ZATERDAGS BIJVOEGSEL Bewindsman zou aan Nederlandse leeuw likt zijn wonden SPORT sport handen vol hebben Wim van Zij 11 (NSF) vóór zijn afscheid jreau centra llll Elitair gebeuren IOC in crisis door Paul de Tombe Dubieuze rol overheid ïf 54871 MTS). Uitwassen De signalen uit de georganiseerde sportwereld worden steeds sterker. Geregeld zenden verenigingen noodkreten uit met als inhoud dat het voortbestaan van de club op het spel c staat. Over de oorzaak laten de boodschappen geen enkele twijfel bestaan: het gebrek aan kader ondermijnt veelal de lust en de kans om door te gaan. Ze zijn steeds moeilijker te vinden, de bestuursleden, de vrijwilligers, kortom al die mensen die een sportclub overeind houden met hun werkzaamheden op basis van de „eer” alleen, of soms tegen een geringe fooi als (onkosten)vergoeding. Natuurlijk, ze zijn er nog wel, de fanaten in de goede zin van het woord, de mannen en vrouwen die alles zelf betalen bij het uitfdragen van hun liefde voor hun club. Hoeveel er verspreid over de bijna 30.000 verenigingen in Nederland rondlopen is onbekend (zo’n 100.000 is de schatting), maar dat ze tot een steeds zeldzamer „ras” behoren is zeker. onze op te ng ter ekenhui- te omge- ijk Op de bres voor sport vrij williger Utrecht, den vol stal ig te STOPPER net ontac- n pas- sleiding na uw 1 aan oral Ne- van 0-11 overdag aring in srrang. iding te :r centra Pieter Daarover laten de noodkreten uit de georganiseerde sportwereld geen enkele onduidelijkheid bestaan. De clubs die zomaar vervangers hebben voor vertrekkende kaderleden worden uniek. Het is een teken van de tijd, want wat vroeger graag werd aanvaard als erebaantje, wordt tegenwoordig van de hand gewezen als te tijdrovend en zelfs gênant, onder het motto dat de leiders van toen de slovers van nu zijn. En vaak nog opgejaagde slovers ook, sinds de fiscus het nodig vond de jacht te openen op de onbelaste betalingen in de sport. „En dan zal je maar ergens in een dorp penningmeester zijn van een duppie, waarvoor je je voortdurend naar eer en geweten zit uit te sloven. Dan komt zo’n belastinginspecteur die ineens het naadje van de kous wil weten, die je gaat achtervolgen met eisen. Hij wil loonstaten, wil de boekhouding inzien, vraagt om de kostenvergoedingen. En de penningmeester van dat duppie uit het dorp wordt bij de inspecteur geroepen. Die werkt in het openbaar niet na 5 uur, dus die penningmeester moet zijn werk ook nog verzuimen voor zijn club. Die heeft er dan toch geen enkele aardigheid meer in.” Het dualisme in de houding van de overheid is slechts een van de gevaren die de vrijwilligheid in de sport bedreigen, zegt dr. Wim van Zijll, de algemeen- secretaris van de Nederlandse Sportfedratie (NSF), De tweeslachtigheid is dat „de overheid aan de ene kant juicht over de activiteiten van de vrijwilligers en naar buiten toe beweert op de bres te staan voor de vrijwilligheid op allerlei sociaal en cultureel gebied. Gelijktijdig echter wordt van de vrijwilliger verwacht dat hij of zij op strikt professionele wijze werkzaam is. Daarmee wordt een last gelegd op mensen in de bestuursbaantjes, waarvoor zij op den duur bedanken. Dat Van Zijll, nog tot 28 november in functie bij de NSF (dan neemt hij als bijna 65- jarige afscheid na een ambtsperiode van 21 jaar met een receptie) schetst de ontwikkelingen die tot de huidige situatie hebben geleid. Daarbij komt een veelheid van factoren aan de orde. Niet alleen de dubieuze rol van de overheid, ook de rol van de sport zelf. Maar ook: de rol van de commercie en de media. Hij legt het uit op zijn eigen wijze. Ordelijk formulerend, docerend, dicterend vaak. Alsof hij een brief construeert. Zelfs de plaats van de komma’s, de haakjes en de punten geeft hij aan. Tegenwerpingen lijkt hij wel te horen, maar ze brengen hem nauwelijks van de wijs. Hij gaat onverstoorbaar voort. Pas diep in het bijna drie uur durende „gesprek” merkt hij het zelf op en verontschuldigt hij zich. Voorlopig voert hij een lange monoloog. Het woord is aan Van Zijll. „Als je de vrijwilligheid wil handhaven, moet de overheid wel de situatie scheppen waarin dat kan. We willen echt geen belastingontduiking, maar zoals het nu gaat kan het niet. Vandaar dat we de overheid hebben voorgesteld om te komen tot een gedragscode aan welke minimale eisen een clubboekhouding moet voldoen. We hopen binnen afzienbare tijd met het ministerie van toch wel voor me gezorgd”, zullen er altijd mensen blijven die anders zijn. Die tot het uiterste zullen gaan om zichzelf op de proef te stellen. Dan moet je een situatie vermijden als in de financiën tot afspraken te komen, waarna we de clubs kunnen voorlichten. Het zal er wel van komen dat clubs hun administratie gaan uitbesteden aan centrale kantoren. Dat is al in ontwikkeling en dat is onontkoombaar.” „Verder zal de sport in eerste instantie de hand in eigen boezem moeten steken. Het gaat niet aan om almaar te zeggen dat de overheid maar moet zorgen. Je moet bij jezelf beginnen. In de sport zelf moeten allereerst de voorwaarden worden geschapen om mensen te binden. De bonden en de verenigingen moeten goed functioneren, de afstand tussen de leden en het bestuur moet niet te groot worden. De leden moeten inzicht hebben en niet het gevoel krijgen dat de zaak toch al is bekokstoofd. Dan vernietig je de vrijwilligheid. De sport zal zelf moeten waken voor de goede sfeer en de goede mentaliteit, voor de gezelligheid en goede Helemaal aan het begin bloeide de „romantische” periode, met een grote directe verantwoordelijkheid van de sportbeoefenaren voor de sport waarmee ze bezig waren. Sporters waren toen tevens leiders, in meer dan een betekenis. Die betrokkenheid en in het verlengde daarvan de verantwoordelijkheid was er vroeger veel meer. Terugredenerend vanaf de huidige zakelijke periode in de sport (de greep van de commercie, de geringere bereidheid om tijd te investeren als er geen geldelijke beloning tegenover staat omdat er zoveel andere recreatiemogelijkheden gekomen zijn), kan de ontwikkeling in de sport via duidelijke fasen worden getypeerd. menselijk contacten, die velen zo lief zijn geworden dat ze juist daardoor bereid waren later iets voor hun club te doen.” groeien. Zals de sport niet meer zonder de commercie kan („als we tenminste prijs blijven stellen op een WK, een EK en de Europese Cup, want op eigen kracht redden we dat nooit”), zo kan de commercie niet meer zonder de sport. Bedrijven kunnen daarmee naar buiten toe de indruk wekken jong, actief en sportief te zijn. En het geld rolt dank zij en door de sport bij miljarden door de samenleving. Want sport grijpt diep in op zakelijke terreinen als kleding, werktuigen en vervoer.” „Ik wou dat het Internationaal Olympisch Comité die les ook had getrokken,” duikt Van Zijll weg in een intermezzo. Ooit gepromoveerd op een proefschrift over de olympische beweging, weet hij ook wat dat betreft waarover hij praat. ..Die beweging bevindt zich nu in een crisis, omdat die niet in staat is geweest de maatschappelijke dynamiek te verwerken tegen de achtergrond van het samenspel tussen sport, overheid, media en commercie. Er is niet afdoende gereageerd op de negatieve en positieve invloeden. Er is geen visie ontwikkeld om negatieve factoren (commercie, politiek) te beheersen en profijt te trekken van de positieve factoren (propaganda). Omdat het IOC al jaren niet in staat was een consequent beleid te voeren, was ze nu zo kwetsbaar en kon de politiek zich van de kwalijkste kant laten zien. Er zal echt wat moeten gebeuren, want het „plaatje” van de vrijwilligers in de sport geldt ook voor het IOC. Ook daarin moeten vrijwilligers het doen, maar ook daarin is professionele bijstand nodig. Dat is de les die over het hoofd is gezien.” „De olympische beweging heeft een onschatbare positieve invloed gehad op de sport, maar vastgesteld moet ook worden dat de structuur en de werkwijze van het IOC in deze tijd grondig zal moeten worden herzien wil de beweging in de toekomst greep houden op de mondiale sportontwikkeling; Ik verwacht ingrijpende hervormingen op dat gebied. De signalen zijn er.” Zoals er nationaal gezien ook duidelijke tekenen worden gegeven dat het voortbestaan van verenigingen op het spel staat door een gebrek aan kader en vrijwilligers. Ondanks een voorgesteld beperkte professionalisering om de deskundigheid en de continuïteit te vergroten, zullen die vrijwilligers toch het overgrote deel van de activiteiten voor hun rekening moeten blijven nemen. Het is dan ook van levensbelang voor de sport dat snel wordt voldaan aan alle voorwaarden om de vrijwilligers te behouden, „want”, zoals van Zijll zegt, „het hart en de ziel van de sport bestaat uit vrijwilligheid in leiding geven en de uitoefening van vele functies..” 50 jaar. i Dobber eschikte t op de- kan het begin zijn van een gevaarlijke kadervlucht. Dat verschijnsel doet zich al voor en vervult de NSF met grote zorg. Een van de grootste vragen waarvoor de sport zich ziet gesteld, is of die vrijwilligheid nu en in de naaste toekomst gewaarborgd en gehandhaafd kan worden. De meer dan 500.000 Nederlanders die zich uitsloven om de sportbeoefening van viereneenhalf a vijf miljoen landgenoten mogelijk te maken, moeten er plezier in kunnen houden. Dus zal er aan bepaalde voorwaarden moeten worden voldaan. Wim van Zijll beseft het terdege, gaat erg diep in op de zaak die de NSF precies een jaar geleden aankaartte met een open brief aan de regering en het parlement. Onderwerp: de knelpunten in de sport. Hoofdthema: de positie van de vrijwilliger is in gevaar. Onder meer werd gepleit voor het afzien van navorderingen, een aangepaste belastingwetgeving om vooral de penningmeesters te ontlasten, de aanstelling van een beperkte kern van professionals en meer subsidie voor de sport. Het gevaar voor uitwassen was daarbij vooral in de eerste commerciële jaren (1970-1975) levensgroot aanwezig. De sport leek een speelbal te worden van de commercie, maar juist toen oefenden de media een corrigerende functie uit. Via felle protesten werd het exces gesignaleerd. „Terecht”, zegt Wim van Zijll, „want het liep in de eerste jaren uit de hand. Ook binnen de verenigingen. Op het gebied van de verantwoordelijkheid, de zelfstandigheid en het behouden van de vrijwilligers. Er kwam spanning tussen bestuurders en spelers en de spelers onderling. Mensen die vrijwillig werkten zagen jonge spelers honderden guldens incasseren, en de contracten met de sponsors waren ook niet al te vast. Dat kweekte spanning met een groot risico voor het voortbestaan. In het eigen belang van de sport kon het zo niet verder gaan.” Er kwam dan ook een sponsoringgroep (onder voorzitterschap van Zijll) en juristen uit de sportwereld werkten, op basis van vrijwilligheid, contracten en modelovereenkomsten uit. Aan de andere kant kwam minister Gardeniers van CRM met richtlijnen voor de media en de sport en nu is het zover dat „over een maand een overeenkomst van kracht wordt, waarbij de overheid een regeling hanteert op basis van een gedragscode die door de maatschappij is vastgesteld.” „Maar dat is maar een mijlpaaltje”, weet Van Zijll. „De commercie zoekt steeds weer nieuwe kansen en mogelijkheden en onze bonden groeien ook steeds. We kunnen de zaak alleen goed blijven bijsturen door permanent overleg met de overheid, de media en de commercie. In samenwerking daarmee kan de sport nog andere voorwaarden scheppen voor het goed functioneren van de vrijwilliger. Neem de media, die ook negatief kunnen werken. Als vrijwilligers op hoge posten zich constant bedreigd voelen door die media, verliezen we die ook. Er zijn kerels die niet meer als zodanig mogen functioneren van hun bedrijven, omdat ze onderuit worden gehaald. We hebben elkaar nodig en zullen elkaar tegemoet moeten treden op basis van verdraagzaamheid st een ng, rne aan trainer van de Nederlandse club (doet er niet toe welke) na de loting zijn wenkbrauwen fronste, omdat die West- of Oostduitse club toch wel een mira kels sterke tegenstander was, dan lag de trainer van de tegenpartij allang in katzwijm, en moest door zijn voorzitter met reukzout worden bijgebracht. Dat moest h i j nou weer treffen, een NE DERLANDSE club, of all nationalities! Een hele eer natuurlijk, dat wel, Napo leon bezoekt Broek in Waterland en de burgemeester stottert wat in het Frans, maar de hoop op de volgende ronde was wel meteen de grond ingeboord! En het leek nog zo mooi, na die eerste ronde: alle Nederlandse clubs speelden zich in de tweede ronde. Dat moest ook wel, want de salarissen van de spelers zijn nog steeds gebaseerd op de jaren zeventig, toen een Nederlandse club op ’n slof en ’n oude voetbalschoen de vier de of vijfde ronde haalde. Ik zie Ophof de derde ronde niet halen, na de 5-1- nederlaag tegen Bayern München. Ta- hamata wel, want Standard Luik boek te een 1-2-uit-overwinning... Hebt u zich al verplaatst in de don derspeech van de verschillende trai ners, over een krappe twee weken, als de revanchegedachten de teugels mo gen vieren? Die van de Feyenoord-trai- ner sla ik over, die hoeft alleen maar in een hoekje een beetje te neuriën, dat is ruimschoots voldoende om de 2-1-voor sprong op het Deense Hvidovre in de Kuip Zelve in stand te houden. Han Berger van FC Utrecht heeft het moei- lijker. Hij moet in Frankfort een voor sprong zien te handhaven, liefst op 0-0 zien te spelen (1-0 is al te weinig, dan promoveert Eintracht naar de volgende ronde), en hij zal dat zonder Willem van Hanegem moeten doen. Zit hij bij de pakken neer? Welnee! Juist omdat Eintracht nu wel moet ko men, zullen er meer kansen komen door snelle uitvallen - u kent dat gelul wel. Ik zal niet zeggen dat het onjuist is, maar het is toch zo’n redenering van: juist Zo simpel ligt dat vaak, bij voetbal. Maar wat zegt Leo Beenhakker? Waar moet die overal watjes in stoppen om zijn spelers het idee te geven dat ze die Van Zijl: „Ze deden toen praktisch alles zelf. Ze waren sportman, beheerder, bestuurder, supporter. Dat komt omdat de sport zich toen aan de periferie, de buitenkant, van de samenleving bewoog. Dat was een liefhebberij die zo weinig te maken had met het sloven van de gewone man, datje eigenlijk kunt zeggen dat de sportbeoefenaar van toen zich terugtrok uit de maatchappij. Sport was een min of meer geïsoleerd gebeuren, was elitair ook. Vooral om reden datje aan twee voorwaarden moest voldoen. Je moest beschikken over tijd en over geld. En er waren in die tijd niet zoveel mensen die dat hadden.” „Nu heb je tientallen functies in de sport, die door verschillende mensen worden uitgeoefend. Er is wel gezegd dat tot vijftig, zestig jaar geleden de problematiek en de vraagstukken in de sport nog klein van omvang waren en het formaat van de bestuurders groot. Tegenwoordig zijn de vraagstukken groot en is het formaat van de bestuurder klein. En met die constatering geef je precies de situatie aan die uit oogpunt van groei en ontwikkeling niet alleen juist, maar ook noodzakelijk is. Want als de sport zich afspeelt aan de buitenkant van de samenleving, wordt ze met rust gelaten door de overheid, de media en de commercie. Op hun eigen gebied van elitaire liefhebberij hebben spelers en bestuurders een grote bewegingsvrijheid. En dus de mogelijkheid om hun probleempje zelf op te lossen”. „Naarmate de sport echter meer in het centrum van de samenleving komt en veel meer een wezenlijke rol gaat spelen in het leven van steeds meer mensen, gaan overheden, media en commercie steeds dieper erin doordringen. Daardoor, maar ook door de massale toeloop van de jeugd (er zijn nu 2,3 miljoen kinderen in de sportverenigingen en door de enorme behoefte aan ruimte, accommodatie, leiding, begeleiding en financiering, komen tal van vraagstukken om de hoek kijken waarvan de leiders van toen geen flauwe notie hadden”. Vooral commercie en media zijn de laatste jaren diep in de sport doo gedrongen. „Ze kunnen niet meer om elkaar heen, ftinctioneren dank zij en afhankelijk van elkaar. Zoals de sport „verchrikkelijk veel” te danken heeft aan de media, zo heeft de sport omgekeerd het voer geleverd aan de sportpers om te 5-1-achterstand nog makkelijk kunnen inlopen? Hij zegt helemaal niets, op de laatste beslissende bijeenkomst. Maar hij heeft wel iemand meegebracht: JO HAN CRUIJFF! De jongens zijn er stil van! Keje Molenaar zit met open mond te kijken, de ogen van Ophof (en trou wens ook die van Peter Boeve) glanzen. Pietje Wijnberg en Kees Zwambom zit ten hand in hand, zo onder de indruk zijn ze van dat plechtige moment! Die jongen van Kieft heeft zelfs even het colbertjasje van Cruijff aangeraakt toen die hem passeerde, want wie had ooit durven dromen dat Cruijff, de gro te Johan, nog eens binnen een actieradi us van drie meter van hem vandaan zou staan! Stilte, Cruijff neemt het woord! De Jongens hangen aan zijn lippen! „De eerste grote overwinning die wij in de Europa-Cup boekten”, zegt Jopie, „was in het Olympisch Stadion, waar jullie zometeen ook gaan spelen. De tegen stander was Liverpool. De Engelse kampioen, daar keken we toen huizen hoog tegenop! Ik helemaal, als jonkie, dat begrijp je. (De jongens knikken om hun heftigst van ja). Het eerste doel punt werd gemaakt door ene Wolf, of De Wolf, daar wil ik afwezen, een invaller, een jonge jongen, net als jij (Cruijjf kijkt nu even naar Kieft, die tot aan zijn navel bloost). Toen was het hek van de dam, we wonnen met... (Cruijjf laat even een veelbetekenende stilte val len)... 5-1. Vijf-één ja, je hoort het goed. (Piet Schrijvers steekt zijn vinger op). Ja, Piet, ik weet wat je zeggen wil, jij was al oud genoeg om die wedstrijd gezien te kunnen hebben, het mistte toen ontzettend. Het vijfde doelpunt van Henk Groot werd alleen door de Engelse keeper gezien. Dat is waar. Maar daarom ben ik hier, ik heb een verheugende mededeling voor jullie, In ter Football heeft, in samenwerking met de sponsors van Ajax èn het KNMI in De Bilt, besloten dat het stadion in een ondoorzichtige mist zal worden ge huld. En het Ajax bestuur heeft bij Leo Horns Stoffensensatie mistgrijze stof besteld, waarvan de donatrices nu in allerijl shirtjes en broekjes voor jullie naaien. Ik zou dus zeggen: toi-toi-toi, glüeck auf, allez votre corridor, winne- winnewinne, ik zit op de tribune, dus stel me niet teleur!”. De Nederlandse Leeuw likt zijn won den. De Zes-Veldenslag, woensdag over heel Europa uitgevochten, bracht meer kommer en kwel dan vreugde. Toegege ven, in enkele afzonderlijke veldslagen werden overwinningen geboekt (2-1 en 1-2), maar veel glans straalde daar niet van af. De strafschop die FC Utrecht in de laatste minuut mocht nemen, was een even vrijgevig gebaar van de scheidsrechter als de strafschop waar door AZ’67 in Sofia een 0-1-voorsprong moest inleveren. Wat dat betreft is er dus van een kosmisch evenwicht spra ke, dat des te eerder bereikt wordt naar mate er meer clubs meespelen in zo’n Europa-Cupcompetitie, maar voor AZ’67 zal dat een geringe troost zijn. Alkmaars tegenvaller gecompenseerd met FC Utrechts meevaller - je moet wel van de Grootnederlandse gedachte be zield zijn om daar als Alkmaarder vol doening uit te putten. Tja, en dan die gelijke spelen van PSV en FC Twente. Verdienstelijk, te gen zulke sterke tegenstanders, maar er is natuurlijk een tijd geweest dat de sterke tegenstanders uit het buitenland altijd zwakker waren dan hun Neder landse tegenstrevers. Als in die tijd de omdat ze sterker zijn, zijn ze zwakker. Wat zal PSV-trainer Libregts tegen zijn jongens zeggen? Moet je horen jon gens, de eerste wedstrijd heeft bewezen dat HSV en PSV (Ha-Es-Vouw en Pé-Es- Vouw) even sterk zijn. Nou, dan zijn we in Hamburg natuurlijk nog steeds even sterk! Het veld is daar even groot als bij ons, de doelen zijn even groot, de spe lers zijn dezelfde, alleen het publiek verschilt. Weet je wat we nu doen? Jul lie krijgen allemaal watjes in jullie oren, dan horen jullie het publiek niet en lijkt het net alsof je in Eindhoven speelt! Hij weet zeker dat zo’n functionaris „de handen meer dan vol zou hebben” en fundeert dat op een paar zaken. „Ten eerste zou zo’n bewindsman niet alleen de sport, maar ook de recreatie onder zijn hoede moeten krijgen. Die twee zijn samen uitge groeid en zullen nog verder uitgroeien tot wellicht de grootste industrie van Nederland en zeker tot een maatschappelijk gebeuren dat beslag legt op veel ruimte en accommodatie. Daarbij moet ook worden betrokken dat steeds meer mensen in Het argument dat tegen de instelling van een apart ministerie man. Dat die er nog niet is, ligt aan de geringe interesse van voor sportzaken in Nederland wordt gebruikt, is steevast dat politici om zich wezenlijk in de sport te verdiepen. Op de de bewindsman die daar zitting zou krijgen geen dagtaak aan glamour komen ze wel af, dieper graven in de problemen is er die functie zou hebben. Dat nu vindt dr. Van Zijll, ooit zelden bij. „Alleen wanneer een politieke macht de sport van begonnen als de eerste directeur van het NOC en zelf nog eens wezenlijke betekenis vindt, is er sprake van belangstelling en aangezocht om staatssecretaris van sport te worden (een aan- bevordering”. bod dat hij overigens afsloeg), een dooddoener. j J - - - - - - ---.Van Zijll geeft daarmee aan dat hij zo’n ministerie van sportzaken niet op korte termijn van de grond ziet komen. Wel denkt hij dat in de jaren tachtig een raad voor de topsport, „of een ander platform waarop overleg kan worden gepleegd” tussen sporters en begeleiders ingesteld zal worden. „Dat zou normaal en gezond zijn. Want hoewel we van een welvaarts- staat in een verzorgingsstaat zijn gekomen en de kans bestaat dat velen zeggen „waarvoor zou ik me nog uitsloven, er wordt hun vakantie sport beoefenen (wintersport, watersport). Al leen of in gezinsverband”. ^dat^e^tenTdtttvS^rtieverMi^e^steeds meer het karak- TJSüoMritZen ”SIWrteF keUrSliJf “eP ter zullen krijgen van sportverblijven. Daar zou dus al een taak J p a ners en functionarissen. liggen voor zo’n bewindsman. En die zou in zijn portefeuille „Dat kwam vreemd over bij het vrijheidsstreven in andere ook de lichamelijke opvoeding kunnen krijgen. Ook die sector sectoren. De ijzeren schematische gebondenheid, onder strikte heeft tal van aanrakingsvlakken met de twee andere gebieden, autoritaire begeleiding, stond lijnrecht tegenover de vrijheids- Maar vooral het pakket van de lichamelijke opvoeding schijnt beleving op andere gebieden. Met een raad voor de topsport moeilijk over te brengen te zijn. Dat is verweven in het totaal kan zo’n tegenstelling voorkomen worden. Dat is nodig, omdat van onderwijsvoorzieningen. Het neemt niet weg dat de geor- ik denk dat de jeugd behoefte zal blijven houden aan fantasie, ganiseerde sport van oordeel blijft dat er meer aandacht aan vindingrijkheid en avontuur in het leven. Dat zal werken zou moeten worden besteed. Vooral de lichamelijke opvoeding contra de verzorgingsstaat. De consequentie daarvan immers, bij het basisonderwijs in ons land schiet schromelijk te kort”, is vanuit de jeugdige mentaliteit gezien de dood in de pot. Ook Haar zou een taak kunnen liggen voor een nieuwe bewinds- Eindeloze grijsheid, bureaucratie en verveling”.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 27