THEATER/ LITERATUUR Z
ZAT EBDAGS BiiVOEGSEL
Henk van Ulsen en een rol waar
hij node afscheid van nam
De gek zou mannetje
kunnen zijn dat
op het GAK werkt.
2
Maurice Gilliams
de onbekende
i
opmars van
Afrikaanse
literatuur
Indrukwekkende
A
5
door Ko van Leeuwen
r
Henk van Ulsen gaat voor de derde keer Het
Dagboek van een Gek spelen, een
toneelproduktie die hij samen met Kees van
lersel voor de eerste keer samenstelde uit een
novelle van de Russische schrijver Nicolai Gogol.
In 1965 speelde Van Ulsen De Gek voor het
eerst en nu noemt hij die versie ironisch
relativerend „de Russische Heijermans”. Van
Ulsen: „Een zeer naturalistische opvatting. Als je
het nu zou doen, dat zou niet künnen.” Zeven
jaar daarna kwam er een geheel nieuwe
voorstelling van het stuk, opnieuw met Van lersel
als regisseur. Het werd een abstracte versie wat
de uiterlijke vorm betreft; de tekst kreeg mede
daardoor een verscherpte, verdiepte aandacht.
Die tekst heeft de acteur nooit werkelijk
losgelaten. Nu komt de derde versie van Gogols
Gek. Er komt geen regisseur aan te pas, maar
een choreograaf. Dinsdag 14 oktober is de
première in het Nieuwe de la Martheater in
Amsterdam.
Ziel
wor
ech
Nas
Div<
„let
In d
van
weg
op r
Ee
In zijn dankwoord na de uitreiking van de Prijs der Nederlandse letteren op 4
oktober jl. noemde Maurice Gilliams zichzelf een gecompliceerd mens, leder die
iets van hem gelezen heeft, weet hoe waar dat is, want zijn werk is de neerslag
van zijn streven naar zelfkennis. Alleen, er zijn niet veel mensen die het werk van
Gilliams kennen.
Gilliams heeft de bekendheid nooit gezocht; eerder kan men zeggen dat hij zich
heeft verscholen. Aanvankelijk zou hij musicus worden, maar zijn composities
heeft hij later vernietigd. Zijn vroegste gedichten gaf hij uit in eigen beheer, in
kleine oplagen gedrukt op de persen van zijn vader, die boekdrukker was. Ook
latere boeken verschenen (verdwenen) veelal in kleine bibliofiele uitgaven en
moeilijk vindbaar verzameld werk. Hij schildert ook de schilderijen zijn nooit
tentoongesteld.
fes
1
De voorstelling uit 1973
Maurice Gilliams
FEICO HOUWELING
FRANS POSTHUMA
Eigenlijk is hij alleen bekend als schrijver
van één boek: „Elias of het gevecht met de
nachtegalen”. En ook daarin heeft hij iets
verdoezeld. Toen het boek in 1936 voor het
eerst uitkwam, bestond het uit twee delen.
Alle latere drukken bevatten alleen het
eerste deel. Daardoor werd de titel een
raadsel, want in het hele boek is geen
nachtegaal te horen! De oplossing van het
raadsel stond in het weggelaten tweede
deel, waarin van de hoofdpersoon Elias
gezegd wordt: „Zijn leven lang had hij
met de Nachtegalen strijd geleverd, zijn
onzalige droomverbeeldingen die hij
bevechten ging zoals Don Quichotte de
windmolens bestormde.”
Het is geen gewone roman; Gilliams zelf
noemde het een „psychologische
autobiografie”. Elias, de ikpersoon, een
jongen van twaalf, brengt een jaar door
op het familielandgoed. Het liefst zwerft
hij buiten, samen met een oudere neef, om
aan de benauwende sfeer van het huis te
ontkomen. Alleen tot zijn ongelukkige
neurotische tante Henriëtte voelt hij zich
aangetrokken; tussen hen bestaat een
„bitterzoete genegenheid”. De
gebeurtenissen in het boek zijn minder
„Zeker. Je hoeft het niet te
overdrijven, maar je kunt zovèr
mogelijk gaan met onderzoeken.
De schommels die het
Publiekstheater in Lucifer
gebruikte, dat was toch een goed
voorbeeld dat je met beweging
veel meer kunt doen. Maar
nogmaals, je moet het niet
overdrijven. Mensen van mijn
generatie, dat zijn niet zulke
acrobaten. Maar het gaat erom
dat je je aanpast binnen het kader
van datgene watje zelf aankunt.
En dat zijn bij mij geen
halsbrekende toeren.”
Over het wezen van de gek heeft
Van Ulsen gepraat met de
psychiater Geert Houwink, ook
directeur van het Provinciaal
Ziekenhuis in Santpoort. Van
Ulsen: „Hij is een bevriende
relatie.-Ik heb wat gesprekken
met hem gehad over de
hedendaagse psychiatrie. Ik wilde
De Gek tijdloos maken, in elk
geval los van Rusland. De tekst
van Gogol is zó van alle tijden, die
kun je rustig losmaken van de
tijd- en plaatsbepalingen. Iedere
indicatie die op Rusland wijst is
nu verdwenen. Het jaartal 1835 is
ook losgelaten, maar we laten óók
geen taxi’s rijden, dat zou een
doorslaan zijn naar de andere
,kant.”
„De gek heeft ook geen naam
Je vindt dat beweging binnen het
toneel meer zeggingskracht kan
hebben, beter gebruikt kan
worden?
beweging. Dat is overigens niets
nieuws hoor, taal, woorden
hebben altijd met beweging te
maken. Maar waarnaar ik op zoek
ben, dat is de verbaliteit van mijn
eigen theater.”
komen ook herinneringen boven aan
familieleden die in „Elias” een rol hebben
gespeeld. Ouder geworden oordeelt hij
wijzer en milder over het gedrag van de
neurotische Henriëtte en over het kind
van twaalf jaar dat hij zelf was. En hij
ontdekt zijn bestemming: schrijver zijn,
ontleder van gewaarwordingen,
gevoelens en het menselijk tekort.
Gilliams is geen veelschrijver,
integendeel, hij werkt langzaam en
zorgvuldig. Aan beide genoemde boeken
heeft hij ongeveer vijfjaar gewerkt. En
nog zijn ze niet „voltooid”. Voor een
herdruk verschijnt,'gaat hij de tekst
herzien. Hij vindt betere woorden, heeft er
ook minder nodig dan eerst, om zijn
gevoelens zo doeltreffend mogelijk weer
te geven. „Een kort eindje volzin, waar
tientallen van hevig verlangende
levensjaren in smeulen: het is alles wat ik
overhoud”, schreef hij. Het
merkwaardige gevolg is dat een en
hetzelfde boek steeds moderner aandoet,
naarmate de schrijver ouder wordt.
Heel het werk van Gilliams is een
onafgebroken poging zichzelf te leren
kennen. Hij zoekt herkomst, werking en
betekenis van eigen gewaarwordingen en
gevoelens, probeert het verband te vinden
met zijn kunst, met de buitenwereld en de
maatschappij. Het is geen luidruchtige
bekentenisliteratuur, maar een
levenslange filosofische belijdenis.
Daarom ook is zijn voortdurend werken
aan dezelfde teksten niet zomaar
perfectionisme. Het is een noodzakelijk
element van zijn streven naar
zelfverwerkelijking, dat niet zonder
zelfpijniging is. Zelf schreef hij: „Ik doe
wat ik kan doch ik beproef iets beters te
bereiken. Alle pogen naar de perfectie
bevat een som van onuitgevoerde
wanhoopsdaden.” Niet alleen zichzelf
Zo pratend is Henk van Ulsen al
gauw zo in vervoering, dat het er
alles van heeft of hij voor de
eerste maal met dit toneelstuk
bezig is.
„Het blijft fascinerend. De
belevenissen van die man overdag
op kantoor.en dan ’s avonds
die omkering thuis, in zijn
dagboek. Het is een man die aan
zijn waan een zin geefthet
lijkt een woordspeling... en
daardoor ontstaat de waanzin.
meer. De enige naam die in het
stuk gebruikt wordt, is die van de
vrouw Sofie, die de gek in stilte
aanbidt. Wat voorheen
huishoudster heette, wordt nu
hospita genoemd. De gek zou een
mannetje kunnen zijn dat op het
GAK werkt.”
heeft hij „ontleed”. Ook in het werk van
aan hem verwante schrijvers en schilders
heeft hij nagespeurd wat hij noemde „het
mysterie waar de kunstenaar door
geadeld wordt, nl. de drift die hem vervult
om de enig juiste uitdrukking voor een
enig juiste gewaarwording te verwerven.”
De betreffende essaybundel heeft de
veelzeggende titel „Het werk der
leerjaren”.
Tot tweemaal toe heeft hij zijn kleine
oeuvre natuurlijk na nauwkeurige
selectie ondergebracht in „verzameld
werk” onder de titel „Vita brevis” (het
leven is kort). Bij de tweede uitgave was
hij al bijna tachtig jaar! Klinkt er spijt in
door? Of hij zeggen wil: De mens leeft te
kort om het leven te begrijpen? Of rekent
ook oren aan zijn hoofd. In het
programmaboekje heb ik het over
non-verbale indicatie. Maar dat is
geschreven toen we eigenlijk nog
aan het karwei moesten beginnen.
Nou, dat heeft wel anders
uitgepakt hoor. Leon Koning zegt
wat hij vindt en dat doen alle
andere medewerkers ook. Ik heb
eigenlijk voortdurend publiek.”
Geestdriftig is Van Ulsen over de
manier van werken van Leon
Koning: „De manier waarop hij
me allerlei dingen liet doen. We
werken met toneelelementen,
zware plastische dingen. Daar liet
hij me mee rondsjouwen, terwijl
ik ook met de tekst bezig moest
zijn. Die werd daardoor helemaal
ondergeschikt. Ik liep dan te
puffen, te hijgen. Het bracht me
wèl aan het twijfelen hoor.nu
heb ik het gevoel dat dit vele
stappen verder is dan de tweede
versie. Met de eerste versie heeft
het nu helemaal niets meer te
maken”.
Die waren voor de auteur blijkbaar niet in
andere talen over te brengen. Juist door
die oorspronkelijk Afrikaanse woorden in
het boek van Achebe wordt benadrukt
hoezeer Achebe, hoewel hij de Westerse
beschaving en de Engelse taal als
wezenlijk bestanddeel van zijn leven heeft
aanvaard, behoort tot het volk dat al sinds
mensenheugenis het Afrikaanse continent
heeft bewoond.
Henk van Ulsen gaat wéér Het
Dagboek van een Gek spelen.
Eerste gedachte ligt in de
richting van een oud succes
terughalen.
Henk van Ulsen: „Nadat ik de
eerste versie had uitgespeeld, wist
ik dat er nog een zou komen. Ik
voelde dat er meer in zat, dan dat
mannetje, uitgebeeld op die
naturalistische manier. Ik begon
er tijdens de voorstellingenreeks
eigenlijk al wat uit te groeien.
Toen ik jaren later de tweede
versie achter me had, kreeg ik
opnieuw het gevoel dat het nog
niet afgelopen zou zijn. Er zijn van
die rollen waar ik node afscheid
van neem. Mijn rol als kater in De
Wijze Kater van Heijermans is
daar een voorbeeld van. Puck in
de Midzomemachtsdroom ook.
Dan heb ik het behoorlijk moeilijk
bij de laatste voorstelling.
Toen ik de tweede gek achter de
rug had dacht ik: laat me nou
eerst maar eens tien jaar ouder
worden en dan de zaak opnieuw
bekijken. Maar ik wist het
plotseling toen ik het ballet Adagio
Hammerklavier van Hans van
Manen zag. Een prachtig ballet op
een heel langzaam gespeeld
adagio uit een sonate van
Beethoven. Daar komen drie
paren in voor in een grote ruimte,
waarin ze bewegen, elkaar
aankijken en weer verder dansen.
Daar zijn momenten in aanwezig,
als mensen van verschillende
koppels elkaar aankijken, dat ik
het er benauwd van kréég. Steeds
dacht ik: nu zeggen ze het
nümaar er gebeurde niets.
Het bleef louter bij beweging. Dat
Zo’n drie maanden is Van Ulsen
nu bezig en hij gebruikt een geheel
nieuwe tekst. Een adaptie die is
samengesteld uit verschillende
vertalingen uit het Engels, Duits
en ook Frans.
„Ik heb ook nog aantekeningen
bewaard van de allereerste keer
dat ik de gek speelde. Van een uit
Rusland afkomstige vrouw, die
mij precies leerde hoe ik de
Russische woorden moest
■uitspreken. Een schat van een
mens. Ik kreeg altijd borsjt van
haar, een Russische bietensoep,
héérlijk. Als ik die aantekeningen
weer lees, nee, het wordt nu toch
heel anders.”
Veert op, zegt zacht: „De erotiek.
De erotiek in het dagboek, die
krijgt nu ook veel meer aandacht.
Als dat mannetje Sofia
voorschildert, met haar ragfijne
dunne kleren en dan uitroept:
schdnde, schdndedat gebeurt
niet meer zo huichelachtig
christelijk. Met meer humor, zou
je kunnen zeggen. Ik zou willen
zeggen: het is een man die weet
wat een natte droom is. Het is
lichamelijker geworden. Hij
draagt nu geen nauwsluitend
kostuum meer, maar een broek
met wijde zakken erin, zodat hij
zijn handen erin kan doen, en dan
zijn lichaam kan voelen. Dat kón
in 1965 niet, dat bestónd toen
gewoon niet.
Geen regisseur, maar een
choreograaf. Dus niet iemand die
zich met de tekstregie bezighoudt.
Is dat niet wat angstig? „Soms
wel. Maar een choreograaf heeft
In steeds groteren getale komen boeken
op de Nederlandse markt. Uitgeverij
Corrie Zelen in Maasbree levert in deze
indrukwekkende opmars een aandeel
door de Afrikaanse Bibliotheek uit te
brengen, een serie werken van Afrikaanse
auteurs onder redactie van Jan Kees van
de Werk, publicist over literatuur uit
Afrika.
Def
van(
nu. 1
veel
met
hij:
maa
niet:
Frar
nooi
rege
had
op h
verr
veer
beh<
Inm
verk
netti
vers
blijv
kom
Maa
nog
hem
zeke
opd<
onts
wee!
gevi
tuss
Nier
voor
zijn
aanc
best
indr
zjjn.
zone
vis e
dun
Mar
ind<
dati
Ope
hij e
schr
kwa
verti
zaak
Vad
mee
is da
vero
stro:
voer
gul<
is.
puk
datl
Mar
jaar
hom
■is de
afsc
wat
als e
wijt
durf
den
Twee jaar geleden begon uitgeverij CZ
met „Een wereld valt uiteen”, een roman
over de confrontatie van het leven in de
stam met het christendom en de Westerse
beschaving. Deze is geschreven in de
Engelse taal door de bekendste schrijver
van Nigeria, Chinua Achebe. Opvallend in
deze roman is dat de oorspronkelijke
versie en daarmee ook de Nederlandse
vertaling zijn voorzien van een groot
aantal Afrikaanse uitdrukkingen.
Het is een proces waarvan hij zich
ook zeker bewust is. Met grote
helderheid en luciditeit weet hij:
Ik ga naar de knoppen.”
Het laatste boek dat in deze Afrikaanse
bibliotheek van Corrie Zelen is
uitgekomen (de tussenliggende twee,
„Slechts een korrel graan” van Ngugi wa
Thiong’o (Kenia) en „De blik van de
koning” van Camara Laye (Guinee) zijn al
eerder in deze rubriek besproken) is
geschreven door Alioum Fantouré uit
Guinee.
hij op duurzaamheid van zijn artistieke
arbeid? De titel is immers maar één deel
van de Latijnse spreuk „Ars longa, vita
brevis”: de kunst duur lang, het leven is
kort.
De toekenning van een belangrijke
literaire prijs brengt altijd media en
uitgeverijen in hefrgeweer, ook nu het een
zo weinig op de voorgrond tredende man
als Gilliams betreft. Maar zelfs in dit geval
lijkt het of verborgenheid bij zijn wezen
hoort.
De TV-fihn „Het gedroomde boek”, die de
NOS uitzond op 4 oktober was minder,
zoals aangekondigd, gebaseerd op „Elias”
dan op „Winter te Antwerpen”. Het was
een reeks sfeervolle plaatjes, vooral
begrijpelijk en invoelbaar voor wie het
werk al kent en daardoor eigenlijk
overbodig, ja zelfs hinderlijk voor wie
eigen visuele voorstellingen heeft bij het
lezen van de boeken.
Bij uitgever Gottmer komt nog dit jaar uit
een „Portrettenalbum” met foto’s van
Gilliams en reprodukties van een paar
van zijn schilderijen (prijs 52,50). Het is
te hopen dat het ook buiten de kring van
ingewijden en bewonderaars aftrek vindt.
De uitgeverij Meulenhoff heeft voor dit
najaar een herdruk in één toand
aangekondigd van Elias of het gevecht
met de nachtegalen en Winter te
Antwerpen. Ik ben benieuwd of Gilliams
de tekst opnieuw verfijnd heeft.
Na de prijsuitreiking in het Paleis op de
Dam op 4 oktober vond in het
Amsterdams Historisch Museum een
informele plechtigheid plaats. De
stichting Taal en Teken presenteerde een
bibliofiele uitgave (alweer!) van enkele
gedichten van Gilliams en drie portretten
gemaakt door Paul Citroen, met een
inleiding door Pierre H. Dubois. Het is een
losbladige, zeer fraai verzorgde uitgave in
maar 175 exemplaren. Waar vinden we die
ooit nog terug? Bij de feestelijke
presentatie was ook Gilliams aanwezig.
Het geroezemoes van de artistieke
incrowd leek hem te amuseren. Maar hij
zat wel opzij in de zaal, zoals hij een leven
lang terzijde van de literaire drukte
gewerkt heeft aan een uniek oeuvre.
Ook dit boek houdt zich in hoofdzaak
bezig met de overgangsperiode waarin het
Afrikaanse continent zich deze eeuw
bevindt, maar met een ander facet
hiervan, namelijk het onafhankelijk
worden van de staten. Fantouré beschrijft
hoe een meedogenloze manipulator een
volk dat zijn onafhankelijkheid tegemoet
gaat in zijn macht krijgt. Macht en geweld
op kleine en grote schaal staan centraal in
het boek van deze Guinese auteur, dat uit
het Frans is vertaald.
Daarom staat dit werk heel wat dichterbij
onze begrippen van de samenleving dan
het veel meer op het stammenleven
gerichte boek van Achebe. Helaas is het
daarom ook minder spannend, want voor
een groot deel is hetgeen de Guinese
auteur beschrijft bekend van andere
voorbeelden. Het werk is wel dramatisch,
maar minder typisch-Afrikaans.
Achebe beschrijft het stammenleven van
binnenuit zonder sentimenten, zonder
verfraaiing maar met de nodige
hartstochten en het toch wat afstandelijk
begrip dat noodzakelijk is om deze tot de
verleden tijd behorende
samenlevingsvorm te kunnen begrijpen.
Daarmee schrijft Achebe in zekere zin
geschiedenis. Wat hij vertelt is waar,
hoewel de tijd en feiten niet direct aan het
geschiedenisboekje zijn ontleend.
Achebe’s vertelling karakteriseert Afrika
op de breukliin: het eind van de
stammentijd^n het begin van een
onbekende, maar door sommigen toch
verwelkomde nieuwe periode.
overgaan van beweging in het
verbale, daar dacht ik toen aan.
Wat ik nu wil is vanuit de
verbaliteit tot beweging komen. Ik
had er Hans van Manen voor
willen vragen; ik heb het niet
gedaan. Ik heb er met Rudi van
Dantzig over gesproken en hij
bracht me in contact met Leon
Koning, choreograaf en danser
van het Nationale Ballet. Nee, nee,
ik ga niet dansen, zeker niet,
uiteraard niet. Mascha ter Weeme
heeft eens een uitspraak gedaan
waar ik haar nog steeds dankbaar
voor ben. Toen ik tegen het eind
van de jaren veertig op de
Toneelschool zat, trainde ik daar
heel veel extra. Ik zei op een keer
tegen Mascha: Ik wil gaan dansen.
En botweg zei ze toen: Niet doen.
Je bent te laat en bovendien, het is
jouw wereld niet.”
De derde versie van Het Dagboek
zal meer dan de tweede een
samenspel zijn tussen tekst en
beweging. Henk van Ulsen: „Ik
zoek steeds verband tussen taal en
belangrijk dan de mijmeringen en
fantasieën van Elias. De droomwereld
waarin hij vlucht is niet liefelijk, maar een
waarin hij zich kwelt met moedwillig
opgeroepen angst en pijn. Zelf weet hij
dat het verkeerd is, hij spreekt van zijn
„geheime zonde”. Op een uiterst
indringende manier weet Gilliams
werkelijkheid en fantasie in elkaar te
laten opgaan. Gilliams schreef dit boek
toen hij in de dertig jaar was. Ongeveer
twintig jaar later ging hij werken aan een
soort vervolg, „Winter te Antwerpen”,
waarin weer Elias de ikpersoon is, maar
nu als een man van ruim dertig jaar.
Wanneer we bedenken dat Elias een
afspiegeling is van de schrijver zelf, lijkt
het of Gilliams telkens een filter van zo’n
twintig jaar levenservaring nodig had om
zijn herinneringen te zuiveren, voordat hij
ze kon opschrijven.
De Elias uit „Winter te Antwerpen” is aan
het begin van het boek pas uit het
ziekenhuis ontslagen. Hij dwaalt door
Antwerpen en dat roept voor hem beelden
op van vroegere wandelingen met zijn
vader en van diens wanhopig verzwegen
verdriet om de dood van zijn moeder. Er
„Een wereld valt uiteen” door Chinua Achebe.
uitgegeven door Corrie Zelen, Maasbree, pril8
f 23,50. „Tussen de keerkringen” door Alioum
Fantouré, bij dezelfde uitgeverij, prijs f 32,90.
Br