Luchtmachtpiloot Van der Mey stopte ermee
RB
GEWETENSBEZWAREN
ZATERDAGS BIJVOEGSEL
H
LM
Moeilijke maatschappelijke aanpassing* bij
kinderen met lichte hersenfunctiestoornissen
’1
door Jan Havenkate
1
e
door Carlo Nagel
Buitenbeentjes is een gangbare naam
voor kinderen die door een lichte storing in
de hersenfuncties verloren dreigen te ra
ken In de samenleving. Ze zijn vaak wat
onhandig en worden snel voor debiel ver
sleten. De Stichting Integratie Buiten
beentjes houdt vandaag een landelijke bij
eenkomst in de Utrechtse Jaarbeurs.
Iets onbeschrijflijks
Gewetensbezwaren bij militairen tegen
het gebruik van kernwapens. De kranten
staan er de laatste weken vol van. Mag een
soldaat kerntaken weigeren? Of mag een
commandant van de ME weigeren te
worden ingezet bij Dodewaard?
De haviken schilderen de duiven nogal
eens af als vaandeldragers van een
verweekte generatie. Of nog erger: als
politieke querulanten die geïnfecteerd zijn
door het communisme. Het past allemaal
In de strategie: het verdacht maken van de
opposanten.
Echte gewetensbezwaarden zijn geen
marionetten van de Russische beer. Hun
stelllngname is meestal het gevolg van een
persoonlijk ontwikkelingsproces van
jaren.
Dries van der Meij was
vluchtcommandant van het 315 Squadron
van de vliegbasis Twente. Zestien jaar
diende hij als beroeps, elf jaar vloog hij,
tweeduizend vlieguren staan op zijn naam.
Vorig jaar nam hij vrijwillig ontslag omdat
hij geen kernbommen wilde droppen. Dit is
zijn verhaal.
Indoctrinatie
Commandant Janssen
Neurenberg
2
Isolement
Emotionele reactie
Herkansing
Volgens schattingen zou tussen 5 en 10 procent van de schoolgaande
jeugd een lichte hersenfunctiestoornis hebben. Uiterlijk is dat aan een kind niet
te zien, maar het uit zich wel in afwijkend gedrag. Het kind is slordig, onhandig,
begrijpt alles verkeerd, is erg impulsief, praat voor zijn beurt, kan niet stil zitten,
wiebelt voortdurend of gedraagt zich juist abnormaal teruggetrokken en
angstig.
Door de onbekendheid met en de onzichtbaarheid van de afwijking, en ook
door de onzekerheid en de taalgevoelens van de ouders, wordt deskundige
hulp vaak veel te laat ingeroepen. Deze „buitenbeentjes”, want zo worden ze
genoemd, hebben daardoor veelal de juiste opvang en begeleiding moeten
missen en zo de boot gemist naar een plaatsje in de maatschappij. Aangepast
onderwijs met specifieke trainingsprogramma's was niet voor ze weggelegd.
Geen subsidie
Een groot formaat kleurenfoto is het enige dat in
de woonkamer aan zijn vliegersloopbaan
herinnert. Hij staat erop zoals hij is. In
blauwgrijze overall omhoog rijzend uit de
openstaande cockpit van de Northrop,
gemillimeterd haar, de wenkbrauwen gefronst,
een beetje zorgelijk kijkend, weinig show. Het
was een van zijn laatste vluchten met de K-
3024.
Over die foto: „Ik kreeg hem bij het afscheid
van mijn collega’s. Toen ik eenmaal had
besloten om de dienst te verlaten, realiseerde ik
me dat ik haast geen foto’s had van die periode
uit mijn leven. Ik hield er niet zo van, van alles
wat er aan vertoon om dat vliegen hangt, van
het aureool, maar als afscheidsgeschenk leek
het me een goed idee”.
-
F
I.
Zijn allerlaatste vlucht staat nog als de dag van
W-.
grote klap is het afgelopen’
niet meer kan dienen. Als je van tevoren weet dat er
dingen van je worden gevraagd die je niet met je
geweten in overeenstemming kunt brengen omdat
ze illegaal zijn, moetje er uitstappen”.
Dries van der Meij, 34 jaar, getrouwd, vader van
twee kinderen en wonend in Oldenzaal. Ex-
kapitein-jachtvlieger bij de tactische
luchtstrijdkrachten. Laatstelijk gestationeerd als
vluchtcommandant van het operationele 315
Squadron op de luchtmachtbasis Twente.
Zijn vliegersloopbaan begon als een jongensdroom.
Nadat hij de HBS in Groningen met succes had
doorlopen, had hij maar één ideaal: vlieger worden.
Zijn leeftijd was een bezwaar. Hij was zestien, te
jong om toegelaten te worden tot de Koninklijke
Militaire Academie in Breda. Maar hij kreeg
dispensatie.
Zijn start was onfortuinlijk. In augustus 1963 zakte
hij voor het examen dat hem toegang moest geven
tot de fel begeerde vliegersopleiding. Maar hij
versaagde niet en schreef, zo jong als hij was, een
keurig rekest. Zestien jaar was wel wat jong, lazen
zijn verbaasde superieuren. Op die leeftijd mocht je
niet eens een auto besturen, laat staan een
vliegmachine. Of hij het geen tweede keer mocht
proberen?
Dat mocht. Zijn verzoek om herkansing werd
toegewezen onder voorwaarde dat hij eerst de KMA
afmaakte. Daarna mocht hij de vliegersopleiding
volgen. Aldus geschiedde. Hij studeerde in 1968 af
als officier en twee jaar later had hij zijn
vliegbrevet. De standplaats werd Twente.
In het begin was het vooral het vliegen dat hem
fascineerde. „Dat je daarnaast ook nog militair
was, Speelde voor mij in die jaren niet zo mee. Dat
schoof ik maar een beetje van me af. Dat vliegen
was iets onbeschrijflijks”.
„Vroeger op de KMA had ik ook wel eens zoiets, in
het voorjaar als de zon scheen en je binnen zat te
blokken voor je studie. Buiten zag je dan moeders
achter kinderwagens lopen, heerlijk in de zon. Dat
gevoel van: ik wou dat ik dat ook kon, daarbuiten
zijn, vrij, daar kun je de vliegervaring wel mee
vergelijken”.
Toch was er onderhuids een begin van twijfel. De
hele vliegersscene, de subcultuur van zuipen, het
opgelegd pandoer dat er altijd iets geks moest
gebeuren, het aureool van ferme jongens, stoere
knapen begon hem te irriteren. Om dat
binnensluipend gevoel van leegheid te
camoufleren, vatte hij een avondstudie economie
aan, nog niet beseffend dat die zijn afscheid alleen
maar sneller dichterbij zou brengen. In 1975
slaagde hij na driejaar studie.
Zijiumtmoeting met Jurjen Beumer,
hulppredikant van de Nederlands Hervormde Kerk
in Oldenzaal, die in hetzelfde jaar plaats heeft
waarin hij afstudeert, wordt een keerpunt. Met hem
pratend over geloof en maatschappij,
bijbelexegese, politiek en wetenschap, wordt hij
geconfronteerd met vragen waarop hij het
antwoord schuldig moet blijven. Langzaam begint
hij het systeem waarvan hij als beroepsmilitair deel
uitmaakt, te doorzien.
Dries: „Ik zag best in dat er in de vrees voor het
communisme reële elementen zaten, maar ik kon
dat niet langer vatten in de tegenstelling goed-
kwaad, dat vijandsdenken was me te zwart-wit. Het
ging alleen maar over de Russische beer en de
vraag in hoeverre het Westen voor ging in de
bewapeningswedloop, kwam niet aan de orde”.
„Als vliegers kregen we elke dag onze portie
indoctrinatie. Elk squadron had Zijn eigen counter-
Nog even terug naar de dag van zijn afscheid: 31
juli 1979. Op de receptie na afloop van het
waterballet was commandant Janssen van de
luchtmachtbasis Twente opvallend zwijgzaam. Dat
had zijn reden. Kort daarvoor was majoor Luimers,
het hoofd van het bureau inlichtingen en veiligheid
van Twente, uitgenodigd door Van der Meij om deel
te nemen aan een forumdiscussie in Oldenzaal over
de kernbewapening in het kader van de
Vredesweek. De majoor was akkoord.
Dries: „Nadat ik in de Bromvlieg, ons
personeelsblad, een stukje daarover had
geschreven, maakten de onderofficieren enorme
stennis. Dat kon niet, zeiden ze, Luimers’
meewerken aan een IKV-avond (interkerkelijk
vredesberaad red.), dat was te gek. Ze eisten dat
Luimers zich zou terugtrekken. Dat is toen gebeurd
en in plaats van hem kwam er een man uit Den
Haag”.
„De commandant heeft daarna nooit meer willen
praten. Het leek alsof alles ineens was afgelopen.
Hij keek me voorbij, zei me niet eens meer
goedendag. Op het afscheid beperkte hij zich tot het
voorlezen van de ontslagbrief van de bevelhebber
der luchtstrijdkrachten en het uitreiken van het
vliegersinsigne”.
„Een woord van zichzelf heeft hij er niet aan
toegevoegd, terwijl er zelfs bij gewone
overplaatsingen al hele verhalen worden gehouden.
Over die zestien jaren die ik bij de luchtmacht heb
doorgebracht, was blijkbaar niets meer te vertellen.
Ach, denk je dan, dat hoeft ook niet, het is maar
beter zo, maar eigenlijk is het wel jammer.
intelligence en dagelijks waren er briefings waarop
we werden geïnformeerd over de bewegingen en de
bewapening van de vijand. Die inlichtingen
kwamen soms uit openbare bronnen, vaak ook uit
geheime NAVO-stukken die weer waren gebaseerd
op satellietwaamemingen. Maar alles werd ons
gepresenteerd als een hard feit waaraan niet mocht
worden getwijfeld”.
Was daar met collega’s over te praten?
„Nee, in feite niet. In het begin wilde men wel
luisteren, maar meer vanuit een algemeen
vertrekpunt, vrijblijvend. Als je kwam te spreken
over de vraag wat je er zelf aan kon doen, werd er
een muur opgetrokken. Dat vijandsdenken, dat is
voor mij altijd heel moeilijk te doorbreken
geweest”.
„Nu had ik misschien ook gemakkelijk praten,
want ik had die economiestudie altijd nog achter de
hand. Voor de meeste collega’s waren de sociale
consequenties van weggaan uit de dienst
onoverkomelijk. Dat speelde voor mij natuurlijk
ook wel, want als militair-vlieger heb je een
geweldige sociale positie. Als kapitein verdiende ik
net zoveel als een eerstegraads bevoegd leraar en
daar kwam maandelijks nog een brevettoelage van
1350 gulden bij. Ik wist dat ik dat in moest leveren
als ik er uitstapte”.
Was het niet mogelijk geweest om ondanks die
gewetensbezwaren toch te blijven, maar in een
andere functie? In de discussie die momenteel
wordt gevoerd naar aanleiding van de brief van
minister De Geus wordt op die mogelijkheid
gewezen.
Hij: „Ik vind van niet. Burgerlijke
ongehoorzaamheid in het leger moet mogelijk zijn
als je wordt geconfronteerd met immorele situaties
die je van tevoren onmogelijk had kunnen voorzien.
Dat hebben de processen van Neurenberg ook wel
uitgewezen waar de nazi-misdadigers op hun
persoonlijke verantwoordelijkheid zijn
aangesproken. Maar als je van tevoren weet dat de
taken die in een bepaalde functie van je worden
verwacht, voor jou onaanvaardbaar zijn, moetje
weggaan”.
„Als je elders in het apparaat wordt ingezet, blijf je
toch meewerken? Het gaat echt niet alleen om die
kernwapens of om de man die de bom gooit. Dat
doet De Geus, die versmalt het probleem tot de
individuele militair. Nee, het raakt het hele leger, de
hele parlementaire democratie”.
Maar wordt het leger op die manier geen
vergaarbak van die-hards?
„Dat hangt van de parlementaire controle af. Ik stel
vast dat er van de kant van de
volksvertegenwoordiging geen enkele greep is op
het bewapeningsprobleem. De PvdA en de FNV
werken evengoed mee aan de instandhouding van
het systeem als ze een principiële discussie over
Holland Signaal ontlopen, omdat dan de
werkgelegenheid in het geding is. De werkelijke
macht ligt in handen van het militair-industrieel
complex, structureel is daar nog niets in veranderd.
Sterker nog, soms wordt niet eens onderkend dat
daar de macht ligt”.
De Stichting Integratie Buitenbeentjes
heeft intussen zeker wel wat kunnen
doen. Bij „De Tijdstroom” heeft zij een
boekje „Meer begrip voor buitenbeen
tjes” kunnen uitgeven. Er zijn baantjes
voor buitenbeentjes gevonden. Het va-
kantieproject mag zich in een stijgende
belangstelling verheugen en ook was er
vorig jaar een geslaagd congres met wel
800 hulpverleners in de medische en
sociale sfeer.
G
,/h
A
Mevrouw Baan had vanuit haar eigen
gezinssituatie ervaren dat de samenle
ving en ook de dienstverleners met deze
onduidelijk gehandicapten niet goed
raad weten.
Een gesprek met mensen van de stich
ting in een van de drie zolderkamertjes
van het pand Luybenstraat 21 in Den
Bosch leert dat er vier en een half jaar
later nog niet veel ten goede is veran
derd. Mevrouw Agnes Liesting, zelf moe
der van een dochtertje met een lichte
hersenfunctiestoornis: „In de artsenop
leiding wordt er geen aandacht aan be
steed, dus herkenning van de stoornis en
de behandeling ervan is nog even zeld
zaam als altijd. Het is een toeval als een
buitenbeentje goed terechtkomt. Buiten
beentjes worden niet als aparte groep
benaderd. Meestal wordt de stoornis pas
ontdekt als het kind in de tweede of
derde klas van de basisschool zit, als het
moet gaan presteren. De omgeving ziet
ze dan als lastig, wijt dat vaak aan
relatiestoomissen tussen de ouders.
Vaak komen de kinderen dan, terwijl ze
een enorme intelligentie kunnen hebben,
op de debielenschool terecht, later op
een sociale werkplaats. Dat draagt er
niet toe by ze zich behoorlijk te laten
ontplooien. Integendeel”.
Zij vertelt dat de kinderen met een
Eenmaal boven de leerplichtige leef
tijd gekomen, hebben oudere buiten
beentjes geen kans meer op passend
werk. Ze komen er niet of nauwelijks
voor in aanmerking om zelfstandig te
gaan wonen. Ze hebben geen mogelijk
heden om met „normale” leeftijdgeno
ten in contact te komen. Zo verkomme
ren ze in een schrijnend sociaal isole
ment.
Vandaag houdt de Stichting Integratie
Buitenbeentjes in de Jaarbeurs in
Utrecht een landelijke bijeenkomst voor
oudere buitenbeentjes (vanaf 16 jaar) en
hun ouders en andere familieleden.
gisteren in zijn geheugen gebrand. Het was ook niet
niks. Zestien jaar beroepsmilitair, waarvan elf jaar
gevlogen, tweeduizend vlieguren op zijn naam, een
uitstekende staat van dienst. Op 31 juli 1979 was het
allemaal voorbij
Hij zegt: „Ik had een verschrikkelijk leeg gevoel,
ineens is het echt afgelopen. Ik had wel eerder
- besloten om ermee op te houden, maar dan duurt
het toch nog een hele tijd voordat je een andere
baan hebt. In mei kreeg ik van de katholieke MEAO
in Enschede het bericht dat ik daar als leraar
economie kon beginnen. En dan komt alles opeens
in een stroomversnelling. En plotseling is daar het
moment waarop je beseft: dit komt nooit meer
terug. Ik heb gejankt”.
Hij was van Soesterberg komen vliegen die middag.
Had een rustige vlucht gemaakt, niets speciaals
gedaan. Wilde niet bij de vliegers horen die op hun
laatste vlucht nog bij hun ouders in de tuin duiken.
Op Twente hadden zijn collega’s de gebruikelijke
afscheidsceremonie geënsceneerd.
Nadat hij nog eenmaal met ingetrokken
landingsgestel laag over het 315-Squadron-gebouw
was gedoken, zette hij de Northrop aan de grond.
Ingrid, zijn vrouw, volgde de landing in de
verkeerstoren. Met hun beide kinderen Michiel en
Laurens.
Na het traditionele glas bier moest hij plaatsnemen
op een gereedstaande kar, versierd met rode
vlaggetjes. Er stond een lessenaar op, het voor de
hand liggende zinnebeeld van zijn nieuwe
werkkring. Aan de zijkant hing een spandoek.
Opschrift: „De rode haan kraait niet meer”. Daarna
begon het waterkanon te spuiten totdat hij bijna
geen adem meer kon krijgen.
Maar 's avonds in huis kwam de terugslag. Onder
het avondeten vluchtte hij plotseling naar boven.
Zijn vrouw: „Ik schrok er wel van. Al die maanden
daarvoor had hij steeds gezegd: ik baal ervan, als ik
er maar eenmaal uit ben. Op zo’n emotionele
reactie was ik absoluut niet voorbereid”.
Ruim een jaar geleden is het alweer. In augustus
begon hij aan zijn tweede schooljaar. Heeft hij nog
wel eens heimwee?
Een lichte aarzeling: „Jawel, zestien jaar is een hele
tijd, het is een groot deel van je leven. Als je
eenmaal hebt gevlogen, vergeet je dat nooit meer,
dat neemt niemand je af. Nog steeds, als ik van
school naar huis fiets en de vliegbasis passeer, blijf
ik even kijken als er wordt gevlogen. Kijk, daar
gaat er weer één, denk je dan. Maar het sterkst is
toch een gevoel van opluchting. Ik heb een
beslissing genomen en alles wat er daarna is
gebeurd, heeft me in de overtuiging gesterkt dat dat
een goede beslissing is geweest”.
Het kernwapendebat in de Tweede Kamer, de
discussie over de Kruis-raketten, de uitbreiding
van de kernmacht in Engeland, Amerika’s
interventieleger voor het Midden-Oosten, er is nog
helemaal niets veranderd. Nog altijd worden er
verkeerde keuzes gemaakt. Je medemensen steeds
meer als vijanden zien, leidt dat tot een betere
omgang met elkaar? Is dat in overeenstemming
met Gods bedoeling met de wereld, om het iets
hoogdravender te zeggen?
„Ik heb nooit echt met kernraketten hoeven
- vliegen, maar ik wist dat ik in een situatie kon
belanden waarin dat zou moeten. Elke militair weet
dat. In het scenario van elke NAVO-oefening komt
het ogenblik dat de bom valt. Vroeger werd er dan
net gedaan alsof het spel na een zeker tijdsverloop
weer kon beginnen, maar dat was te belachelijk om
zelfs maar over te denken. Iedere mtlitair weet nu:
als de grote klap is geweest, is het afgelopen”.
„Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik dat systeem
Mevrouw Liesting en andragoge
Yvonne Teeuwsen twee dagen per
week in dienst van de stichting hou
den dan ook een vurig pleidooi voor
initiatieven als tweede-kansonderwijs,
mogelijkheden tot een voortgezette be
roepsopleiding, projecten van begeleide
huisvesting, cursussen vanuit het vor
mingswerk, zodat de buitenbeentjes met
leeftijdgenoten in contact zouden kun
nen komen.
De oorzaak van de lichte hersenfunc-
tiestoomis kan al liggen in de zwanger
schap, vaak bij de bevalling (zuurstofge
brek), maar ook later, door een infectie
ziekte, een ongeluk of een ontsteking.
Vroeger vielen buitenbeentjes niet zo
op, vandaar ook waarschijnlijk dat de
diagnose nog niet erg lang wordt gesteld.
Gek genoeg zijn er meer mannelijke dan
vrouwelijke buitenbeentjes volgens
schattingen zelfs in de verhouding 7 3.
Of ligt dat toch aan de mannenmaat
schappij, die van meisjes meer emoties
tolereert en mindere schoolresultaten
accepteert?
De bedoeling is om de aandacht van de
samenleving op die knellende proble
men te vestigen. Knelpunten zullen wor
den geïnventariseerd en aangeboden
aan de betrokken overheidsinstanties.
Aan de hand van ervaringen van oudere
buitenbeentjes zal er een discussie op
gang worden gebracht over opvang en
begeleiding, toekomstmogelijkheden,
tweede-kansonderwijs en beroepsoplei
ding, woonvormen en over de betekenis
van „integratie".
De landelijke Stichting Integratie Bui
tenbeentjes is in mei 1976 ontstaan op
initiatief van mevrouw A. M. G. Baan uit
Oss, die na enkele kranteartikelen over
ervaringen met haar toen 16-jarige doch
ter met zo’n lichte hersenfunctiestoornis
een geweldige respons kreeg van ouders
met buitenbeentjes.
J
hersenfunctiestoornis op een school zon
der speciale individuele begeleiding
soms op hun zeventiende jaar nog niet
hebben leren lezen of schrijven. Tot een
ouder of een tante het eens probeert.
Dan blijkt dat het uitstekend lukt.
„Mijn eigen dochtertje kan niet reke
nen. In alle andere vakken ligt ze op
haar klasgenootjes voor. Maar voor een
voortgezette opleiding komt ze dus niet
in aanmerking. Op haar veertiende krijg
ik haar thuis”.
Het lukt de stichting in enkele gevallen
om ouder geworden buitenbeentjes ge
plaatst te krijgen in een supermarkt, een
hotel of een bejaardentehuis. „Voor een
voudig werk, maar ze voelen zich dan
wel opgenomen in de maatschappij. De
meesten komen helaas in een steeds gro
ter isolement terecht. Een vrij lichte han
dicap wordt een heel zware. Want ze
worden nooit mee uitgevraagd. Anderen
trouwen, zij blijven thuis. De jongens
worden „en bloc” afgewezen voor mili
taire dienst. Geen wonder dat er aan
drugs verslaafd raken, dat er veel zelf
moorden worden gepleegd”.
Mevrouw Liesting is betrokken bij de
organisatie van een jaarlijks zomer
kamp in de bossen bij Drenthe, de afge
lopen zomer voor 67 kinderen, het ko
mend jaar voor meer dan honderd.
„Daar zie je ze opbloeien. Ze komen
„gestoord” binnen, veranderen hele
maal in zo’n kamp, waar zij contacten
hebben met leeftijdgenoten. Maar terug
in hun isolement of in de sociale werk
plaats is die opbloei weer gedoofd”.
„Na ruim vier jaar hebben we boven
dien 5000 begunstigers”, zegt mevrouw
Liesting. „Maar we lopen altijd weer
stuk op geld, want van de overheid krij
gen we geen subsidie. Die vindt dat ons
werk dat van anderen overlapt. Voor
lichamelijk gehandicapten wordt veel
meer gedaan. Wij moeten het hebben
van bijdragen van begunstigers, van
vrijwilligerswerk, van de Kinderpostze
gels, het Julianafonds. Toch kost een
dag als 1 november in Utrecht ons 25 tot
30.000 gulden. Elk jaar opnieuw is er de
dreiging van opheffing. Omdat de lichte
hersenfunctiestoornis nog steeds een on
bekend iets is. Juist daarom ook die dag.
Aandacht vragen voor onze problema
tiek. En de ouders activeren, ze mondi
ger maken. Ze laten merken dat er iets te
doen is. Dat Onze kinderen niet debiel
zijn”.
r
Meer begrip voor buitenbeentjes
’Elke militair weet: Na de