Nobelprijs natuurkunde voor theorie over de oerknal ZATERDAGS Bi jVOEGSEL HEELAL 20 door Chriet Titulaer door Chriet Titulaer Atomen bekijken Het raadsel van de ringen De manen van saturnus Passage al begonnen Andere ruimtevaartuigen Nobelprijs Het onbemande ruimtevaartuig Voyager-1 zal op woensdag 12 november de planeet Saturnus passeren. Tijdens die scheervlucht is de afstand tot het wolkendek van de planeet met de ringen 124.200 kilometer. Dit lijkt niet zo erg weinig, maar het is een peuleschilletje vergeleken bij de 1,5 miljard kilometer die Saturnus dan scheidt van de planeet Aarde. De spectaculaire foto's die de Voyager-1 in 1979 maakte van Jupiter, hebben tot hooggespannen verwachtingen over deze Saturnuspassage geleid. De toekenning van de Nobelprijs voor de natuurkunde in 1980 aan James W. Cronin en Val L. Fitch zal Nobel weinig vreugdevol stemmen. Nobel was een van de zeer weinigen die een echte hekel hadden aan astronomen en aan de astronomie. Er is door hem dan ook zeer bewust gekozen voor het niet instellen van een Nobelprijs voor de sterrenkunde. De oerknal Specialisten 0 u. G. nis, lan, Opnamen voor Teleac voor een model op ware grootte van de Voyager. lag ter- jur JSt, lur .00 ds. 82, net v James W. Cronin i- Val. L. Fitch f- Voyager 1 nadert Saturnus ■ir Op 17 september 1980, acht weken voor de passage, maakte de Voyager 1 op 76 miljoen kilometer afstand deze fraaie opname van Saturnus. za- on der De planeet Saturnus draait op een afstand van 1426 miljoen kilometer om de zon. De aarde draait op 150 miljoen kilometer afstand om de zon. Dit betekent dat de afstand tussen ons en Saturnus altijd schommelt tussen de 1376 en 1576 miljoen kilometer. Saturnus is een planeet die vooral bekend is om de ringen. Deze ringen zijn al door een kleine telescoop te zien. De Italiaanse astronoom G. Cassini merkte in 1675 als eerste op dat er meer dan één ring te onderscheiden was. Tussen de twee goed zichtbare ringen zag hij een donkere band, die naar hem werd genoemd: de Cassini-verdeling. Intussen zijn er meerdere ringen ontdekt, de C- en de D-ring en zelfs een E- en F-ring, die allemaal lichtzwakker zijn en daarom moeilijker te zien. Met een kleine amateurkijker kan men echter al twee ringen onderscheiden en zelfs met een goede verrekijker die op een statief staat, is het mogelijk de Cassini-verdeling te zien. Wat wij van Saturnus zien is de zichtbare buitenkant van een zeer dicht wolkendek. Het is overigens de vraag of er onder dat wolkendek wel een vaste kern zit. Het is heel opmerkelijk dat het soortelijk gewicht van de planeet Saturnus slechts 0,7 is, dat wil zeggen dat Saturnus op water zou blijven drijven als we een gigantische oceaan hadden waar wij de planeet in konden leggen. Die oceaan moet dan wel erg groot zijn, want de middellijn van Saturnus aan de evenaar is 120.000 kilometer, dat is berekend tot aan de buitenkant van het wolkendek. Als wij de ringen van Saturnus mee gaan rekenen is de planeet ruim twee keer zo groot. Het Voyager- ruimtevaartuig passeert net buiten de heldere ringen, maar het gaat door een gebied waar zich misschien nog zwakke ringen bevinden. Lange tijd was Saturnus de enige planeet waarbij ringen waren aangetoond. Die ringen waren blijkbaar zo typerend dat wij ze toch in alle mogelijke tekeningen zouden ontmoeten. Er bestaat welhaast geen enkele In grote lijnen is de bouw van de materie bekend. We weten dat het atoom de bouwsteen is van de materie. Er zijn inmiddels iets meer dan honderd ver schillende atomen bekend, daarom zijn er iets meer dan honderd elementen. De atomen blijken allemaal opgebouwd te Wiskundig is wel aan te tonen dat het niet mogelijk is om binnen een bepaalde afstand van een planeet een maantje te handhaven. De afstand waarbinnen dat niet kan is berekend door de Franse wiskundige E. Roche en wordt naar hem de Roche-limiet genoemd. Voor Saturnus ligt die Roche-limiet op ongeveer 2,5 keer de straal van de planeet en inderdaad, de Satumus-ringen liggen hier keurig binnen. fantasietekening uit de sterrenwereld waar geen bolletje met ringen in voorkomt. Achteraf gezien is dat helemaal niet zo gek, want er zijn inmiddels ook bij Uranus en Jupiter ringenstelsels ontdekt. De ringen bij Jupiter werden ontdekt door hetzelfde ruimtevaartuig dat nu op weg is naar Saturnus, de Voyager-1 en het op dezelfde koers liggende zusterschip Voyager-2. Ringen om een planeet moeten we ook niet voorstellen als de ringen die wij om een vinger dragen. In feite bestaan de ringen uit kleine brokken steen, ijs en gruis, die allemaal in een baan om de planeet draaien. Samen geven die miljarden brokstukjes het beeld van een ring. Een interessante theorie zegt dat zulke ringen vroeger een maantje zijn geweest, doch dat dat maantje door de getijdenwerking, het steeds vervormd worden door een eb- en vloedbeweging, is verbrijzeld. Op het ogenblik zijn er officieel tien manen van Saturnus bekend, althans tien manen hebben een naam gekregen. In werkelijkheid zijn er minimaal elf bekend, omdat er bij de maan Dione nog twee satellieten, die Dione A en B worden genoemd, op ongeveer dezelfde afstand van Saturnus zijn ontdekt. Bovendien wordt het bestaan van maan nummer tien, Janus, in twijfel getrokken. Janus is ontdekt door de Franse astronoom Dollfus in 1966, maar helaas is het bestaan ervan nooit werkelijk bevestigd door andere astronomen. Toen er werd getracht om Janus opnieuw te gemaakt, zo gedetailleerd zijn dat een aantal individuele deeltjes in de ringen te zien zullen zijn. Men hoopt ook dat uit de Voyager-foto’s de dikte van de ringen gewoon gemeten kan worden. worden is het mogelijk verder in het wezen van de materie door te dringen. fotograferen werd er echter wel een nieuwe maan gevonden. De Voyager-1 zal op dit punt duidelijkheid gaan opleveren. Het is erg waarschijnlijk dat er op de Voyager-opnamen ook weer nieuwe Saturnus-manen worden ontdekt. Het probleem met al die satellieten van planeten is dat ze vaak te klein zijn om vanaf de aarde gezien te worden. Als je met een ruimtevaartuig van dichtbij gaat kijken, zie je natuurlijk kleinere satellieten en zo worden de ontdekkingen gedaan. De Voyager-1 zal niet alleen de planeet Saturnus van dichtbij bekijken, maar ook een aantal manen onder de loep nemen. Zo zullen er op de dag van de passage, op 12 november, foto’s worden gemaakt van de manen Tethys, Mimas, Enceladus en Dione. Eén dag eerder is het ruimtevaartuig al langs de maan Titan gevlogen. Titan wordt gepasseerd op een kers hebben zich beziggehouden met het zoeken naar (het ontstaan van) een be paald soort elementaire deeltjes. Cronin en Fitch zijn in de eerste plaats fysici. Hun experimentele werk, dat al 15 jaar geleden werd uitgevoerd, is thans van veel belang voor de astronomie. De moti vatie om hun metingen uit te voeren was echter een puur fysische, geen astrono mische. afstand van slechts 4000 km (het maantje zelfheeft een straal van 2916 km). Titan is meteen de meest interessante maan van de planeet Saturnus. In beschouwingen over de mogelijkheid van leven in het heelal wordt Titan vaak genoemd. Op Titan worden wolken waargenomen die donkerrood van kleur zijn en die mogelijk veel organisch materiaal bevatten. De Amerikaanse astronoom Carl Sagan heeft een model gemaakt voor de atmosfeer van Titan. In dat model is er een oceaan van vloeibare methaan en ammoniak, dat is een ideale omgeving voor de vorming van aminozuren. Aminozuren zijn op hun beurt de bouwstenen voor alle levensvormen die wij kennen. Het zou best kunnen zijn dat Titan zich nu in de fase bevindt waarin de aarde 4 miljard jaar geleden verkeerde, de fase waarin de meest primitieve levensvormen ontstaan. De passage van Titan is daarom opvallend spannend. Op 12 november zal er een koortsachtige activiteit heersen in het vluchtleidingscentrum van NASA in Pasadena. Om acht uur in de morgen bevindt de Voyager-1 zich op een afstand van 1.524.380.000 km van de aarde. De afstand is zo gigantisch dat het licht, dat reist met een snelheid van 300.000 kilometer per seconde, er 1 uur, 24 minuten en 47 seconden voor nodig heeft om de afstand te overbruggen. Het betekent ook dat een foto pas 1 uur, 24 minuten en 47 seconden nadat ze bij Saturnus is genomen, op aarde arriveert. Omdat wij met dat tijdstip te maken hebben worden de tijden gemeten in de plaatselijke tijd en gaat men uit van het moment dat de signalen arriveren op aarde. De echte passage, dus de kleinste afstand tot de planeet, zal plaatsvinden om 03.45 uur in de middag. Bij ons is het dan inmiddels de zeer vroege ochtend van 13 november geworden. Commando’s om te corrigeren kunnen er nauwelijks aan de Voyager worden gegeven. Ze zouden pas na bijna anderhalf uur bij het ruimtevaartuig arriveren. Het ruimtevaartuig heeft een computer aan boord die alle handelingen zal besturen. In het vluchtleidingscentrum bevinden zich groepen wetenschapsmensen die elk verantwoordelijk zijn voor een bepaald experiment. De ruimtesonde zal niet alleen foto’s maken, maar ook wetenschappelijke metingen doen aan temperaturen, aan geladen deeltjes, aan elektrische en magnetische velden. De vluchtleiders staan in voortdurend contact met de groepen wetenschapsmensen die in een aangrenzend gebouw 24 uur per dag in de Op 22 augustus 1980 begon officieel het waarnemen van Saturnus door de Voyager-1. Er worden nu al iedere dag foto’s gemaakt. Op 24 oktober wordt het aantal foto’s per dag opgevoerd, op 2 november wordt het nog verder opgevoerd en van 11 tot 13 november wordt er op volle toeren gewerkt. Ook tijdens het wegvliegen van de planeet zullen er de nodige foto’s worden gemaakt. Half november zullen er heel wat vragen over Saturnus beantwoord kunnen worden. De Voyager-1 is niet het eerste toestel dat Saturnus van dichtbij bekijkt. De Pionier-11 passeerde op 1 september 1979 ook op zeer geringe afstand de planeet Saturnus. De Pionier-11 was op dat moment al meer dan zes jaar onderweg. Dat betekende ook dat een deel van de apparatuur aan boord inmiddels was verouderd. Zo had de Pionier-11 geen camera om gedetailleerde foto’s te maken. Omdat juist deze foto’s het publiek aanspreken, zal de passage van Saturnus door de Voyager veel meer aandacht trekken dan de Pionier ooit heeft gehaald. De Voyager-1 zal overeen kleinjaar door de Voyager-2 worden gevolgd. De Voyager-2 zal op 27 augustus 1981 Saturnus passeren. Saturnus is in vergelijking met de aarde een gigantische planeet: het volume is 815 keer zo groot dan dat van de aarde en de massa 95,2 keer zo groot. Een jaar op Saturnus duurt bijna 30 keer zo lang als op aarde (een jaar is de tijd die de planeet nodig heeft om één keer om de zon te draaien). Een dag op Saturnus duurt daarentegen slechts tien uur en 40 minuten. In die tijd is Saturnus één keer om de eigen as gedraaid. Behalve deze oppervlakkige details weten we vrij weinig over Saturnus. Natuurlijk hebben we een idee van de samenstelling van de atmosfeer van Saturnus. Waterstof, deuterium, methaan, ammoniak, ethaan en phospheen en waarschijnlijk helium zullen er in voorkomen. De Voyager-passage moet een heleboel nieuwe feiten aan onze Satumus-kennis gaan toevoegen. gaten houden wat er aan gegevens binnenkomt. Vele honderden persmensen uit de hele wereld zullen eveneens 24 uur per dag de foto’s zien binnenkomen en ze zullen iedere paar uur op persconferenties met de wetenschapsmensen kunnen discussiëren over de interpretatie van de resulaten. kt), iag ma Het is echter moeilijker om aan te tonen dat de ringen inderdaad uit een verbrijzelde maan zijn voortgekomen. Het is ook mogelijk dat alle planeten en manen uit brokstukken, die samenklonterden, zijn ontstaan. De moderne sterrenkunde neigt er steeds meer toe in die richting te gaan denken. Als wij die redenering aanhouden zouden veel ringenstelsels bij planeten een maan in wording kunnen zijn, waarbij bepaalde krachten verhinderen dat het echt een maan wordt. De sterrenkundigen zijn het er wel over eens dat de ringenstelsels uit brokken bestaan. Ze zijn het er ook over eens dat de ringen in feite erg dun zijn, maar hoe dun is niet bekend en evenmin hoe groot de brokken zijn. Het is heel goed mogelijk dat de Voyager-foto’s juist op die vragen een antwoord gaan geven. Men hoopt dat de foto’s die op 12 november worden eni- 0.30 ide- ster (.00 lUS- uur rk- Er- ns- G. ius- L. ter- r. iel) en ten rk, lur 'an lag P. ag L. er- ur *n- rk, en 'an Id- R. Co les ds- 1.30 er- u. za- :on- IUW uur uur al vormde, wordt de oerknal of Big Bang genoemd. Die oerknal zal niet meer dan één duizendste deel van een seconde, een microseconde, hebben geduurd. In die eerste microseconde moeten zich pro cessen hebben afgespeeld die in normale situaties ondenkbaar zijn. Op het ogenblik verkeert het heelal in een afgekoelde situatie. Tijdens het ont staan van het heelal was de temperatuur heel hoog, nu is het nog slechts drie graden Kelvin. Een afgekoeld heelal biedt een soort bevroren situatie van hetgeen er 15 miljard jaar geleden ont stond. In dit heelal heersen een aantal symmetrieën. De fysica onderscheidt in deze zin drie soorten symmetrieën die altijd op zouden moeten gaan. De drie symmetrieën worden aange duid met de letters P (voor pariteit), C (voor lading) en T (voor tijd). Het bestaat Het is op dit terrein dat de heren Cronin en Fitch, allebei in de Verenigde Staten, werkzaam zijn. James W. Cronin is verbonden aan de universiteit van Chicago en Val L. Fitch werkt aan de Princeton universiteit. Beide onderzoe- Desondanks is er in het verleden al aan veel astronomen een Nobelprijs uit gereikt. De verklaring hiervoor is dat natuurkunde en sterrenkunde weten schappen zijn die elkaar voor een goed deel overlappen. Vroeger was het heelal de plaats waar omstandigheden heer sten die in het natuurkundige laboratori um op aarde niet na te bootsen waren. In het heelal heersten temperaturen, zowel hoge als lage, die op aarde onbereikbaar waren. In het heelal kwamen dichtheden van materie voor, zowel extreem hoge als extreem lage, die op deze planeet niet na te bootsen waren. Ook in 1980 is nog steeds de situatie dat het heelal condities kent die hier niet te simuleren zijn, maar het verschil is kleiner geworden. De natuurkundigen slagen er steeds beter in om door te dringen tot de meest elementaire situa ties waarin materie kan verkeren. De vlucht van de Voyager voerde langs Jupiter (midden) en brengt het ruimtevaartuig nu bij Saturnus (rechts boven). zijn uit nog kleinere bouwstenen: proto nen, neutronen, elektronen. Enige tijd werden die bouwstenen van het atoom als ondeelbaar beschouwd. De moderne fysica heeft echter aangetoond dat ook die elementaire deeltjes op hun beurt zijn opgebouwd uit nog kleinere deeltjes. We hebben geleerd om in een proton te kijken. Om dat te kunnen doen moesten we een deeltje met een héél hoge snel heid tegen het proton aanschieten. Het gevolg van zo’n botsing is dat er als het ware een deurtje in het proton opengaat en de bouwstenen van het proton, die we quarks noemen, naar buiten komen. Om deeltjes met heel hoge snelheden te krij gen zijn er gigantische, soms kilometers grote, installaties nodig. Niet iedere uni versiteit kan zich zo’n grote kostbare installatie veroorloven, samenwerking op dit gebied is dan ook erg gewenst. In Nederland houdt een aantal univer- siteiten zich bezig met dit zogenaamde kernfysisch onderzoek. Voor een deel van hun proefnemingen gebruiken deze universiteiten eigen apparatuur. Voor hun grotere proefnemingen gaan ze naar het Europese centrum voor kernfy sisch onderzoek, het CERN, in Genève, of naar andere Europese instituten zoals in Moskou of Frascati (Italië). Het CERN beschikt over gigantische cyclotrons waarmee zeer snelle deeltjes verkregen kunnen worden. Naarmate de deeltjes sneller, energierijker, gemaakt kunnen De meeste astronomen en natuurkun digen denken dat het heelal ongeveer 15 miljard jaar geleden uit een grote explo- (voor lading) en T (voor tijd). Het Het probleem waar de moderne astro nomie voor staat is dat er in het heelal te veel baryonen zijn. Er zijn twee moge lijkheden om dat overschot aan baryo nen te verklaren. We kunnen aannemen dat er altijd te veel van die deeltjes zijn geweest. Die oplossing is erg gemakke lijk, maar weinig elegant. We weten uit ervaring dat in het heelal alles in even wicht is, er zijn evenveel positieve als negatieve deeltjes. De baryonen versto ren dat evenwicht. Het probleem zou ook zijn opgelost als we konden verkla ren waarom er te veel baryonen zijn. Die verklaring hebben Fitch en Cro nin dus door hun experimentele werk, 15 jaar geleden, gegeven. Voor dat werk kregen ze de Nobelprijs. Het werk van Fitch en Cronin bestaat uit een reeks experimenten, waarmee aangetoond wordt dat er in bepaalde situaties snel een bepaald soort baryonen ontstaan. Als die baryonen dan niet meteen ver dwijnen ontstaat er een overschot. Zo’n situatie moet zich hebben voorgedaan in de eerste microseconde van het heelal. bestaan van de CPT-symmetrie is een hoeksteen voor de geldigheid van de wetten uit de moderne natuur kunde. Op basis van deze symmetrie heeft ieder deeltje een tegenpool en zijn er evenveel soorten positief als soorten negatief geladen deeltjes. De symmetrie zegt ook dat er evenveel materie als anti-materie is. Dit zegt de theorie. In wezen nemen we echter waar dat die mooie symmetrieën helemaal niet bestaan. De natuurkundigen willen hun fraaie theorie niet opgeven en daar om proberen ze de afwijkingen van de symmetrie te verklaren. Ook het vorige jaar werd de Nobelprijs voor de natuur kunde toegekend aan onderzoekers die op dit gebied werkzaam zijn. Het werk dat hier wordt besproken is buitengewoon gespecialiseerd. In Ne derland is niet meer dan een handvol mensen goed op de hoogte van het werk van de Nobelprijswinnaars. Alleen de astronoom Piet Hut houdt zich in ons land bezig met de kosmologische zaken uit dat onderzoek, dus: waarom is er meer materie dan anti-materie? Hut werkt nu aan de universiteit van Am sterdam (thans is hij tijdelijk in de Ver enigde Staten), doch hij kreeg zijn oplei ding aan de Rijksuniversiteit in Utrecht. In Utrecht, Amsterdam en Nijmegen werken enkele hoogleraren op dit ter rein van de experimentele en theoreti sche fysica. Professor ’t Hooft uit Utrecht legt uit hoe het werk van de Nobelprijswinnaars verband heeft met het ontstaan van het heelal: „In de eerste microseconde van het ontstaan van het heelal was er geen evenwicht. In geen enkel opzicht was de situatie stabiel. In die eerste microsecon de werden er opvallend veel baryonen geproduceerd. Omdat er geen thermisch evenwicht was, verdween dat overschot niet. Zo ontstond het overschot aan ma terie ten opzichte van anti-materie, dat we thans waarnemen. De Nobelprijs winnaars hebben met hun onderzoek een basis gelegd voor een theorie, waar mee men later dit overschot kon verkla ren. Hun werk heeft de helft van het bestaande probleem opgelost”.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 21