II
VOEGSEL
DAGS
IUR
ZAT
nde
NIET SCHADELIJK
few
'O
door Weert Schenk
Met twee streken van het mes zijn de ingewanden uit de paling.
De darmen blijven op de tafel achter; de paling verdwijnt in een
plastic bak met roodachtig water. Beheerst en geroutineerd
verzorgt Ab Tot op het achterdek van zijn schip de vangst.
Dan stopt hl] even. Hij pakt zijn stijf van het vet staande
schipperspet van zijn getaande kop en haalt er een pakje
sigaretten uit te voorschijn. Na behoedzaam een sigaret te
hebben aangestoken, zegt de Helderse palingvisser: „Vrijdag
had je moeten komen. Toen had ik wel twintig van die
wrattenkoningen”.
Want niet alleen de paling vertoont vaak merkwaardige
ziekteverschijnselen. Ook onder schar, schol, tong, bot,
kabeljauw, gul, wijting en haring heersen ziekten: gezwellen,
zweren, rode plekken, blootliggende hersens en andere
narigheid.
Spreekt de palingvisser de waarheid? Zou hij zich niet later laten
ontvallen: „Ik moet uitkijken met jou. Zometeen eet er niemand
nog paling”. Zijn visserslui wel te vertrouwen als het om zieke
vis gaat? Het is een gevoelige materie. Hun bestaan staat op het
spel.
De wratten hadden soms wel de grootte van een stuiter, duidt
Tot aan. De meeste zieke paling trapt hij dood, „om te
voorkomen dat het nageslacht ook de bloemkoolziekte krijgt”.
Hoewel, geeft hij toe, een lekker vet exemplaar wil er nog wel
eens tussendoor glippen.
Vergroeide wervelkolom
T emperatuurverhoging
Zieke vis op uit Duitsland afkomstige foto’s blijkt door de meeste vissers te
worden herkend. De commentaren bij de visafslag van Den Helder verschillen
echter. Slechts de heer Anker van het Productschap voor Vis weet van niets.
Naar zijn beste weten wordt in Nieuwediep geen verminkte vis aangevoerd.
Diverse vissers meiden echter dat ze die dikwijls onder in de kist stoppen:
„Iedereen doet ’t”.
In de afslag zien de vissen in de kisten er zo op het oog alle erg gezond uit. Om
van te smullen. Bij de ingang vreten jonge zilvermeeuwen gretig van
weggegooide schollekoppen. Even verder hangt bij de HD 202 een vissersman
op het stuur van zijn fiets. Hij is klaar om naar huis te gaan.
Twintig wrattenpalingen is geen record voor Tot. De vangst was
slecht, ’t Is geen weer: te warm en geen wind. Maar vangt hij over
het geheel meer zieke paling dan vroeger? Tot: „Zolang als ik
vis, zijn er wrattenkoningen. Ik geloof niet dat het met vervuiling
te maken heeft”.
Eerlijke zaak
Voorzichtig
1
Gevaar voor vis
zit in pesticiden
t Afrika
aanse
Een „wrattenkoning"
WELINC
i
itoch
joeken
erij
ideze
ideel
it te
rikaanse
ees van
uit
ven van
inder
indelijk
;e tot de
Aal met gezwellen, schar met rotte
plekken, kabeljauw met een open kop,
zijn het dramatische
waarschuw ingssignalen van de natuur?
De wetenschap weet het nog niet. Er
bestaan wel vermoedens. Zo heeft de
Duitse bioloog Volkert Dethlefsen
onlangs de resultaten van een onderzoek
van schar in de Duitse Bocht bekend
gemaakt. Schar leent zich goed voor een
dergelijke studie, omdat de vis lange tijd
op dezelfde plaats blijft.
Uit een inspectie van meer dan 100.000
scharren gedurende ruim twee jaar bleek
dat twee tot zeseneenhalf procent
verminkt is. In geen ander deel van de
Noordzee zijn vergelijkbare percentages
geconstateerd. Dethlefsen legt een
verband met de enorme lozingen van
titaandioxydeafval, de dumping van
rioolslib en de uitstroming van de Elbe en
de Weser.
De Duitse Bocht is een tamelijk stille
hoek. Een vergelijking dringt zich op met
de baai van New York waar de ook al
smerige rivier Hddson in uitkomt. In 1976
daalde het zuurstofgehalte in sommige
gedeelten van deze baai tot nul. Veel leven
in het water stierf.
De ramp ging gepaard met een stijgend
aantal visziekten, vooral gezwellen en
vinrot heersten. In deze dode hoek van de
Atlantische Oceaan werden ook grote
hoeveelheden titaandioxydeafval en
rioolslib gedumpt. Staat de Duitse Bocht
een zelfde catastrofe te wachten als de
baai van New York?
In de rest van de Noordzee krijgt het
rioolslib, dat vaak zware metalen bevat,
geen kans om zich op de bodem te
nestelen. Net als de geloosde chemicaliën
wordt het snel verspreid. Onderzoek van
het Rijksinstituut voor Visserij-onderzoek
(RiVo) heeft aangetoond dat de gevolgen
niet uitblijven.
kilo vis per jaar. Dat kan geen kwaad.
Toch raadt hij aan vooral voorzichtig te
zijn met vette vis als paling. De Groot
vindt de consumptie van lever van
kabeljauw of schelvis al zeker niet zonder
risico.
Zijn collega Hagel zegt zich ernstig zorgen
te maken. Straks is ook de haring aan de
beurt, vreest hij. „De zee fungeert als
vergaarbak van deze gevaarlijke stoffen,
zonder dat ze door afbraak onschadelijk
worden gemaakt. Het in het zeemilieu
voorkomen van pesticiden als dieldrin,
DDT en HCB en de PCB’s leiden er toe
dat de visprodukten op den duur
ongeschikt worden voor menselijke
consumptie.”
Hagel windt zich op: „Het
ongecontroleerd produceren van
allerhande niet afbreekbare
milieuvreemde stoffen, zoals nu gebeurt,
betekent het einde van de visserij. Eerst
worden de visserijprodukten oneetbaar.
Later verdwijnen de vissen.” Er is naar
zijn mening maar één alternatief: de
produktie van die gevaarlijke stoffen
verbieden. Zo snel mogelijk.
De onderdirecteur van het RiVo maant tot
spoed: „The point of no return is bijna
bereikt. Het zal dan toch al vele tientallen
jaren duren alvorens de toestand van de
zee beter wordt, want het grootste
gedeelte van het spul heeft de zee nog niet
bereikt.”
Het is opvallend dat de twee over het
algemeen nuchtere wetenschappers met
zoveel emoties over de gevaren van PCB’s
spreken. „De politici maken zich druk
over de fosfaten en de olie in zee. Maar
daar gaat het niet om. Dat kan de zee aan.
Die PCB’s en die pesticiden moeten
worden aangepakt.”
De Groot, bijtend: „Er zijn prachtige
verdragen gemaakt om te voorkomen dat
allerlei gevaarlijke stoffen in zee komen.
Maar het maakt voor de vis geen donder
uit als de zee op een andere manier nog
veel ernstiger wordt verontreinigd. Of-ié
nou met een hamer of een rotsblok wordt
doodgeslagen... ja, zo is het toch?”
ryCZ
i roman
linde
Westerse
ide
•hrijver
'allendin
ijke
indse
oot
ir niet in
st door
■orden in
drukt
jsterse
ven heeft
t al sinds
continent
chterbij
ngdan
sn
is het
int voor
ese
ere
natisch,
Achebe,
»e, prijs
Alioutn
f32,90.
De foto’s verbazen hem niet. „Dat soort
vangen we wel eens. Vroeger meer dan
nu. Die vis gaat over de muur, want ze zijn
veel te mager.” De ziekten hebben niets
met de zeeverontreining te maken, denkt
hij: „Vervuiling? Nou, vertel mij dan
maar eens waar. Op zee merken we er
niets van.”
Frans Kraak ziet naar zijn zeggen ook
nooit iets van vervuiling op zee. Hij komt
regelmatig in de Duitse Bocht. Dit jaar
had hy plotseling wel grote tong en tarbot
op het dek gekregen. Dood en al half
verrot. Het waren vrij grote aantallen:
veertig, vijftig per trek. Kraak was
behooriyk geschrokken.
Inmiddels heeft hy een aanvaardbare
verklaring: de vis was afkomstig uit
netten die vissers tydens slecht weer
verspeeld hebben. Die spooknetten
bhjven doorvissen, eeuwig. De vis die er in
komt, gaat dood en verteert.
Maar zieke vis als op de foto’s heeft Kraak
nog nooit gezien. Zijn schoonzoon, die by
hem vist, wél. Maar Kraak weet met
zekerheid te vertellen dat die vis
opdonders heeft gehad bij een
ontsnapping uit andere netten. „Als er de
week tevoren honderd schepen hebben
gevist, kan je nagaan dat er wat rot spul
tussen zit.”
Niemand zal Kraak of de andere vissers
voor leugenaar durven uitmaken. Vaak
zijn ze te goeder trouw, omdat ze geen
aandacht aan de zieke exemplaren
besteden. Anderzijds wekken ze wel de
indruk zich gekker voor te doen dan ze
zijn. Bang voor negatieve verhalen,
zonder te beseffen dat de kwaliteit van de
vis er niet by gebaat is als zij geen alarm
durven slaan.
natuurlyke ziekten onder vis wel
aanwakkeren. Koelwaterlozingen,
by voorbeeld, verhogen de temperatuur
van het water. Dat trekt vis aan. Normaal
is 500 kilogram vis per hectare, maar in
dat soort gebieden kan het oplopen tot
17.000 kg.
De kans op een epidemie is daar dan ook
veel groter. By de Flevocentrale komen
daarom vele malen meer vinrot en andere
kwalen voor dan elders. Hetzelfde geldt
voor viskwekerijen, waar veel vis bijeen
is. De kwekers houden rekening met een
visziekte-explosie, zo eens in de vijfjaar.
Het vreemde is dat ook zo 'eenmaal in de
vyf jaar de bliksem slaat in de koolvis
langs de Noorse kust. Dat is dus gewoon
de natuur.
grijpen.
•ezin
tar,
taan het
De biologen letten op de vergroeiingen
van de wervelkolom van de haring. Het
leidde tot de conclusie dat er mogelyk een
relatie bestaat tussen het percentage
geconstateerde afwijkingen in een deel
van de Noordzee en de vervuilingsgraad.
In de zuidelijke Noordzee werden de
meeste vergroeide wervelkolommen
aangetroffen: vier tot acht procent van de
haring.
„De verontreiniging moet haast wel effect
hebben op het leven in zee. Er zijn
signalen die daarop wijzen. Het is ook
onwaarschijnlijk dat het geen effect heeft.
Maar er zyn geen keiharde bewijzen.”
Onderdirecteur P. Hagel van het RiVo,
van huis uit chemicus, en bioloog S. J. de
Groot zyn echte wetenschappers: niets is
zeker, er is altijd een maar, een andere
kant.
De twee heren, die zonder enige
terughouding commentaar geven, vinden
dat gewacht moet worden op een
internationale werkgroep die reeds twee
jaar bezig is een studie naar de effecten
van de zeeverontreiniging op het leven in
zee.
„Een moeilijke klus”, zegt De Groot, „men
moet heel voorzichtig zyn om de
vervuiling overal de schuld van te geven.
Vis kan tenslotte ook gewoon ziek
worden. Een infectie kan ontstaan als de
vis zich beschadigt aan een scherp
voorwerp op de bodem. Vooral bot is snel
besmet. Maar er kan ook een epidemie
losbarsten, zoals by ons pokken. Vis heeft
geen medicijnen; die moet er zelf bovenop
komen.”
Een bepaald soort verontreiniging kan de
De Groot: „Kortom, ziekten door
vervuiling is heel goed mogelyk, maar is
niet altyd het geval. Dat maakt het voor
ons zo lastig. Maar zweren en wratten zyn
weliswaar onsmakelijk, maar niet
schadelijk voor de gezondheid. Ze
verlagen alleen de marktwaarde van de
vis.”
Dan ongewoon fel: „Was het maar zo dat
de vis die is aangetast met PCB en
pesticiden er zo uitzag. Want daar moeten
we het over hebben. PCB en bepaalde
soorten landbouwgif vervuilen de zee
sluipend. Die maken dat de vis oneetbaar
wordt.”
PCB staat voor polychloorbifenylen en
behoort tot de groep van de moeilijk
afbreekbare chloorkoolwaterstoffen.
Vanwege de kwaliteiten gebruikt de
industrie, met name de fabrikanten van
Martinus Bais: „Het is veel
erger dan vroeger"
Bioloog S. J. de Groot en
onderdirecteur P. Hagel
(rechts) van het Rijksinstituut
voor Visserij-onderzoek.
vee,
jugiwa
de
e) zyn al
lis
éuit
Martinus Bais, een jonge vissersman van
in de twintig, is een van de weinigen die
dat wel degelijk in de gaten heeft.
Openhartig vertelt hy over de zieke vis die
hij en zyn vader aan dek halen. Zyn enige
schroom is dat andere visserslui het hem
kwalijk zullen nemen. Zyn vader: „Mart,
vertel maar gerust. Het is een eerlijke
zaak.”
Vader en zoon Bais vissen met hun HD 94
meestal onder de Helderse kust. Het water
is daar sterk vervuild als gevolg van de
verontreiniging van de Rijn, die de
stroming tot voorbij de Waddeneilanden
voert. Het is Martinus opgevallen dat de
gul er de laatste tijd nogal slecht aan toe
is. „Bij het opensnijden zie je het meteen:
pukkels en andere rottigheid. Zeg maar
dat tien van de honderd gul is aangetast.”
Martinus heeft het idee dat zieke bot dit
jaar minder voorkomt. Drie op de
honderd is niet in orde, schat hy. „Die bot
■is dan zo verschrikkelijk mager,
afschuwelyk.” Van één vangst heeft hy
wat opzij gelegd: kabeljauw die er uitziet
als een harmonika, schar met plekken en
wijting zo dun als een vloeipapiertje. „Ik
durf gerust te zeggen dat dit veel vaker in
de netten komt dan vroeger.”
jaak
aarin het
uw
t
Uk
eschrijft
or een
‘gemoet
i geweld
ntraalin
r, dat uit
elektrische apparaten, de PCB’s op grote
schaal.
De PCB’s komen op een gegeven moment
als afvalstof in de natuur terecht en dus in
zee. Hetzelfde verhaal geldt voor de
landbouwbestrydingsmiddelen en zware
metalen. Mosselen op de Waddenzee,
by voorbeeld, die dagelijks vele liters
water door zich laten stromen, pakken de
vuiligheid op. Zo komt de vervuiling in de
voedselketen. Eenmaal in de voedselketen
lost het goedje zich op in het vetweefsel en
wordt pas gevaarlijk wanneer het vet
wordt aangesproken, vooral ten tijde van
ziekte.
Het is duidelijk dat hoog in de
voedselketen de concentraties PCB’s
steeds groter worden. Het is volgens de
deskundigen heel moeilyk te bewyzen dat
het de oorzaak is van een eventuele dood
van een vogel of zeehond. Op z’n minst
mag worden gezegd dat de chemicaliën
hen op den duur toch wel verzwakken.
Palingvisser Ab Tot: „Ik had vrijdag wel
twintig van die wrattenkoningen
Volgens bioloog De Groot van het RiVo
kunnen mensen nog zonder gevaar vis
Vinrot