KUNST
Mosterd na de maaltijd
rt
ZAT E3DAGS 3UVOEGSEL
Plannen genoeg voor Jeroen Krabbé
5
Reve’s Moeder en Zoon’ nauwelijks belangwekkend
11
I
- I
I
I
I
I
I
over boek en film spraken zij over
Krabbés plannen voor de nabije
toekomst: zijn hoofdrol in de nieuwe
zesdelige televisieserie Willem van
Oranje, geschreven door Walter van
der Kamp, en zijn (onzekere) carrière in
Hollywood.
Hollywood
Dogma’s
Verbaasd
Bange jeugd
Weggedoken achter een smalle
dijk in een van de soppigste
uithoeken van het Zuidhollands
grasland, ligt de door wilde
wingerd overwoekerde
tuinderswoning waar Ate de Jong
vorm geeft aan de verfilming van
Maarten 't Harts bestseller Een
Vlucht Regenwulpen. De locatie
in Maasland klopt pijnlijk precies
met de beschrijving van 't Harts
ouderlijk huis, dat vijf kilometer
verderop te vinden moet zijn. De
sloot waar straks hoofdrolspeler
Jeroen Krabbé in een aanval van
razernij een gereformeerde
ouderling gaat onderdompelen,
ligt er nog heel maagdelijk bij
onder een loodgrijs wolkendek
waar een gemiddelde regenwulp
zich vast heel gelukkig bij kan
voelen. Maar Ate de Jong prijst
zich gelukkig nog wel even met
binnenopnamen voort te kunnen.
door Pieter van Lierop
„Hoe ben jij, Gerard Reve, een man
met toch een behoorlijke dosis
ontwikkeling, intelligentie en gezond
verstand, ooit in de Rooms-Katholieke
Kerk terechtgekomen en er zelfs lid
van geworden?” Deze vraag, de
laatste jaren ongetwijfeld vaak aan
Reve gesteld, is het uitgangspunt van
zijn nieuwste boek: Moeder en Zoon.
Inderdaad, kan niet ontkend worden
dat zijn overgang in 1966 op zijn
zachtst gezegd opzienbarend was,
„waarvan velen de oprechtheid niet
willen geloven”, zoals we in de Grote
Winkler Prins Encyclopedie lezen
kunnen. Maar dat is thans allemaal wel
veertien jaar geleden, toen Van het
Reve nog werken schreef als Op weg
naar het einde en Nader tot U. Zijn
antwoord op de in de eerste zin van het
boek gestelde vraag ervaar ik dan ook
als mosterd na de maaltijd; wellicht
voor de schrijver van belang, maar
voor de lezer nauwelijks.
I
het Zuidhollandse Maasland worden
momenteel opnamen gemaakt voor
Een vlucht regenwulpen, Ate de Jongs
verfilming van de gelijknamige roman
van Maarten ’t Hart, die eind januari in
première gaat. Jeroen Krabbé, die de
rol van ’t Hart speelt, stond op de set
Pieter van Lierop te woord. Behalve
|j| i
Hollywood is
maar een grap
plakken van posters in het holst van de
Maarten 't Hart (tekening Siegfried Woldhek)
f
t
I
Gerard Reve
flM' k l
MB
I
gezondheid maar te hopen dat de
scène er in één keer op staat.
Hoeveel droge pakken zou men
voor de eventualiteit eigenlijk in
voorraad hebben? Een nog
brandender vraag is wat Jeroen
Krabbé eigenlijk doet in Maasland?
Diende deze acteur zich niet in
Hollywood te bevinden, om te
werken aan die beloftevolle,
internationale carrière?
„Daarover wil ik voor eens en altijd
wel een paar misverstanden uit de
wereld helpen. Die film over het
leven van Sophia Loren, gaat dus
wat mij betreft niet door. Het is
Violet en van de Dood verschijnen, een
titel die Reve al in 1966 op de derde pagina
van zijn Brief uit Huize Algra (in Nader
tot U) noemt; het boek dat alle andere
overbodig maken zou. Op het laatste
moment heeft Reve, schrijft zijn uitgever
aan de boekhandel, voor een andere titel
gekozen omdat hij vond dat de
oorspronkelijke nauwelijks nog de
inhoud dekte. Tenslotte noemt zijn
uitgever hem in dezelfde brief „onze
koninklijke Volksschrijver” en hij wenst
de boekhandel „enige onvergetelijke
Reve-uren toe”.
Duidelijk is dat met alle mogelijke
middelen getracht wordt een mythe in
stand te houden. Een nieuw boek van
Reve betekent echter allang niet meer
„onvergetelijk” leesplezier, en dat hij
„onze koninklijke Volksschrijver” zou
zijn lijkt mij niets anders dan een
opgeblazen koekje van eigen deeg.
sowieso een nogal onzekere affaire
geweest, die was opgefokt door
bepaalde bladen waarmee ik zelf
nooit heb gesproken en waarmee ik
ook nooit zal willen praten. Ze
waren erachter gekomen dat ik dat
aanbod had gekregen, dat klopte
dan wel. Maar voor mij hoefde het
al niet meer vanaf het moment dat
ik het script gelezen had: een
Libelle-roman! En daar kwam bij
dat mijn manager in Amerika me
bovendien had afgeraden te
debuteren in een tv-film. Hij vindt
het wijzer en daar heeft hij
ongetwijfeld gelijk in om te
wachten op een échte film, op een
en veiligheid gemist heeft. Niet-materiële
zaken die, hoewel van wezenlijk belang
voor ieder kind, door marxisten, volgens
Reve, nogal eens als flauwekul
beschouwd worden.
De speurtocht levert wel enkele fraaie
passages op. Navrant is het beeld van het
achtjarige jongetje dat in de eerste dagen
na Kerstmis een reeds weggegooide boom
in zijn schuurtje zet, hem optuigt met de
restanten van versieringen uit andere
bomen en zo in zijn eentje probeert de
mystieke immateriële kerstsfeer op te
roepen. Boeiend zijn ook Reve’s
herinneringen aan zijn leraren op de
„En er waren meer projecten. Het
een ging niet door en het ander zou
wel doorgaan. Ik was een paar
maanden geleden terug in
Hollywood en kon er meteen aan de
slag. Maar alsof ik het voorvoeld
had... Al anderhalf jaar zit ik me
voor te bereiden op de
Regenwulpen die in de lucht hingen
en ik had in Hollywood net een paar
aanbiedingen op een afstand
gehouden, toen Ate’s telefoontje
kwam dat we hier konden
beginnen. Ik had er nu vijf weken
vrij voor. Dus ik vertrek daar en
nog geen week later breekt in
Hollywood de acteursstaking los.
Alle theaters, filmopnamen en tv-
produkties liggen nu al drie
maanden stil. Wat voor mij alleen
maar gunstig is, want misschien dat
de kansen die ik in eerste instantie
heb laten schieten, na Regenwulpen
toch nog open zullen blijken. Maar
het schijnt nu zo’n grote puinhoop
te zijn in Hollywood, dat er al wordt
vermoed dat het nog wel tot
Kerstmis kan duren, voor de
industrie weer op gang is... Anders
zou ik in november al in een
western kunnen staan, wat me enig
lijkt. Onder een Australische
regisseur overigens. Ik ben ook
gevraagd voor een grote rol in een
film met David Carradine en
Stockard Channing, maar het bleek
dat die in Zuid-Afrika gedraaid
moest worden en dat doe ik dus
niet: „Daar wil ik niét heen. Wat ze
heel slecht begrepen, moet ik
zeggen...”
„Ik zie het als grap. Ik lig er niet
wakker van. Ik heb er heel veel
mensen ontmoet, van heel beroemd
tot en met absoluut niet beroemd,
maar ik vind het zo leuk daar! Om
middelbare school: de inspirerende D. A.
M. Binnendijk en de raadselachtige
Jacques Presser die, en het kost Reve
zichtbaar moeite dat neer te schrijven,
noch een eigen smaak had „noch eigen
oordeel, maar (die) zichzelf de smaak en
het oordeel voor(schreef), die hij meende
dat hij behoorde te hebben”. Helaas
komen deze indringende gedeeltes slechts
zelden voor.
Reve’s tocht door het verleden laat zien
Wie Een Vlucht Regenwulpen heeft
gelezen, zal bij het invullen van een
hoofdrolspeler toch niet meteen
hebben gedacht aan Jeroen
Krabbé.
„Het heeft me aanvankelijk een
tikje verbaasd. Ik heb het boek
dat ik echt grandioos vind ook
nooit gelezen met het ide&dat er wel
eens een film in zou zitten. Er zijn
nu mensen die zeggen: Krabbé is er
te mooi, te knap voor. Ik beschouw
mezelf helemaal niet als mooi of
knap. Maar waar het om gaat is dat
het uitsluitend in iemands geest ligt
om zoiets van jezelf te vinden of
niet. Iemand kan er desnoods nog
zo mooi uitzien en zich niet zo
voelen. Je kunt dus niet
hoe hij in het midden van de jaren vijftig
belangstelling kreeg voor het rooms-
katholicisme. De dogma’s blijken op ’n
wonderlijke wijze aan te sluiten bij
„dingen die ik altijd al, in het diepst van
mijn wezen, mijn gehele leven met mij
had medegedragen”. Daar komt nog bij
dat zijn zoeken naar God parallel loopt
met zijn zoeken naar de geliefde jongen:
Reve hoopt in beide gevallen op ’n liefde
die niet gebonden is aan tijd, ruimte of
materie. De eerste Heilige Mis maakt Reve
mee in de oude Amsterdamse schuilkerk
Onse Lieve Heer op Solder. Hij wordt
daar tot zijn verbazing door de koster
naar een plaats geleid die vroeger de vaste
zitplaats was geweest van Joost van den
Vondel, die andere Amsterdammer, die
zoveel jaren eerder, eveneens op latere
leeftijd, zich tot het rooms-kathclicisme
bekeerde.
Natuurlijk zijn er mensen geweest die
invloed op Reve’s overgang gehad
hebben. Hij besteedt ruime aandacht aan
Mathieu Smedts, oud-directeur van Vrij
Nederland, die, moeten we Reve geloven,
behalve een progressieve katholiek ook
een befaamd drankorgel was. Het zijn
minderwaardige pagina’s, vind ik, die
Reve aan hem wijdt. Inhoudelijk doen zij
nauwelijks ter zake en zij zijn van een
niveau dat we kennen uit bladen als Privé
en Story. Dat geldt ook voor Reve’s
onthullingen over Simon Vestdijk die,
naar zijn zeggen, slechts door gierigheid
„...Nee, het is juist niet waar, dat ik
me meer herken in de raadgever. Ik
heb zelf ook heel sterk twee kanten
in me. Als ik sta te schilderen, sta ik
ook bij voortduring tegen me zelf
aan te praten. Als ik iets moet gaan
doen, dan denk ik ook voor de helft:
je kunt best dit of dat zeggen!
Terwijl mijn andere kant
redeneert: maar wat zal het effect
daarvan zijn? De meeste mensen
zullen zoiets toch wel hebben, lijkt
me. En ik herken in deze rol meer
van mezelf in Maarten, dan in zijn
opbeurende alter ego... Ik heb het
personage heel uitgebreid met
Maarten ’t Hart doorgepraat en we
bleken elkaar tamelijk precies aan
te voelen. Dat ik er heel anders
uitzie dan hij zijn romanfiguur had
voorgesteld, dat hou je dan toch!
Dat weet hij óók wel.
Desalniettemin ben ik acht kilo
afgevallen, omdat ik vond dat ik als
Maarten magerder moest zijn en
mijn haarlijn is dus in de hoeken
opgeschoren, om beginnende kaalte
te suggereren... Maar dat idee om
een alter ego visueel te maken, dat
vond Maarten ’t Hart fantastisch.
Ate was een beetje benauwd
geweest voor zijn mening, maar het
viel dus uitstekend. Het is ook een
wezenlijk element, die
gespletenheid. Op alle mogelijke
manieren komt het als motief in het
boek telkens terug, tot zelfs bij het
werk dat de hoofdpersoon in zijn
laboratorium verricht”.
weerhouden werd om katholidk te
worden.
Ate de Jong mag een van Nederlands
meest enthousiaste filmers genoemd
worden. Op tamelijk jeugdige leeftijd
heeft hij nu al drie lange speelfilms op
zijn naam gebracht. Na de premières
van Blindgangersert Dag, dokterkon
hij nog maandenlang in steden en
dorpen worden aangetroffen met het
In zesentwintig hoofstukken, ingeklemd
tussen een proloog en een epiloog, geeft
Reve antwoord op de vraag hoe het
mogelijk is geweest dat onze Moeder de
Heilige Kerk hem als Haar zoon mag
beschouwen. Reve beschrijft zijn grijze en
bange jeugdjaren op de lagere school in
Amsterdam, het dogmatisch-marxistisch
milieu waarin hij wegkwijnde en zijn
jaren op het Vossiusgymnasium. Door
middel van die speurtocht in het verleden
komt hij erachter dat hij in zijn eerste
jaren vooral bescherming, geborgenheid
J
rol die deugt. En dus niet Cary
Grant gaan spelen in een film waar
Grant zelf al van verboden had, dat
hij erin voor zou komen. Waarom
zou ik daar mijn vingers aan willen
branden? Ik ben geen Cary Grant
en ik lijk niet op hem en ik vind het
al zo vreemd dat Sophia Loren
bereid schijnt te zijn om zichzelf te
gaan spelen als twintigjarige. Ik
heb niet het minste vertrouwen in
dat project”.
- hand overeind vliegt. Zoonlief
maakte aanstalten om terug te
slaan. Marijke erbij. Vaders bril
zeilt door de nette kamer. Vöör dat
- er allemaal precies zo opstaat als
Ate de Jong het hebbenwil, zalde
nodige tijd verstreken zijn.
Elders in de plattelandswoning
- maakt grimeur Ulli Ulrich met
uiterste zorgvuldigheid Jeroen
Krabbè’s haar door de war en
bestendigt met föhn en haarlak de
weerborstels en andere uiterlijke
kenmerken van een opstandig
karakter. Het is duidelijk dat die
twee ouderlingen er straks van
gaan lusten en het is voor hun
Welhaast onvermijdelijk is de
„revistische” herenliefde die wel degelijk
gebonden is aan tijd, aan ruimte en die
allesbehalve immaterieel is. Moeder en
Zoon staat er weer bol van. Behalve de nu
wel bekende sadistische hoogstandjes, de
matrozendromen, bevat het boek toch ook
schrijnende passages die ons een man van
middelbare leeftijd tonen die smacht naar
zijn ideaal, zoals een hert schreeuwt naar-
de waterstromen.
„Wat ik nu doe, helpt in elk geval
afstand te nemen. Bekende gezichten
is niet bepaald een succes geworden,
afgemeten aan de publieksreacties
althans. En dat doet ontzettend pijn,
maar ik heb nu geen tijd om daar bij I
stil te staan. Ik weet er ook weinig van.
Ik heb geen exacte bezoekcijfers
gehoord en ik heb geen kritieken
willen lezen, omdat ik dacht dan toch
alleen maar nijdig te zullen worden.
Over een paar maanden kan ik het vast
beter accepteren. Maar het blijft een
film waar ik met veel plezier aan
terugdenk. Dat werken met
theateracteurs beschouw ik als een
belangrijke ervaring. Dat merk ik nu al
Niet dat ik me anders ben gaan
gedragen ten opzichte van mijn
acteurs, maarzij staan wèl anders
tegenover mij. Ze hebben, geloof ik,
meer het gevoel dat ik waardering heb
voor wat ze doen. Dat vergemakkelijkt
het contact
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
Ate de Jong mag dan afkomstig zijn uit -
een Nederlands-hervormd nest in
Zeeuwsch-Vlaanderen, terwijl Maarten
't Hart van Zuidhollandse,
gereformeerde afkomst is, voor de 28- -
jarige regisseur van Een vlucht
regenwulpen was de stof toch wel heel
erg herkenbaar
Ate de Jong
nacht. Na Bekende gezichten,
gemengde gevoelenszijn
experiment met de toneelgroep Baal
is het onlangs anders gelopen De
film werd op 5 september uitgebrachf
in drie kopieeën en was een week later -j;
weer van alle bioscoopprogramma’s
verdwenen. En Ate had zich inmiddels
al weer op de Regenwulpen gestort.
Zag hij het floppen soms aankomen?
Erg opzienbarend is Reve’s „geschiedenis
van mijn nadering tot en omgang met wat
men geloof noemt” verder niet. Hij ruilde
het ene geloof het marxisme voor het
andere in. In de rooms-katholieke
eredienst kan hij als ’n goede zoon zijn
moeder in De Moeder aanbidden en
liefhebben, God die Vader is, als zijn
aardse vader, onwezenlijker en op
afstand, voor God de Zoon voelt hij een
welhaast broederlijke genegenheid
terwijl God de Heilige Geest het geheel in
zijn wijsheid gadeslaat.
In een artikel in de Volkskrant van 8
september j.l. citeert Kees Fens een
opmerking die Graham Greene maakt in
A Short of Life, zijn autobiografie.
„Misschien heeft de romanschrijver een
groter vermogen tot vergeten dan andere
mensen; hij moet vergeten of
onvruchtbaar worden. Wat hij vergeet is
de kunstmest van zijn verbeelding”.
Wat bij Reve mijns inziens steeds meer
ontbreekt, is juist die verbeelding.
Voortdurend gaat hij bij zichzelf in
analyse en hij hoopt dat de verslagen
daarvan ook voor anderen van belang
zullen zijn. Hoe schoon van vorm zijn
therapeutische berichten echter ook zijn,
belangwekkend kan ik ze niet vinden.
WIM VOGEL
Op de set is het zondagmorgen en
wordt een flash-back gedraaid.
Thijs Jansen, als Maarten ’t Harts
16-jarige uitgave, schuift de
huiskamer binnen en zet de radio
aan. Peter Tuinman, als Maartens
- steile vader, geeft een ernstige
berisping, maar moeder Marijke
Merckens weet het aansluipend
Z conflict nog even te sussen. Tot de
weerspannige puber het
- voornemen kenbaar maakt om niet
alleen te gaan luisteren naar een
andere dominee in een ander dorp,
maar bovendien de afstand
daarheen per fiets te gaan
overbruggen. Dergeljke liederlijke
intenties vormen een dusdanig
flagrante schending van vaders
ideeën over zondagsheiliging, dat
de man briesend en met geheven
Toch hebben auteur en uitgever weer alle
moeite gedaan om Moeder en Zoon
begerenswaardig te maken. Zo heeft Reve
verboden recensie-exemplaren aan de
pers te sturen. Recensenten zijn voor hem
„sedert een generatie vrijwel zonder
uitzondering ongeletterde alcholisten die
zich vervelen” en die „op godslasterlijke
wijze over bepaalde in mijn boek
vertolkte intieme ervaringen zullen
schrijven".
Ik citeer deze zin uit een brief die de
t uitgever tezamen met een present-
exemplaar toezond aan de „betere
boekhandel” een aantal dagen voordat
het boek ook voor de consument
verkrijgbaar was. Op de tweede plaats is
Moeder en Zoon voortdurend
aangekondigd onder een andere titel.
Eindelijk zou namelijk Het Boek van het
„Die authenticiteit van dit specifieke
milieu ken ik ontzettend goed en die
overgang van platteland naar de stad,
dat heb ik eveneens ongeveer zo
meegemaakt. Ik denk wel dat ik
daarom zo op het boek gevallen ben
en het wilde verfilmen. Ik had een
afspraak met producent Matthijs van
Heijningen, te komen praten overeen
project waar ik niet zo veel voor voelde
eigenlijk. Dus ging ik naar Matthijs toe.
met al vast de Regenwulpen in mijn
binnenzak. Misschien dat dan
daarover gepraat kon worden. En toen
bleek hij daar de rechten net van
gekocht te hebben. Dat paste dus
precies in elkaar"
argumenteren dat deze rol door een
lelijke man gespeeld zou moeten
worden. Maar bovendien heeft Ate
de Jóng een script ontworpen met
twee Maartens erin. Het is in het
boek al zo, dat die man voortdurend
tegen zichzelf praat als tegen een
alter ego. Voor de film wordt dat
element visueel gemaakt. Twee
rollen dus eigenlijk die de beide
kanten van Maarten benaderen. De
„gefrustreerde” kant van Maarten,
die hebben ze herkend zeggen ze
in mijn rol in „Verdomde
Lowietje”. Maar ik speel dus ook de
alter ego die telkens zegt: doe niet
zo lullig, gedraag je eens wat beter,
dan krijg je vast wèl succes bij de
vrouwen! Want de eigenlijke
hoofdpersoon is nogal eenzaam en
bang. Het gaat nu dus een beetje op
„Walter Mitty” lijken”.
Gerard Reve Moeder en Zoon. Llitg. Elsevier
22,50.
Jeroen Krabbé in Een vlucht
regenwulpen
er gewoon te zijn en er al of niet iets
te doen ook. Kunnen ze me
gebruiken? Prima! Kunnen ze me
niet gebruiken? Ook prima!... Wel is
het waar dat ik mijn acteren wil
verleggen van theater naar film. Of
eigenlijk heb ik dat al gedaan. Ik
heb vijftien jaar aan theater
gespendeerd en heb dat echt
belangrijk gevonden, maar ik heb
daar niet meer de energie voor.
Daarom ben ik drie jaar geleden
naar de Rijksacademie gegaan. Ik
wilde gaan schilderen. Dat wordt
nu dus doorkruist door de
Regenwulpen en mogelijkerwijs
volgend jaar nog eens door de
televisie. Ik heb een waanzinnig
aantrekkelijk aanbod gekregen van
de AVRO, om de hoofdrol te gaan
spelen in een zesdelige tv-serie...
Inderdaad een historische serie. Ik
weet eigenlijk niet of ik dat al
vertellen mag, maar als het mag,
dan wordt dat dus Willem van
Oranje. Walter van der Kamp heeft
daar drie jaar aan geschreven en
het maakt een fantastische indruk
op me. Niet van die koninklijke
toestanden, maar over heel gewone
mensen. Maar wel ongelooflijk
spannend, ik las het als een
detective. En het is in zoverre zeker,
dat er volgend jaar augustus moet
worden opgenomen, dat ik
gevraagd ben voor die rol en dat ik
dus ,Ja” heb gezegd”.