaties en van je succes”. samen toevallig naar luisterden om dat het dialect ons zo boeide, bracht ons tot de beslissing ons te laten dopen. De heldere en eerlijke een voud van dat woord had ons diep getroffen”. „We waren beiden als kind al her vormd gedoopt, maar zó afvallig geworden dat we onze doop na openbare belijdenis graag bewust wilden beleven. Omdat doop door onderdompeling alleen bij de bap tisten mogelijk was, hebben we ons bij die gemeente aangesloten”. Een van de eerste dingen die Gert na de bekering moest regelen, was zijn medewerkers en relaties erop voorbereiden dat hij met de show business zou stoppen. „We kappen met alles”, had hij Hermien bezwo ren, en die beaamde dat hart grondig. „Vasthouden aan het oude zou hui chelarij geweest zijn. Wij zagen dui delijk de opdracht om het evangelie zingend uit te dragen. Dat ging in 1974 gebeuren. En hoe”. ,,’t Was gekkenwerk in het begin. Bijna alle kerken deden een beroep op je. Overal gingen deuren open. En wij maar denken dat het zo moest. „Heer, blijft U maar zitten: we zullen het voor U wel opknap pen”. Ja, dat is het bekende vuur van de bekeerden, hè”. „Weer dreigde ons gezin uit elkaar te groeien. Op een nacht we wa ren nog maar net thuis kwamen de kinderen naar beneden. In een rijtje van drie de trap af. Sandra voorop. Zij deed het woord. Wij particuliere beeldenstormpje klinkt iets triomfantelijks. En Hermien knikt tevreden. Zij hebben het hele wereldse podium radicaal en voorgoed de rug toegekeerd. Maar na het amusement is nu ook de religie Gert welgezind. Met Hermien, de tweede van het befaamde duo, en de baptistendominee weten dat jullie werk noodzakelijk is. Je helpt er andere mensen mee. Maar wij hebben zelf ook vragen en problemen, en voor ons heb je geen tijd. Toen hebben we elkaar bid dend beloofd: wat er verder ook gebeurt, we houden voortaan deze volgorde aan: éérst de Heer, dan jullie en op de derde plaats de an deren”. „Maar stiller om ons heen werd het niet. Velen kwamen hier naartoe om over hun persoonlijke proble men te praten. Geloof me, dat reis- zelfbediemngszaak van KIP begin nen, in een slijterij, een stomerij en zelfs weer op de Bühne. Maar we hebben overal nee op gezegd. Wat was die schouwburgdirecteur kwaad toen ik ’m afwees”. „Totdat onze dominee voorstelde samen een evangelisatie-kruistocht op te zetten. Eerst maar eens probe ren. We begonnen voorzichtig met drie woensdagen. In de eerste kerk moesten 100 stoelen worden bijge zet, in de tweede 150 en bij de derde moesten zelfs veel mensen buiten blijven staan. Die weerklank was voor ons een aanwijzing dat we moesten doorgaan”. „Per week is dat nu één of twee avonden. Dat is te doen. Vorig jaar kwamen in 35 samenkomsten zo’n 23.000 mensen. We zijn pas een nieu we kruistocht begonnen, met als motto: het is nog tijd, de deur staat nog open”. Nou, nou Met zijn lievelingsliederen wil Gert niemand „om de oren slaan”. „We zingen wel waar het op aan komt. Ze gaan over de Here Jezus, zijn offer, onze dankbaarheid en het „Maranatha”: Heer, haastig”. Haastig? „Ja, we leven in de eindtijd. Die gaat vooraf aan Christus’ weder komst. God heeft een grens gesteld. Je moet de bijbel letterlijk nemen. Let maar op de tekenen der tijden, zoals ze daar voorspeld worden. En laat nu niemand zeggen dat we in een fijne tijd leven. Het duurt nog maar kort”. Dat hebben vorige geslachten ook gedacht. „Sommige tekenen zijn nog nooit zo duidelijk geweest”. Zoals? „Israël bijvoorbeeld. En dat de kin deren opstaan tegen de ouders”. Het laatste uur dus maar rustig afwachten. „Nee, doorgaan met je plichten. Als of de dag des Heren wordt uitge steld. De verdrukking komt, maar de Heer zal zijn gemeente als het ware evacueren”. Zo te zien geniet het gezin Tim merman temidden van de akkers onder Enschede-Zuid een redelijke welstand. „We kunnen ervan rondkomen”, stelt Gert dankbaar vast. In zijn nieuwe genre heeft hij alweer zeven zangplaten en één plaat met alleen klarinet op zijn naam staan. De grove insinuatie dat de omzwaai in zijn leven hem wel geen windeie ren zal hebben gelegd, beantwoordt hij met een verontwaardigd stil zwijgen. Wel begrijpt hij dat men sen die zijn bekeringsgeschiedenis geweldig vonden zich tegelijk af vroegen of het wel helemaal echt was. Op de religieuze markt dient zich elke dag wel wat nieuws aan. En soms verdwijnt het even snel als het is gekomen. „Nou, dan wil ik hier graag getui gen dat het bij ons een heerlijke en krachtige werkelijkheid is. Voor ons, Gert en Hermien Timmerman, geldt voluit: door dik en dun voor waarts met de Heer”. Langzamernana geoeun aai ook en ae marine non niet achterblijven. Toch leidt deze integratie tot meer reacties dan het Er is veel voorafgegaan aan de be kering. Gert: „Je probeert in de showbusiness het publiek te verma ken, en als dat wil lukken zit je financieel wel goed. Bij mij als ik het over mezelf heb, heb ik het ook over Hermien kwam er dan nog een stukje vertroosting bij. Zingen over problemen en toestanden waarin het publiek zich kon herken nen. Wat liefde en meegevoel bren gen in de huiskamer. Een echtpaar zijn dat iedereen kon accepteren. Je eigen „ik” presenteren en daar naast hard werken aan je bo terham”. „Maar wat gebeurt er dan? Ze gaan je verheerlijken, idealiseren, op een troon zetten, in een hokje ook, een glazen kooi, je dirigeren en manipu leren. En toen bij ons de problemen kwamen, met ziekte van Hermien en zo, moesten we kiezen. Een ding was wel duidelijk: gaan we blinde lings door, dan gaan we er ook onderdoor”. „Toch ben ik blij dat ik dit al die jaren heb mogen meemaken. In lief en leed heb je voor de mensen toch iets betekend. Ik stond er ook wel helemaal achter. Maar als je men sen een paar uur hun gevoelens, verlangens en problemen hebt laten zien, dan los je daarmee nog niets op. Ze worden er niks wijzer van. Thuis vinden ze alles weer terug. Zulk vermaak is maar schijn. Een zoethoudertje. Wat we nu doen is

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 27