ZATERDAGS BIJVOEGSEL
Bewindsman zou aan
Nederlandse leeuw
likt zijn wonden
SPORT
sport handen vol hebben
Wim van Zij 11 (NSF) vóór zijn afscheid
jreau
centra
llll
Elitair gebeuren
IOC in crisis
door Paul de Tombe
Dubieuze rol overheid
ïf
54871
MTS).
Uitwassen
De signalen uit de georganiseerde
sportwereld worden steeds sterker.
Geregeld zenden verenigingen
noodkreten uit met als inhoud dat het
voortbestaan van de club op het spel
c staat. Over de oorzaak laten de
boodschappen geen enkele twijfel
bestaan: het gebrek aan kader
ondermijnt veelal de lust en de kans
om door te gaan.
Ze zijn steeds moeilijker te vinden, de
bestuursleden, de vrijwilligers, kortom
al die mensen die een sportclub
overeind houden met hun
werkzaamheden op basis van de „eer”
alleen, of soms tegen een geringe fooi
als (onkosten)vergoeding. Natuurlijk,
ze zijn er nog wel, de fanaten in de
goede zin van het woord, de mannen
en vrouwen die alles zelf betalen bij het
uitfdragen van hun liefde voor hun
club. Hoeveel er verspreid over de
bijna 30.000 verenigingen in
Nederland rondlopen is onbekend
(zo’n 100.000 is de schatting), maar
dat ze tot een steeds zeldzamer „ras”
behoren is zeker.
onze
op te
ng ter
ekenhui-
te omge-
ijk
Op de bres voor
sport vrij williger
Utrecht,
den vol
stal ig te
STOPPER
net
ontac-
n pas-
sleiding
na uw
1 aan
oral Ne-
van 0-11
overdag
aring in
srrang.
iding te
:r centra
Pieter
Daarover laten de noodkreten uit de
georganiseerde sportwereld geen enkele
onduidelijkheid bestaan. De clubs die
zomaar vervangers hebben voor
vertrekkende kaderleden worden uniek.
Het is een teken van de tijd, want wat
vroeger graag werd aanvaard als
erebaantje, wordt tegenwoordig van de
hand gewezen als te tijdrovend en zelfs
gênant, onder het motto dat de leiders van
toen de slovers van nu zijn. En vaak nog
opgejaagde slovers ook, sinds de fiscus
het nodig vond de jacht te openen op de
onbelaste betalingen in de sport.
„En dan zal je maar ergens in een dorp
penningmeester zijn van een duppie,
waarvoor je je voortdurend naar eer en
geweten zit uit te sloven. Dan komt zo’n
belastinginspecteur die ineens het naadje
van de kous wil weten, die je gaat
achtervolgen met eisen. Hij wil
loonstaten, wil de boekhouding inzien,
vraagt om de kostenvergoedingen. En de
penningmeester van dat duppie uit het
dorp wordt bij de inspecteur geroepen.
Die werkt in het openbaar niet na 5 uur,
dus die penningmeester moet zijn werk
ook nog verzuimen voor zijn club. Die
heeft er dan toch geen enkele aardigheid
meer in.”
Het dualisme in de houding van de
overheid is slechts een van de gevaren die
de vrijwilligheid in de sport bedreigen,
zegt dr. Wim van Zijll, de algemeen-
secretaris van de Nederlandse
Sportfedratie (NSF), De tweeslachtigheid
is dat „de overheid aan de ene kant juicht
over de activiteiten van de vrijwilligers en
naar buiten toe beweert op de bres te
staan voor de vrijwilligheid op allerlei
sociaal en cultureel gebied. Gelijktijdig
echter wordt van de vrijwilliger verwacht
dat hij of zij op strikt professionele wijze
werkzaam is. Daarmee wordt een last
gelegd op mensen in de bestuursbaantjes,
waarvoor zij op den duur bedanken. Dat
Van Zijll, nog tot 28 november in functie
bij de NSF (dan neemt hij als bijna 65-
jarige afscheid na een ambtsperiode van
21 jaar met een receptie) schetst de
ontwikkelingen die tot de huidige situatie
hebben geleid. Daarbij komt een veelheid
van factoren aan de orde. Niet alleen de
dubieuze rol van de overheid, ook de rol
van de sport zelf. Maar ook: de rol van de
commercie en de media. Hij legt het uit op
zijn eigen wijze. Ordelijk formulerend,
docerend, dicterend vaak. Alsof hij een
brief construeert. Zelfs de plaats van de
komma’s, de haakjes en de punten geeft
hij aan. Tegenwerpingen lijkt hij wel te
horen, maar ze brengen hem nauwelijks
van de wijs. Hij gaat onverstoorbaar
voort. Pas diep in het bijna drie uur
durende „gesprek” merkt hij het zelf op
en verontschuldigt hij zich. Voorlopig
voert hij een lange monoloog. Het woord
is aan Van Zijll.
„Als je de vrijwilligheid wil handhaven,
moet de overheid wel de situatie scheppen
waarin dat kan. We willen echt geen
belastingontduiking, maar zoals het nu
gaat kan het niet. Vandaar dat we de
overheid hebben voorgesteld om te
komen tot een gedragscode aan welke
minimale eisen een clubboekhouding
moet voldoen. We hopen binnen
afzienbare tijd met het ministerie van
toch wel voor me gezorgd”, zullen er altijd mensen blijven die
anders zijn. Die tot het uiterste zullen gaan om zichzelf op de
proef te stellen. Dan moet je een situatie vermijden als in de
financiën tot afspraken te komen, waarna
we de clubs kunnen voorlichten. Het zal er
wel van komen dat clubs hun
administratie gaan uitbesteden aan
centrale kantoren. Dat is al in
ontwikkeling en dat is onontkoombaar.”
„Verder zal de sport in eerste instantie de
hand in eigen boezem moeten steken. Het
gaat niet aan om almaar te zeggen dat de
overheid maar moet zorgen. Je moet bij
jezelf beginnen. In de sport zelf moeten
allereerst de voorwaarden worden
geschapen om mensen te binden. De
bonden en de verenigingen moeten goed
functioneren, de afstand tussen de leden
en het bestuur moet niet te groot worden.
De leden moeten inzicht hebben en niet
het gevoel krijgen dat de zaak toch al is
bekokstoofd. Dan vernietig je de
vrijwilligheid. De sport zal zelf moeten
waken voor de goede sfeer en de goede
mentaliteit, voor de gezelligheid en goede
Helemaal aan het begin bloeide de
„romantische” periode, met een grote
directe verantwoordelijkheid van de
sportbeoefenaren voor de sport waarmee
ze bezig waren. Sporters waren toen
tevens leiders, in meer dan een betekenis.
Die betrokkenheid en in het verlengde
daarvan de verantwoordelijkheid was er
vroeger veel meer. Terugredenerend
vanaf de huidige zakelijke periode in de
sport (de greep van de commercie, de
geringere bereidheid om tijd te investeren
als er geen geldelijke beloning tegenover
staat omdat er zoveel andere
recreatiemogelijkheden gekomen zijn),
kan de ontwikkeling in de sport via
duidelijke fasen worden getypeerd.
menselijk contacten, die velen zo lief zijn
geworden dat ze juist daardoor bereid
waren later iets voor hun club te doen.”
groeien. Zals de sport niet meer zonder de
commercie kan („als we tenminste prijs
blijven stellen op een WK, een EK en de
Europese Cup, want op eigen kracht
redden we dat nooit”), zo kan de
commercie niet meer zonder de sport.
Bedrijven kunnen daarmee naar buiten
toe de indruk wekken jong, actief en
sportief te zijn. En het geld rolt dank zij en
door de sport bij miljarden door de
samenleving. Want sport grijpt diep in op
zakelijke terreinen als kleding,
werktuigen en vervoer.”
„Ik wou dat het Internationaal Olympisch
Comité die les ook had getrokken,” duikt
Van Zijll weg in een intermezzo. Ooit
gepromoveerd op een proefschrift over de
olympische beweging, weet hij ook wat
dat betreft waarover hij praat. ..Die
beweging bevindt zich nu in een crisis,
omdat die niet in staat is geweest de
maatschappelijke dynamiek te verwerken
tegen de achtergrond van het samenspel
tussen sport, overheid, media en
commercie. Er is niet afdoende
gereageerd op de negatieve en positieve
invloeden. Er is geen visie ontwikkeld om
negatieve factoren (commercie, politiek)
te beheersen en profijt te trekken van de
positieve factoren (propaganda). Omdat
het IOC al jaren niet in staat was een
consequent beleid te voeren, was ze nu zo
kwetsbaar en kon de politiek zich van de
kwalijkste kant laten zien. Er zal echt wat
moeten gebeuren, want het „plaatje” van
de vrijwilligers in de sport geldt ook voor
het IOC. Ook daarin moeten vrijwilligers
het doen, maar ook daarin is
professionele bijstand nodig. Dat is de les
die over het hoofd is gezien.”
„De olympische beweging heeft een
onschatbare positieve invloed gehad op
de sport, maar vastgesteld moet ook
worden dat de structuur en de werkwijze
van het IOC in deze tijd grondig zal
moeten worden herzien wil de beweging
in de toekomst greep houden op de
mondiale sportontwikkeling; Ik verwacht
ingrijpende hervormingen op dat gebied.
De signalen zijn er.”
Zoals er nationaal gezien ook duidelijke
tekenen worden gegeven dat het
voortbestaan van verenigingen op het spel
staat door een gebrek aan kader en
vrijwilligers. Ondanks een voorgesteld
beperkte professionalisering om de
deskundigheid en de continuïteit te
vergroten, zullen die vrijwilligers toch het
overgrote deel van de activiteiten voor
hun rekening moeten blijven nemen. Het
is dan ook van levensbelang voor de sport
dat snel wordt voldaan aan alle
voorwaarden om de vrijwilligers te
behouden, „want”, zoals van Zijll zegt,
„het hart en de ziel van de sport bestaat
uit vrijwilligheid in leiding geven en de
uitoefening van vele functies..”
50 jaar.
i Dobber
eschikte
t op de-
kan het begin zijn van een gevaarlijke
kadervlucht. Dat verschijnsel doet zich al
voor en vervult de NSF met grote zorg.
Een van de grootste vragen waarvoor de
sport zich ziet gesteld, is of die
vrijwilligheid nu en in de naaste toekomst
gewaarborgd en gehandhaafd kan
worden. De meer dan 500.000
Nederlanders die zich uitsloven om de
sportbeoefening van viereneenhalf a vijf
miljoen landgenoten mogelijk te maken,
moeten er plezier in kunnen houden.
Dus zal er aan bepaalde voorwaarden
moeten worden voldaan. Wim van Zijll
beseft het terdege, gaat erg diep in op de
zaak die de NSF precies een jaar geleden
aankaartte met een open brief aan de
regering en het parlement. Onderwerp: de
knelpunten in de sport. Hoofdthema: de
positie van de vrijwilliger is in gevaar.
Onder meer werd gepleit voor het afzien
van navorderingen, een aangepaste
belastingwetgeving om vooral de
penningmeesters te ontlasten, de
aanstelling van een beperkte kern van
professionals en meer subsidie voor de
sport.
Het gevaar voor uitwassen was daarbij
vooral in de eerste commerciële jaren
(1970-1975) levensgroot aanwezig. De
sport leek een speelbal te worden van de
commercie, maar juist toen oefenden de
media een corrigerende functie uit. Via
felle protesten werd het exces
gesignaleerd. „Terecht”, zegt Wim van
Zijll, „want het liep in de eerste jaren uit
de hand. Ook binnen de verenigingen. Op
het gebied van de verantwoordelijkheid,
de zelfstandigheid en het behouden van
de vrijwilligers. Er kwam spanning tussen
bestuurders en spelers en de spelers
onderling. Mensen die vrijwillig werkten
zagen jonge spelers honderden guldens
incasseren, en de contracten met de
sponsors waren ook niet al te vast. Dat
kweekte spanning met een groot risico
voor het voortbestaan. In het eigen belang
van de sport kon het zo niet verder gaan.”
Er kwam dan ook een sponsoringgroep
(onder voorzitterschap van Zijll) en
juristen uit de sportwereld werkten, op
basis van vrijwilligheid, contracten en
modelovereenkomsten uit. Aan de andere
kant kwam minister Gardeniers van CRM
met richtlijnen voor de media en de sport
en nu is het zover dat „over een maand
een overeenkomst van kracht wordt,
waarbij de overheid een regeling hanteert
op basis van een gedragscode die door de
maatschappij is vastgesteld.”
„Maar dat is maar een mijlpaaltje”, weet
Van Zijll. „De commercie zoekt steeds
weer nieuwe kansen en mogelijkheden en
onze bonden groeien ook steeds. We
kunnen de zaak alleen goed blijven
bijsturen door permanent overleg met de
overheid, de media en de commercie. In
samenwerking daarmee kan de sport nog
andere voorwaarden scheppen voor het
goed functioneren van de vrijwilliger.
Neem de media, die ook negatief kunnen
werken. Als vrijwilligers op hoge posten
zich constant bedreigd voelen door die
media, verliezen we die ook. Er zijn kerels
die niet meer als zodanig mogen
functioneren van hun bedrijven, omdat ze
onderuit worden gehaald. We hebben
elkaar nodig en zullen elkaar tegemoet
moeten treden op basis van
verdraagzaamheid
st een
ng,
rne
aan
trainer van de Nederlandse club (doet
er niet toe welke) na de loting zijn
wenkbrauwen fronste, omdat die West-
of Oostduitse club toch wel een mira
kels sterke tegenstander was, dan lag
de trainer van de tegenpartij allang in
katzwijm, en moest door zijn voorzitter
met reukzout worden bijgebracht. Dat
moest h i j nou weer treffen, een NE
DERLANDSE club, of all nationalities!
Een hele eer natuurlijk, dat wel, Napo
leon bezoekt Broek in Waterland en de
burgemeester stottert wat in het Frans,
maar de hoop op de volgende ronde was
wel meteen de grond ingeboord!
En het leek nog zo mooi, na die eerste
ronde: alle Nederlandse clubs speelden
zich in de tweede ronde. Dat moest ook
wel, want de salarissen van de spelers
zijn nog steeds gebaseerd op de jaren
zeventig, toen een Nederlandse club op
’n slof en ’n oude voetbalschoen de vier
de of vijfde ronde haalde. Ik zie Ophof
de derde ronde niet halen, na de 5-1-
nederlaag tegen Bayern München. Ta-
hamata wel, want Standard Luik boek
te een 1-2-uit-overwinning...
Hebt u zich al verplaatst in de don
derspeech van de verschillende trai
ners, over een krappe twee weken, als
de revanchegedachten de teugels mo
gen vieren? Die van de Feyenoord-trai-
ner sla ik over, die hoeft alleen maar in
een hoekje een beetje te neuriën, dat is
ruimschoots voldoende om de 2-1-voor
sprong op het Deense Hvidovre in de
Kuip Zelve in stand te houden. Han
Berger van FC Utrecht heeft het moei-
lijker. Hij moet in Frankfort een voor
sprong zien te handhaven, liefst op 0-0
zien te spelen (1-0 is al te weinig, dan
promoveert Eintracht naar de volgende
ronde), en hij zal dat zonder Willem van
Hanegem moeten doen.
Zit hij bij de pakken neer? Welnee!
Juist omdat Eintracht nu wel moet ko
men, zullen er meer kansen komen door
snelle uitvallen - u kent dat gelul wel. Ik
zal niet zeggen dat het onjuist is, maar
het is toch zo’n redenering van: juist
Zo simpel ligt dat vaak, bij voetbal.
Maar wat zegt Leo Beenhakker? Waar
moet die overal watjes in stoppen om
zijn spelers het idee te geven dat ze die
Van Zijl: „Ze deden toen praktisch alles
zelf. Ze waren sportman, beheerder,
bestuurder, supporter. Dat komt omdat
de sport zich toen aan de periferie, de
buitenkant, van de samenleving bewoog.
Dat was een liefhebberij die zo weinig te
maken had met het sloven van de gewone
man, datje eigenlijk kunt zeggen dat de
sportbeoefenaar van toen zich terugtrok
uit de maatchappij. Sport was een min of
meer geïsoleerd gebeuren, was elitair ook.
Vooral om reden datje aan twee
voorwaarden moest voldoen. Je moest
beschikken over tijd en over geld. En er
waren in die tijd niet zoveel mensen die
dat hadden.”
„Nu heb je tientallen functies in de sport,
die door verschillende mensen worden
uitgeoefend. Er is wel gezegd dat tot
vijftig, zestig jaar geleden de
problematiek en de vraagstukken in de
sport nog klein van omvang waren en het
formaat van de bestuurders groot.
Tegenwoordig zijn de vraagstukken groot
en is het formaat van de bestuurder klein.
En met die constatering geef je precies de
situatie aan die uit oogpunt van groei en
ontwikkeling niet alleen juist, maar ook
noodzakelijk is. Want als de sport zich
afspeelt aan de buitenkant van de
samenleving, wordt ze met rust gelaten
door de overheid, de media en de
commercie. Op hun eigen gebied van
elitaire liefhebberij hebben spelers en
bestuurders een grote bewegingsvrijheid.
En dus de mogelijkheid om hun
probleempje zelf op te lossen”.
„Naarmate de sport echter meer in het
centrum van de samenleving komt en veel
meer een wezenlijke rol gaat spelen in het
leven van steeds meer mensen, gaan
overheden, media en commercie steeds
dieper erin doordringen. Daardoor, maar
ook door de massale toeloop van de jeugd
(er zijn nu 2,3 miljoen kinderen in de
sportverenigingen en door de enorme
behoefte aan ruimte, accommodatie,
leiding, begeleiding en financiering,
komen tal van vraagstukken om de hoek
kijken waarvan de leiders van toen geen
flauwe notie hadden”.
Vooral commercie en media zijn de
laatste jaren diep in de sport
doo gedrongen. „Ze kunnen niet meer om
elkaar heen, ftinctioneren dank zij en
afhankelijk van elkaar. Zoals de sport
„verchrikkelijk veel” te danken heeft aan
de media, zo heeft de sport omgekeerd het
voer geleverd aan de sportpers om te
5-1-achterstand nog makkelijk kunnen
inlopen? Hij zegt helemaal niets, op de
laatste beslissende bijeenkomst. Maar
hij heeft wel iemand meegebracht: JO
HAN CRUIJFF! De jongens zijn er stil
van! Keje Molenaar zit met open mond
te kijken, de ogen van Ophof (en trou
wens ook die van Peter Boeve) glanzen.
Pietje Wijnberg en Kees Zwambom zit
ten hand in hand, zo onder de indruk
zijn ze van dat plechtige moment! Die
jongen van Kieft heeft zelfs even het
colbertjasje van Cruijff aangeraakt
toen die hem passeerde, want wie had
ooit durven dromen dat Cruijff, de gro
te Johan, nog eens binnen een actieradi
us van drie meter van hem vandaan zou
staan!
Stilte, Cruijff neemt het woord! De
Jongens hangen aan zijn lippen! „De
eerste grote overwinning die wij in de
Europa-Cup boekten”, zegt Jopie, „was
in het Olympisch Stadion, waar jullie
zometeen ook gaan spelen. De tegen
stander was Liverpool. De Engelse
kampioen, daar keken we toen huizen
hoog tegenop! Ik helemaal, als jonkie,
dat begrijp je. (De jongens knikken om
hun heftigst van ja). Het eerste doel
punt werd gemaakt door ene Wolf, of De
Wolf, daar wil ik afwezen, een invaller,
een jonge jongen, net als jij (Cruijjf
kijkt nu even naar Kieft, die tot aan
zijn navel bloost). Toen was het hek van
de dam, we wonnen met... (Cruijjf laat
even een veelbetekenende stilte val
len)... 5-1. Vijf-één ja, je hoort het goed.
(Piet Schrijvers steekt zijn vinger op).
Ja, Piet, ik weet wat je zeggen wil, jij
was al oud genoeg om die wedstrijd
gezien te kunnen hebben, het mistte
toen ontzettend. Het vijfde doelpunt
van Henk Groot werd alleen door de
Engelse keeper gezien. Dat is waar.
Maar daarom ben ik hier, ik heb een
verheugende mededeling voor jullie, In
ter Football heeft, in samenwerking
met de sponsors van Ajax èn het KNMI
in De Bilt, besloten dat het stadion in
een ondoorzichtige mist zal worden ge
huld. En het Ajax bestuur heeft bij Leo
Horns Stoffensensatie mistgrijze stof
besteld, waarvan de donatrices nu in
allerijl shirtjes en broekjes voor jullie
naaien. Ik zou dus zeggen: toi-toi-toi,
glüeck auf, allez votre corridor, winne-
winnewinne, ik zit op de tribune, dus
stel me niet teleur!”.
De Nederlandse Leeuw likt zijn won
den. De Zes-Veldenslag, woensdag over
heel Europa uitgevochten, bracht meer
kommer en kwel dan vreugde. Toegege
ven, in enkele afzonderlijke veldslagen
werden overwinningen geboekt (2-1 en
1-2), maar veel glans straalde daar niet
van af. De strafschop die FC Utrecht in
de laatste minuut mocht nemen, was
een even vrijgevig gebaar van de
scheidsrechter als de strafschop waar
door AZ’67 in Sofia een 0-1-voorsprong
moest inleveren. Wat dat betreft is er
dus van een kosmisch evenwicht spra
ke, dat des te eerder bereikt wordt naar
mate er meer clubs meespelen in zo’n
Europa-Cupcompetitie, maar voor
AZ’67 zal dat een geringe troost zijn.
Alkmaars tegenvaller gecompenseerd
met FC Utrechts meevaller - je moet wel
van de Grootnederlandse gedachte be
zield zijn om daar als Alkmaarder vol
doening uit te putten.
Tja, en dan die gelijke spelen van
PSV en FC Twente. Verdienstelijk, te
gen zulke sterke tegenstanders, maar er
is natuurlijk een tijd geweest dat de
sterke tegenstanders uit het buitenland
altijd zwakker waren dan hun Neder
landse tegenstrevers. Als in die tijd de
omdat ze sterker zijn, zijn ze zwakker.
Wat zal PSV-trainer Libregts tegen
zijn jongens zeggen? Moet je horen jon
gens, de eerste wedstrijd heeft bewezen
dat HSV en PSV (Ha-Es-Vouw en Pé-Es-
Vouw) even sterk zijn. Nou, dan zijn we
in Hamburg natuurlijk nog steeds even
sterk! Het veld is daar even groot als bij
ons, de doelen zijn even groot, de spe
lers zijn dezelfde, alleen het publiek
verschilt. Weet je wat we nu doen? Jul
lie krijgen allemaal watjes in jullie
oren, dan horen jullie het publiek niet
en lijkt het net alsof je in Eindhoven
speelt!
Hij weet zeker dat zo’n functionaris „de handen meer dan vol
zou hebben” en fundeert dat op een paar zaken. „Ten eerste zou
zo’n bewindsman niet alleen de sport, maar ook de recreatie
onder zijn hoede moeten krijgen. Die twee zijn samen uitge
groeid en zullen nog verder uitgroeien tot wellicht de grootste
industrie van Nederland en zeker tot een maatschappelijk
gebeuren dat beslag legt op veel ruimte en accommodatie.
Daarbij moet ook worden betrokken dat steeds meer mensen in
Het argument dat tegen de instelling van een apart ministerie man. Dat die er nog niet is, ligt aan de geringe interesse van
voor sportzaken in Nederland wordt gebruikt, is steevast dat politici om zich wezenlijk in de sport te verdiepen. Op de
de bewindsman die daar zitting zou krijgen geen dagtaak aan glamour komen ze wel af, dieper graven in de problemen is er
die functie zou hebben. Dat nu vindt dr. Van Zijll, ooit zelden bij. „Alleen wanneer een politieke macht de sport van
begonnen als de eerste directeur van het NOC en zelf nog eens wezenlijke betekenis vindt, is er sprake van belangstelling en
aangezocht om staatssecretaris van sport te worden (een aan- bevordering”.
bod dat hij overigens afsloeg), een dooddoener. j
J - - - - - - ---.Van Zijll geeft daarmee aan dat hij zo’n ministerie van
sportzaken niet op korte termijn van de grond ziet komen. Wel
denkt hij dat in de jaren tachtig een raad voor de topsport, „of
een ander platform waarop overleg kan worden gepleegd”
tussen sporters en begeleiders ingesteld zal worden. „Dat zou
normaal en gezond zijn. Want hoewel we van een welvaarts-
staat in een verzorgingsstaat zijn gekomen en de kans bestaat
dat velen zeggen „waarvoor zou ik me nog uitsloven, er wordt
hun vakantie sport beoefenen (wintersport, watersport). Al
leen of in gezinsverband”.
^dat^e^tenTdtttvS^rtieverMi^e^steeds meer het karak- TJSüoMritZen ”SIWrteF keUrSliJf “eP
ter zullen krijgen van sportverblijven. Daar zou dus al een taak J p a ners en functionarissen.
liggen voor zo’n bewindsman. En die zou in zijn portefeuille „Dat kwam vreemd over bij het vrijheidsstreven in andere
ook de lichamelijke opvoeding kunnen krijgen. Ook die sector sectoren. De ijzeren schematische gebondenheid, onder strikte
heeft tal van aanrakingsvlakken met de twee andere gebieden, autoritaire begeleiding, stond lijnrecht tegenover de vrijheids-
Maar vooral het pakket van de lichamelijke opvoeding schijnt beleving op andere gebieden. Met een raad voor de topsport
moeilijk over te brengen te zijn. Dat is verweven in het totaal kan zo’n tegenstelling voorkomen worden. Dat is nodig, omdat
van onderwijsvoorzieningen. Het neemt niet weg dat de geor- ik denk dat de jeugd behoefte zal blijven houden aan fantasie,
ganiseerde sport van oordeel blijft dat er meer aandacht aan vindingrijkheid en avontuur in het leven. Dat zal werken
zou moeten worden besteed. Vooral de lichamelijke opvoeding contra de verzorgingsstaat. De consequentie daarvan immers,
bij het basisonderwijs in ons land schiet schromelijk te kort”, is vanuit de jeugdige mentaliteit gezien de dood in de pot.
Ook Haar zou een taak kunnen liggen voor een nieuwe bewinds- Eindeloze grijsheid, bureaucratie en verveling”.