ZATERDAGS Bi JVOEGSEL
Spanning
en zwarte
magie
Dom scenario voor WO III
De wraak van
Janneman
e
I
,,De perzik van onsterfelijkheid”
nieuwe roman van Jan Wolkers
F
eau
Museumboek
Guus Dijkhuizen:
bizarre verhalen
boek van de maand
gill
24
k),
door Hans van Straten
I
Ie
Jan Wolkers is aan het verhuizen. Na bijna 30 jaar ontruimt hij zijn atelierflat in
Amsterdam-Zuid om zich te gaan vestigen in een landelijk huis aan een bosrand
op Texel. Zijn bibliotheek ligt als een omgevallen boekenkast in een verzameling
kartonnen dozen.
Hij krijgt nu een rond atelier. „Vandaar dat ik mij al aan het oefenen ben om ronde
schilderijen te maken. Al mijn bestaande schilderijen moet ik weken en dan
probeer ik ze rond te trekken, anders kan ik ze daar niet aan de wand krijgen”.
Grapje. Anecdote. Maar een feit is dat die mooie wand met schilderijen daarginds
niet terugkomt.
Jan Wolkers en Karina zijn goed op Texel bekend, waar zij al vele jaren de zomer
hebben doorgebracht in een vakantiehuisje helemaal aan de noordpunt, bij een
dame die nog een actieve rot heeft gespeeld tijdens de Russenopstand op het
eiland in 1945.
Hannie Schaft
De critici
Berkebast
n
n
I-
j-
i-
Canadezen
0
Gisteren is het nieuwe boek van Jan Wolkers, „De perzik van
onsterfelijkheid” verschenen. Hans van Straten sprak met de
auteur, die op het punt staat van Amsterdam naar Texel te
verhliizen. Het verhaal van de roman speelt zich af rond 5 mei
1980, de herdenking van de bevrijding van Amsterdam door de
Canadezen.
Meesterwerk?
-
Wl
m
van mensen
Whizzard in Londen verscheen.
uit verzet
9
'0-
Karina en Jan Wolkers
Illustratie van Pauline Ellison
KO VAN LEEUWEN
dures
meels-
AO
tanke-
Tekening van Hans Kantors
1
KEES TOPS
I
X
I
k
ge aan
;t van
ragen.
reiste.
ispunt.
ntie,
ade-
an
us
Ie
„Je zou ook kunnen denken aan Hannie
Schaft. Die is door de Duitsers
doodgeschoten, maar wat zou er van haar
zijn geworden als zij was blijven leven?
Daarna heb je de periode van de koude
oorlog gehad, die bij communistische oud-
verzetsmensen erg hard is aangekomen”.
Wat mij bij het lezen heeft verbaasd, is
dit. Het boek speelt zich afin een dag, op
5 mei 1980. De herhaling van de intocht
door de Canadezen in Amsterdam wordt
uitvoerig beschreven. Toch heb ik de titel
’De perzik van onsterfelijkheid’ al een
jaar geleden van je gehoord
„Toen ik pas schrijver was, wist ik dat nog
niet, in het verhaal ’Gezinsverpleging’
bijvoorbeeld, uit de bundel Serpentina’s
petticoat, heb ik een vrouw met naam en
toenaam ingevoerd. Ik had er geen idee
van dat zij nog leefde. Dat heeft de
directie van de inrichting, waar zij werd
verpleegd, mij erg kwalijk genomen”.
„Dat is natuurlijk maar voor een deel
waar. Het komt omdat het materiaal zo
rijk was, dat ik er zoveel uit kon putten.
Het kan best dat er nog heel andere
mogelijkheden zijn. Ik vind dat ik dit met
dit nieuwe boek bewijs”.
„Wat mij zo opviel toen ik de drukproeven
corrigeerde, is dat al die lijnen van het
verhaal zo consequent doorlopen. Dat
gebeurt voor een groot deel onbewust. Er
is een soort computer in je hersenen aan
het werk, die zorgt dat alles in elkaar
grijpt. Zelfs in de Engelse vertaling van
'De doodshoofdvlinder’, die ik nu nalees,
ontdek ik regelmatig dingen waarvan je
zegt: dat is wel wonderlijk. Je kunt dat
niet verzinnen”.
De oplaag van het boek bedraagt 80.000,
waarvan er 60.000 bij vooraanbieding
door de boekhandel zijn afgenomen.
Bijna al je boeken hebben een
autobiografische achtergrond, maar dit
verhaal absoluut niet.
„Het verwondert mij inderdaad dat het
niet terugverwijst naar mijn verleden, en
dat er ook geen bijbelse verwijzingen in
staan. Er zijn altijd nog van die idioten die
zeggen: als ik niet over Oegstgeest schrijf
of over mijn jeugd of over mijn vader, dan
gaat het niet”.
Wolkers: „Het oplagecijfer wordt niet in
het boek vermeld, omdat de collega’s zo al
woedend genoeg zijn. Of laat ik liever
zeggen, de critici. Je hoeft Alfred
Kossmann in Het Vrije Volk maar te lezen
over ’De kus’: hij had het boek maar niet
gelezen, hij zou zich maar eenzaam
hebben gevoeld tussen die 90.000 andere
lezers. Dan moet hij de Bijbel en Homerus
ook maar niet lezen”.
Van ’De doodshoofdvlinder’ is dit jaar
ook een gebonden editie verschenen, met
op de achterflap enkele citaten uit
negatieve kritieken zoals van Hans
Warren, Ab Visser en Maarten ’t Hart.
Deze laatste maakte er onder andere
aanmerking op dat gescheurde kousen
van een vrouw, die uit een autowrak
wordt gehaald, ’als berkebast om haar
kuiten’ zaten. Hij vond dat weinig
aanvaardbaar, ’want berkebasten zitten
heel anders om de witte stammen van
berken dan kousen, hoe kapot ook, om
kuiten kunnen zitten’, aldus Maarten ’t
Hart.
„Ik heb drie keer van mijn leven een
vrouw met kousen aan uit een autowrak
zien halen. Eén van hen was Karina. En
bij alledrie dat is mij sterk opgevallen
waren de kousen zo gescheurd,
inderdaad als berkebast. Ik denk dat als
jij de verkeerspolitie belt en zegt: er is hier
een ongeluk gebeurd, er zit hier een vrouw
in een auto en haar kousen zitten als
berkebast om haar benen, dat ze zeggen:
dan komen we meteen, want dan weten
we wel wat er gebeurd is”.
,Weet je wat het volgens mij is? Bij een
botsing krijgt een lichaam een enorme
spanning, dan zet alles uit, op zo’n manier
dat het knapt, overdwars, als berkebast”.
Wolkers: „Moet je nagaan, hier spreekt de
bioloog. Het is natuurlijk mallotig om op
dit niveau kritiek te gaan leveren, maar
laten we er even serieus op ingaan. Hoe zit
berkebast om een stam? Horizontaal. Dus
wat hij voor zich ziet iskousen die
overdwars gescheurd zijn”.
De illustraties in het boek zijn van
Pauline Ellison. Ze schijnen me toe
oorspronkelijk in kleur te zijn uitge
voerd. Nu ze in de Nederlandse uit
gave in een bruinige tint gedrukt
zijn, komen ze soms wat flets over.
Ze zijn wel heel mooi getekend en
roepen een bijna surreële sfeer op.
Bij het lezen van de eerste bladen
uit Carlyons boek is het even wen
nen. Enge magie doordrenkt het
papier, maar juist voordat je het
boek terzijde wilt leggen, in de me
ning dat het al te veel op cliche’s
berustend maakwerk is, breekt de
echte spanning door.
Hoofdpersenen zijn de Zwarte
Ridder van Pengersick, die met zijn
vogelspionnen een waar schrikbe
wind voert, en de boerenjongen Ja-
go, die geholpen door Mabby, doch
tertje van arme dagloners, de strijd
1 zelf-
li
ie
„Die hele dag zijn Karina en ik erop uit
geweest. Heel bewust heb ik die viering
met die Canadezen meegemaakt. Ik heb
natuurlijk veel meer gezien dan in het
boek staat. Als je weet dat ik een heel
dossier met gegevens heb. Je kunt daarin
gauw te ver gaan, door teveel details uit de
werkelijkheid te geven. Op een bepaald
moment gaat zoiets een eigen leven
leiden”.
„Ik heb natuurlijk wel dingen veranderd.
Die dwergachtige man, die ik laat
optreden in die winkel ’Het
dierenparadijs’, die staat daar natuurlijk
niet echt, anders zou ik meteen een proces
aan mijn broek hebben”.
Kanters van schitterende bijpassende tekeningen is voorzien.
Tot slot het ultrakorte verhaaltje In het ziekenhuls-2, over een hoofd
dat na behandeling het bijbehorende lichaam mist (zoals blijkt uit
deel 1).
eft
iteren.
j uw
:ht
g
eerst
>n
of
i
h
:e-
id.
De auteurs, de Britse brigade-generaal
b.d. Shelford Bidwell en een tiental ande
re „experts” hebben 250 bladzijden nodig
om de lezer uit te leggen dat alleen verde
re versterking van de NAVO de remedie is
tegen wat zij beschouwen als Russisch
avonturisme.
Een simpel boek verdient een simpel
omslag, en zo is geschied: een Russisch
oorlogsschip schiet het Amerikaanse vrij
heidsbeeld aan flarden. Dit ter illustratie
van wat het boek wil geven: „een afschri
kwekkend voorbeeld van de wijze waarop
de Derde Wereldoorlog zou kunnen ont
staan; het verloop hiervan en de afloop
laten zich lezen als een verbijsteringwek
kende oorlogsroman van de toekomst.
Een toekomst die binnen vijf jaar werke
lijkheid kan zijn.”
Het boek valt in twee delen uiteen: Eerst
een „analyse” van de huidige situatie in de
wereld „gebaseerd op de diepste Russi
sche angsten en op een studie van de
Sovjet-doctrine”, na deze zielenkijkerij in
het Kremlin volgt een „futurologisch” ge-
tegen de magiër aanbindt. Jago
moest een zware en spannende
tocht volbrengen om de toverkracht
te vinden die de macht van de ma
giër van Pengersick kan breken. En
hier komt onafwendbaar ook Tol
kien om de hoek gluren. Of liever:
schrijver Carlyon keek naar Tol
kien. Een ernstige beschuldiging
houdt die constatering echter niet
in, wat Carlyon bedient zich toch
van ruim voldoende oorspronke
lijkheden en spannende wendingen,
om zichzelf als auteur op de been te
houden.
„Ik heb mij nooit op mijn borst geslagen
en gezegd: er worden zoveel boeken van
mij verkocht, het moet wel goed zijn. Dat
is gewoon waanzin. Het is eerder
verwonderlijk dat mijn werk, waarvan je
toch kan zeggen... Ik kan me best
begrijpen dat ’Hollands Glorie’ van Jan de
Hartog een bestseller is, maar mijn werk
is toch heel wat anders”.
„Nou ja, ik geloof dat een van de
geheimen daarvan is, als ik het niet goed
vind, dan geef ik het niet uit. Dan werk ik
er een jaar langer aan. Ik heb nooit ook
maar voor een bladzij rekening gehouden
met het publiek”.
„Het*thema van het boek, maar dan
zonder de intocht van de Canadezen,
bestond al eerder. Er waren ook al
stukken van klaar. Op de titel ben ik
gekomen door een tekening op de
tentoonstelling van Oostaziatische kunst
in het Rijksmuseum, voorjaar 1978.
Tussen allerlei dingen door ben ik toen
aan dat boek begonnen. Maar toen de
Bevrijdingsdag van dit jaar naderde,
begreep ik dat ik de handeling in dat
kader moest onderbrengen”.
met
s van
gaat
Over
n de
rden.
inctle
ming-
Neem je alle kritische opmerkingen zo
serieus?
„Iedere schrijver vindt het boek dat hij
zojuist heeft voltooid, een meesterwerk.
Dat is normaal, anders kun je beter niet
gaan schrijven. Maar of het dat werkelijk
is, dat zal de tijd leren. Een criticus kan
daar zijn mening over geven”.
„Dat thema van die man en die vrouw en
hun hond lag allang klaar. Het heeft pas
door die Bevrijdingsdag zijn beslag
gekregen. Dat vond ik een erg goed kader.
Maar je maakt het jezelf ook moeilijk,
want je beperkt je verschrikkelijk. Tot
één dag. Maar ik moet zeggen dat ik zelf
vind, dat ik daar goed in geslaagd ben”.
deelte: hoe ontstaat en verloopt de Derde
Wereldoorlog.
Het zal niet verbazen dat in de visie van
Bidwell c.s. de Russische leiders, na een
aantal waarschuwingen aan het Westen
handelend optreden. Het scenario van
Bidwell c.s. voor deze Derde Wereldoorlog
is te volgen aan de hand van de tussenkop
jes in hun verhaal, zoals onder meer: „De
toenemende verdeeldheid binnen de
NAVO”, „Het Russisch ultimatum”, „Rus
land vraagt om geen verzet te bieden en
dreigt met een totale oorlog als het wordt
tegengewerkt”, „de Russen komen” enzo
voorts.
In het voorwoord merkt Bidwell op, dat
de lezer, die al lezende wellicht de schrik
om het hart zal slaan, zich niet moet laten
meeslepen. Welnu, zijn kinderlijke ge
schrijf maakt, mag men hopen, de kans
daarop ook niet groot. Het kwalijke van
dit soort lectuur is echter, dat het de reële
dreiging van een nucleaire catastrofe in
wezen belachelijk maakt.
Intussen wordt, zoals gezegd, al snel
duidelijk wat de werkelijke bedoeling van
dit boek is. Een citaat uit het voorwoord:
„De verschrikkelijke gevolgen van het ge
bruik van kernwapens blijven de anti-
atoombeweging voeden; de leden van die
beweging vergeten dat juist die mogelijke
gevolgen het afschrikwekkend vermogen
uitmaken. Niets zou de Russische leiders
meer stimuleren dan een eenzijdige nucle
aire ontwapening. In de Duitse Bondsre
publiek, de hoeksteen van de NAVO-ver-
dediging, zijn er tekenen van anti-milita-
risme; zorgvuldig georkestreerd en niet
echt representatief voor de Duitse gevoe
lens, maar ze bestaat.” Bidwell heeft ech-
De Haarlemse uitgeverij Rostrum
brengt een zeer dom boek op de markt
onder de titel W.O. III, dossier Derde
Wereldoorlog. Onder het mom van een
„milltair-wetenschappelijke analyse” van
de gevaren die de wereld bedreigen, wor
den hierin de angsten die de hernieuwde
Koude Oorlog na Afghanistan teweeg
brengt, geëxploiteerd. Op simplistische
wijze wordt de lezer het bekende beeld
voorgeschoteld van een welwillende en
vredelievende NAVO versus een onbere
kenbaar en in wezen expansionistisch
Sovjet-blok.
„Zuster zei het hoofd, „kan ik nu nooit meer gemeenschap
hebben?"
„O, o, o verzuchtte de zuster, terwijl ze wat bestraffend op hem
neerkeek. „Jullie mannen zijn toch allemaal hetzelfde.'
Wacht even met snurken is uitgegeven door Tiebosch, Amsterdam.
Het kost 16,50.
Deze verhuizing betekent ook dat hij
afstand doet van zijn volkstuin aan de
rand van Amsterdam, maar die werd, zo
vertelt hij, toch al verziekt doordat daar
vlakbij een nieuwe autoweg is aangelegd.
Op een volkstuin speelt zich voor een deel
ook zijn nieuwe roman af, ’De perzik van
onsterfelijkheid’, die gisteren bij De
Bezige Bij is verschenen.
Het boek verhaalt de ondergang van een
'mdn èn een vrouw, die in de oorlog bij het
•verzet betrokken zijn geweest. Zijn
vriend, de man van die vrouw, is bij een
verzetsactie omgekomen.
„Een mislukte overval. Toen we er
vandoor gingen, vlogen de kogels om onze
oren. Bij hem alleen niet. Hij was meteen
morsdood. Ik heb haar bijna moeten
wurgen om haar weg te krijgen. Ze had ze
met het pistool in de vuist willen
opwachten en bij hem sterven”.
Heeft Jan Wolkers met zijn boek een
bepaald echtpaar als voorbeeld
genomen?
„Door mijn werk aan het Auschwitz-
monument heb ik heel wat van zulke oud-
verzetsmensen leren kennen. En ook door
de familie van Karina, haar vader was een
van de 21 van de Februari-staking. Daar
zijn veel mensen bij, die na de oorlog in de
vernieling zijn geraakt. Bij de jaarlijkse
Auschwitz-herdenking zie je wat er van ze
is geworden. Hoe ze de last van het
verleden met zich meedragen”.
Verhalen uit de middeleeuwen
raken nogal eens verstrikt in de
magie. Niet alleen door lage dui
velse listen, maar vooral vanwege
moeilijk te doorgronden gebeurte
nissen. Het beroemde verhaal van
Koning Arthur is daar een treffend
voorbeeld van. Die oude verhalen
zijn ook voor hedendaagse schrij
vers dikwijls een vruchtbare inspi
ratiebron. De Engelse schrijver Ri
chard Carlyon ging er zijn dorst
naar avontuur en magie laven en
kwam toen met zijn boek De zwar
te magiër, dat onder de veel beter
klinkende Engelse titel The Dark
Lord of Pengersick in 1976 bij
ter nog niet alle hoop laten varen. Er zijn,
zo verzekert hij, ook mensen die blijveTTl
waarschuwen, onder wie „niemand min-|
der dan mr. Joseph Luns, de secretaris- J
generaal van de NAVO”.
JAN DE ROOS
Shelford Bidwell: W.O. III, dossier Derde i
Wereldoorlog. Uitg. Rostrum, Haarlem. Prijs: 1
29,50.
I
Onder de titel „Groot Museumboek gaat!
bij Meulenhoff-Landshoff in een oplaag van!
98.000 exemplaren een boek verschijnenj
waarin 660 Nederlandse musea met tekst enj
kleurenfoto’s worden gepresenteerd. Het.
boek is samengesteld door Joost Elffers en’
Mike Schuyt, tekst en redactie zijn van Anne-j
miek Overbeek. Als boek-van-de-maand komt’
het 11 december in de boekhandel.
I
Vrijwel alle Nederlandse musea staan ver-’
meld in alfabetische volgorde van de plaats?
van vestiging, van het Frederikshuus in Aal-<
ten tot het Provinciaal Overijssels Museum in j
Zwolle. Naast musea met kunstcollecties zijn,
er ambachten- en volkenkundige musea en!
collecties over de meest uiteenlopende on-5
derwerpen, zoals het Belastingmuseum in’
Rotterdam en het Tabaksmuseum in Gronin-.
gen. Ook openingstijden en toegangsprijzen J
worden vermeld.
Bij het boek ingesloten is een Museumjaar-i
kaart, die men voor een klein bedrag kan}
laten verzegelen. Met die kaart kan men 170»
musea onbeperkt bezoeken.
Alsnog warm aanbevolen: Wacht even met snurken van Guus
Dijkhuizen. „Alsnog”, omdat het boek al een tijdje in de winkel ligt;
„warm aanbevolen omdat het enige van de krankzinnigste verhalen
bevat die in Nederland zijn geschreven.
Een voorbeeld: het verhaal Tante.
We hadden tante nog zo gewaarschuwd, maar ze kon het toch niet
laten. Weer boog ze zich over het wiegje en zei: „Ta, ta, ta, waar is
ie dan? Waar is ie dan? M’n honneponnetje. Ja, ja, ja. Ta, ta, ta.
Issie daar dan en moet ie dan zo ernstig kijken, ja? Ach, wat is dat
nou toch allemaal? Heeft ie dan soms bè gedaan? Ja, ta, ta, ta.
Heeft ie bè gedaan.
Een tijdlang hoorde onze Janneman haar geleuter aan, tot het hem
teveel werd en hij onder z’n kussen vandaan z’n mitrailleur greep.
Voor tante doorzeefd neerviel riep ze nog„Dat is heel tout, heel
tout!" Maar het mocht niet baten.
Einde verhaal kort en kenmerkend.
Negenendertig verhalen en verhaaltjes telt de bundel en het enige wat
je er samenvattend over zou kunnen zeggen, is dat ze bizar zijn. De
eindeloze tocht van een kunstschilder door het ontsmette labyrinth
van een ziekenhuis (waar hij alleen maar kwam voor een
routineonderzoek, maar waar hij niet meer uitkomt), het verrassende
verloop van een vlucht met de super Bobcat B.6.-bommenwerper
(„een formidabele kist, maar zonder brandstof kom je er niet ver
mee de enorme potentie van de tachtigjarige Krelis, het gruwelijke
avontuurtje van lieve Arie, de makabere grap van kastelein Kees
deze en al die andere verhalen hebben gemeen dat ze absurd zijn,
ongerijmd, stapeimesjogge.
Dijkhuizen, destijds de stuwende kracht achter het opmerkelijke blad
Gandalf, gaat in zijn fantasieën dóór waar de meeste anderen
ophouden. Het resultaat: een verre van gewoon boek, dat door Hans
Ondergang
■-P
^88»
In het ziekenhuis - 2 -