ZAT E,DAGS Bi JVOEGSEL
9
Dr. Bauer wil beslist geen
pedagogisch onderonsje
G
G
41
4
1
aHl
Prof. Jan Tinbergen wil verdeling wereldproduktie
EERSTE HOOGLERAAR KINDERLITERATUUR
lil
*031
door Margot Klompmaker
v.
door Rob
van den Dobbelsteen
Zes jaar lang heeft Marijke van Raep-
horst getracht universiteiten te interes
seren voor een wetenschappelijke op
leiding op het gebied van jeugdlitera
tuur. De letterenfaculteiten haakten af
door gebrek aan geld, en het ontbre
ken van bekwame docenten. Daarom
richtte mevrouw Van Raephorst een
stichting op om zo op particulier initia
tief een wetenschappelijke opleiding
van de grond te krijgen. Het bleek een
lijdensweg. „Vaak heb ik mezelf afge
vraagd, lieve God, hoe houd ik dit vol
zegt mevrouw Van Raephorst nu.
TA
Professor Jan Tinbergen, eco
noom, winnaar van de Nobel
prijs, heeft zich altijd intensief
bezig gehouden met de econo
mie van en ten opzichte van de
derde wereld. Hij heeft nu, sa
men met Den Uyl, Pronk en
Kok, een nieuw plan gelan
ceerd, dat de werkgelegenheid
op de wereld moet verbeteren.
Rob van den Dobbelsteen
zocht de Haagse prof op.
Al jarenlang wordt er door pedagogen, onderwijzers, psychologen en
letterkundigen gesproken over de noodzaak van een wetenschappelijke
opleiding op het gebied van kinder- en jeugdliteratuur in Nederland.
„Allemaal mensen met veel woorden, maar weinig daden”, aldus
schrijfster en criticus Marijke van Raephorst. Dank zij haar bemoeienis
sen en inspanning is de benoeming van de eerste en tot nu toe enige
hoogleraar In de kinder- en jeugdliteratuur in ons land een feit.
Het is de 53-jarige mevrouw dr. Bauer-van Wechem, wetenschappelijk
hoofdmedewerkster aan de pedagogische subfaculteit in Lelden, die
jeugdliteratuur als onderdeel van sociale wetenschappen zal gaan
doceren.
Onderzoek
Ruime ervaring
Er is weinig veranderd. Net als twee jaar geleden, bij het eerste
bezoek, houdt een van binnenband geknipt elastiekje het tuinhek op
z’n plaats. En ook resideert professor doctor Jan Tinbergen (77 jaar)
nog altijd in een tot studeervertrek herschapen slaapkamertje
volgestouwd met tot aan het plafond reikende boekenstapels. Alleen
het enthousiasme van de Nederlandse Nobelprijswinnaar voor de
economie (1969) blijkt warempel nog te zijn gegroeid. Terwijl de
koopkracht van de gemiddelde vaderlandse werknemer er sinds dat
eerste gesprek toch bepaald niet op vooruit is gegaan. En de wereld
bovendien niet de indruk wekt, de raadgevingen van de Nederlandse
econoom erg ter harte te nemen.
G Wl!
fa
Wij handelen
Jan Pronk
kortzichtig’
Prof. Jan Tinbergen
e
oor
•Ifs
al
V
m
„Je hebt er geen idee van hoe lang
zaam ambtelijke molens kunnen malen.
Steeds maar weer wachten en wachten.
Doorgestuurd worden van commissie
zus naar instantie zo”. Nu haar doel is
bereikt, toont Marijke van Raephorst
zich uiterst tevreden en opgelucht.
vooral voor banen. Dat is een
enorm gevaar hoorMaar slechts
weinigen zien het”.
Zoals praktisch de hele westerse
wereld. Bijna elk land meent zijn
eigen bedrijven te moeten
beschermen door bijvoorbeeld de
import van goedkope
spijkerbroeken uit Korea aan
banden te leggen. Zodat de eigen
industrie ze kan maken.
Tinbergen: „Heel kortzichtig
natuurlijk. Als Korea geen
spijkerbroeken meer kan
uitvoeren, krijgen we daar een
grotere werkloosheid. Met als
gevolg, dat de fabrieken geen
machines meer kunnen kopen in
het technologisch beter uitgeruste
westen, dat in die branche dan ook
weer achteruit boert. We zouden de
wereld moeten verdelen in een
soort Arabische wijk. Zoals je daar
straten hebt met alleen maar
bakkers, groenteboeren en slagers,
zo zouden er in de wereld ook
landen moeten zijn waar de nadruk
ligt op het maken van
spijkerbroeken. Of machines. Of
agrarische produkten. Al waar het
betreffende land het meest geschikt
voor is”.
Maar kan Korea, waar men voor
een paar stuivers spijkerbroeken
in elkaar rijgt, dan vrachtwagens
kopen van Amerika, dat zoveel
hogere lonen betaalt?
Tinbergen: „Machines en
vrachtwagens kunnen wij in het
westen ondanks de hogere lonen
goedkoper leveren onze techniek
maakt dat mogelijk. Maar men zou
het hele rapport door moeten
nemen om te begrijpen hoe wij ons
dat voorstellen. Het is bijvoorbeeld
toch onzinnig, dat er in de OPEC-
landen zo verschrikkelijk veel geld
ongebruikt ligt. Via de Wereldbank,
die dat geld van de OPEC-landen
zou moeten gaan lenen, kan in elk
geval een grotere kapitaalstroom
naar de ontwikkelingslanden op
gang worden gebracht. Waardoor
het voor de armere landen toch
mogelijk wordt die westerse
produkten te kopen, die voor een
snellere ontwikkeling nodig zijn”.
Waar ze niet of nauwelijks mee om
kunnen gaan. U gaf indertijd zelf
het voorbeeld van die aan Egypte
geleverde bussen, die de trams in
Cairo moesten vervangen, maar
waarvan de helft al binnen een
jaar met diverse mankementen uit
het straatbeeld moest verdwijnen.
Geld weg, bussen kapot en een
bevolking, die er nauwelijks op
vooruit was gegaan.
Tinbergen: „Maar dat is hoogstens
een halve waarheid. Iedereen kan
weten, dat er steeds meer toezicht is
gekomen op hoe het geld wordt
besteed. Niet alleen van de
geldgevers zelf, die de
ontwikkelingslanden desnoods
onder druk zetten, maar ook van de
ontwikkelde landen onderling. U
weet misschien, dat elk land van de
OESO (de rijke landen) met
regelmaat door twee andere leden-
landen wordt geëxamineerd. En ze
zijn echt niet lief voor elkaar hoor,
dat kan ik u verzekeren”.
Een betere wereldeconomie dus
door het verstrekken van meer geld
aan ontwikkelingslanden. Het is
Toch houdt de ontwikkelingshulp
het imago van „heel-veel-centen-
die-aan-de-strijkstok-blijven-
hanger
lijke erkenning een stap verder zijn ge
komen op de lange weg die nog voor ons
ligt. Want ondanks al het enthousiasmeTZ
moet niet uit het oog worden verloren
dat we nog maar net beginnen”.
Dus toch een béétje kritiek op de
regering in Den Haag?
Maar loonsubsidie bestaat niet
overal. Vindt de socialist
Tinbergen dat de huidige
Nederlandse regering daarom een
standje verdient?
)at
ter
ip-
ip-
las
ud
liet
jes
er-
len
ap-
aet,
een
ICU-
>or-
te
ror-
tijn
een
wil
ge-
aas
itte
I op
i
n
lercie
met
de
denten uit allerlei richtingen mijn colle
ges over jeugdliteratuur volgen. Een uit
stekende mogelijkheid tot uitwisseling
van gedachten”.
aar
Ier-
<od
ffe-
be-
tjes
het
zijn
nen
we-
;eld
üng
es.
ven
ard
de
aan
ch,
oe-
or-
>ed
ent
fde
ch-
ve-
tel)
s is
are
x)tte
zij
?en
et
cht.
in
it
olaas
tte
of
jel
le-
ir-
de
al
in-
In
>P,
?e-
de
»e-
ise
cte
iet
on.
sen
op
;ns
e
■eft
aar
en.
i ze
ht-
die
en,
net
:ht-
i er
een
en,
der
ge-
zin-
aat
ide-
cht
als
ikje
die
an-
den
te
am,
n
digd,
trouwens niet de enige oplossing
voor de economische problemen,
die in het Werkgelegenheidsplan
aan de hand wordt gedaan. Ook
pleiten Tinbergen en de zijnen
„dat we alle vier socialisten zijn, is
zuiver toeval” voor een
verdubbeling van de
researchactiviteiten. Te veel
academici en technici lopen met de
ziel onder hun arm, omdat er geen
werk voor ze is. Terwijl de hele
wereld schreeuwt om bijvoorbeeld
nieuwe (en veiliger)
energiebronnen. En met angst
vaststelt ook, dat men totaal niet
weet of er eigenlijk nog wel
voldoende natuur in reserve wordt
gehouden om in de toekomst
verzekerd te zijn van voldoende
voedsel. En wat het klimaat gaat
worden. En of er nog genoeg bossen
zijn.
Kortom: veel problemen vragen
snelle oplossingen. En waarom
Tinbergen: „Het gaat niet om
Nederland in de eerste plaats. Ons
plan maakt duidelijk, dat alleen een
boven-nationale, een internationale
aanpak dus, een verbetering teweeg
kan brengen in de
werkgelegenheid. Je kan het als
land niet in je eentje af. Daar is
samenwerking voor nodig. De grote
landen zijn daarbij wel
belangrijker.
Maar tot mijn spijt moet ik
constateren, dat men steeds
kortzichtiger wordt en steeds meer
overgaat tot waarom dan wordt
geroepen bescherming van het
eigen bedrijfsleven. Door de import
van bepaalde goederen uit het
buitenland te beperken of zelfs
geheel te weren, maar ook door
financiële steun te verlenen aan
bedrijven, die door de aard van het
produkt wat ze maken, totaal geen
toekomst hebben. Dat is geld
weggooien”.
Joop den Uyl
Europese Gemeenschap); de
Haagse econoom is er zelf ook
rotsvast van overtuigd, dat het
„Wereld Werkgelegenheidsplan”
niet zomaar ten onder zal gaan in
een ongeïnteresseerd
schouderophalen. En daardoor in
onuitvoerbaarheid.
Een feit is echter wel, dat de basis
van het plan geen idee van vandaag
of gisteren is. Anderhalf jaar terug
al zei Tinbergen: „Wij handelen op
het ogenblik heel kortzichtig. De
golf van illegale gastarbeiders
bijvoorbeeld vormt een groot
gevaar. Als er in arme landen geen
werk is, zullen ze hier naar
toekomen. Zoals de Mexicanen dat
al in de Verenigde Staten van
Amerika doen. De wereld zou zo
wijs moeten zijn ervoor te zorgen,
dat die mensen in hun eigen land
kunnen blijven werken. Zodat ze
hier niet met ons hoeven te
concurreren voor woonruimte en
Er kan ook een begin worden gemaakt
met een algemeen en uitgebreid weten
schappelijk onderzoek. Daarbij staat de
pedagogische benadering van het kin
derboek centraal. Ria Bauer gaat uit van
het standpunt dat het jeugdboek als vol
waardig hulpmiddel kan worden ge
bruikt bij de ontwikkeling van het kind.
Het is haar bedoeling onder meer een
onderzoek te doen naar de manier waar
op specialisten als pedagogen, ontwikke-
lingspsychologen en letterkundigen,
ieder op hun eigen wijze, en vanuit ver
schillende standpunten het kinderboek
hanteren en benaderen. De inbreng van
studenten van buiten de eigen subfacul
teit acht mevrouw Bauer bij een derge
lijk omvangrijk onderzoek onmisbaar.
Door verschillende wetenschappelijke
richtingen bij het onderzoek te betrek
ken hoopt de hoogleraar een hechte sa
menwerking op gang te brengen, die
misschien zal leiden tot de oprichting
van meer leerstoelen voor kinder- en
jeugdliteratuur vooral aan de letterenfa
culteiten. Mevrouw Bauer benadrukt
dat het niet haar bedoeling is een auteur
van kinderboeken iets voor te schrijven.
„Ik ga niet mijn vinger belerend ophef
fen en zeggen: hé jo, jij moet zus of zo
schrijven. Wij dringen de auteur niets
op. Voor ons speelt de vraag: wat
spreekt een kind aan? Welk boek past
het beste bij een kind, gezien zijn ont
wikkeling en de situatie waarin het ver
keert? Daarvoor is het noodzakelijk niet
Maar Tinbergen blijft onverdroten
voortgaan. „Omdat”, citeert hij een
aan Willem van Oranje
I toegeschreven uitspraak,je niet
van succes overtuigd hoeft te zijn
om toch door te zetten”. Kort
geleden kwam hij nog samen met
zijn socialistische kameraden Joop
den Uyl, Jan Pronk en Wim Kok
met een plan op de proppen, dat
miljoenen werklozen, die er op deze
wereld rondlopen, weer aan arbeid
moet helpen.
Een plan, dat na de door Tinbergen
gelanceerde ideeën als bijvoorbeeld
het invoeren van „belasting op
talent” („aangeboren
bekwaamheden zijn niet het
resultaat van inspanning en hoeven
dus niet te worden beloond”),
opnieuw enig opzien baarde. Al is
het alleen maar omdat Joop den
Uyl heeft onthuld, dat hij zich
publiekelijk zal laten stenigen als
het plan onverhoopt onder de
mottenballen zal verdwijnen.
Maar daar lijkt voorlopig geen kans
op te zijn. Niet alleen ontving het
„kwartet-Tinbergen”
adhesiebetuigingen van relatierijke
lieden als Francis Blanchard
(directeur-generaal van de
Internationale Arbeids
Organisatie), Willy Brandt
(voorzitter van de Socialistische
Internationale), A. H. Jamal
(voorzitter van het Internationaal
Monetair Fonds). Konrad Raiser
(waarnemend secretaris-generaal
van de Wereldraad van Kerken) en
George Thom (voorzitter van de
Unie van Liberale Partijen in de
Ria Bauer-van Wechem heeft een rui
me ervaring op het gebied van onder
wijs, pedagogiek en ontwikkelingspsy
chologie. Sinds 1968 is zij verbonden als
wetenschappelijk medewerkster, later
hoofdmedewerkster, aan de subfaculteit
der Pedagogische en Andragogische We
tenschappen in Leiden. Het feit dat uni
versiteiten in ons land, in tegenstelling
tot die in het buitenland, nauwelijks
aandacht besteedden aan kinder- en
jeugdliteratuur was haar een doorn in
het oog. Daarom nam zij vijf jaar gele
den het initiatief jeugdliteratuur als vak
te gaan doceren.
Dr. Bauer: „Ik kon dit doen, omdat ik
’„Ik ben blij dat ik toch heb doorgezet.
Niet voor mezelf, maar voor de kinde
ren. Daar draait het ten slotte om, daar
doe je het allemaal voor”. Zowel Ria
Bauer als Marijke van Raephorst zijn
overdonderd door de enorme belangstel
ling van verschillende kanten naar aan
leiding van dit unieke hoogleraarschap.
„Ik bei. doodop”, verzucht mevrouw
Bauer, „maar wel dolblij”.
tijdens een studiestage aan de Weense
universiteit daartoe een opleiding had
gevolgd. Mijn hoogleraar in die tijd, pro
fessor Sylvia Bayr-Klimpfinger, kende
mijn grote belangstelling voor dit vak en
op haar verzoek ben ik op dit onderwerp
gepromoveerd”.
Mevrouw Bauer start als docente
jeugdliteratuur verliep niet op rolletjes:
„Ik had niks om mee te beginnen, alleen
twee enthousiaste studenten. Er was
geen wetenschappelijk materiaal, er wa
ren zelfs geen jeugdboeken om te lezen.
Die kinderziekten zijn we nu te boven.
De wachtlijst voor mijn colleges van
volgend jaar zit al helemaal vol”. Me
vrouw Bauer wil van haar vak geen
pedagogisch onderonsje maken. Zij
streeft ernaar zoveel mogelijk belang
hebbenden bij haar colleges te betrek
ken. Niet alleen pedagogiestudenten,
maar ook studenten uit andere richtin
gen, kinderboekenschrijvers, illustrato
ren en uitgevers. Zij baseert deze veelzij
dige aanpak op de onderwijsmethode
die haar Weense hoogleraar destijds
hanteerde. Een methode die erg succes
vól bleek.
Mevrouw Bauer: „Onder mijn studen
ten bevinden zich ook sociologen, psy
chologen, studenten in de letteren en
theologen. Zo’n gevarieerde samenstel
ling is een enorme stimulans, biedt de
mogelijkheid tot brede discussie, en een
benadering van het jeugdboek vanuit
verschillende invalshoeken. De nood
zaak om jeugdliteratuur als vak onder te
brengen bij sociale wetenschappen, in
plaats van bij de letterenfaculteit, is eer
der een voordeel gebleken dan een na
deel”.
„Bij mijn subfaculteit kunnen nu stu-
Tinbergen: „We moeten geduld
opbrengen. Geduld om de mensen
in de ontwikkelingslanden zover te
brengen, dat ze machines of wat
dan ook, wèl kunnen onderhouden
en repareren. Als we zelf
nauwelijks in staat zijn een DC-10
naar behoren te repareren dat is
vorig jaar tot onze schade en
schande bewezen mogen wij het
Egyptenaren dan kwalijk nemen,
dat ze wat moeilijkheden hebben
gehad met die bussen? Het is
intussen trouwens al bewezen: het
gaat steeds beter”.
zouden we met het huidige
wetenschappelijke bestand twintig
jaar speuren als het wanneer je
het aantal onderzoekers inderdaad
verdubbelt ook in bijvoorbeeld
tien jaar kan. De vraag rijst dan
echter wel onmiddelliik: wie moet
dat betalen? Academici zijn niet
goedkoop. En bij het bedrijfsleven
wordt een gulden momenteel ook
drie keer omgedraaid, voordat men
er toe overgaat zich een nieuw
reageerbuisje aan te schaffen.
Tinbergen: „Wat dan wordt
genoemd een loonsubsidie zou
kunnen helpen. Dat is overigens
geen nieuw idee, maar de
uitvoering ervan kan uitgebreid
worden. Terwijl het toch duidelijk»
zal zijn, dat het bedrag dat voor zo’n
subsidie nodig is, kleiner kan zijn
dan wat er nu aan
werkloosheidsuitkering wordt
uitbetaald. Je slaat dan meerdere
vliegen in één klap: je creëert en
nu noem ik niet eens alles je
creëert werk, de financiële lasten
van de staat worden verlicht en je
verkrijgt oplossingen voor
problemen die dringend om een
oplossing vragen. Denk aan
Dodewaard”.
Tinbergen: „opnieuw, dit geldt niet
alleen voor Nederland. Maar
vroeger had je in regeringen nog
wel eens mensen, die keken naar de
volgende generatie en niet zoals
nu naar de volgende
verkiezing
Dr. Ria Bauer-Van Wechen (links en mevrouw Marijke van Raephorst
alleen met studenten onder elkaar, maar
ook met auteurs van gedachten te wisse
len. Schrijvers worden uitgenodigd om
over hun vak te komen praten. Voor
beide partijen heel nuttig en informatief.
Ik hoop dat we door deze wetenschappe-
g;