IE beunhazen s Rijschool houders en I iM 1 F ORANJE ZATERDAGS Bi JVOEGSEL koop was te i Terwijl Oranjeboek nog niet I w5 door Sjak Jansen door Ronald Frisart en Arthur Maandag Verschil zich In „Juliana, vorstin naast de rode loper” te verdiepen. Zij lazen het boek en spraken Magdaleen van Herk, die volgens mede-auteur Schenk, „voor 90% verantwoordelijk is voor de uiteindelijke tekst”. I Pacifisme „Nou, Ik had er nooit aan begonnen. Knap gevaarlijk hoor, zo’n boek schrijven, want je weet maar nooit waartoe die Oranje-aanhang in staat is. Maar ja, ze I zullen er wel argumenten voor hebben om die dingen over Juliana te schrijven”. De taxichauffeur die ons terugbrengt naar het station is duidelijk onder de indruk van de woedende reacties van Oranjegezinde zijde op hetgeen dra. M. G. Schenk en Magdaleen van Herk hebben geschreven in hun biografie over koningin en nu prinses Juliana. Magdaleen van Herk had die verontwaardiging niet verwacht. „Ik dacht dat dit soort dingen tot het verleden behoorde, maar blijkbaar is dat niet zo”. J Het boek „Juliana, vorstin naast de rode loper” heeft, nog voor het In de handel was, voor de nodige opschudding gezorgd. De schrijfsters van het boek, dra. M. G. Schenk en Magdaleen van Herk, werden na de eerste publicaties over hun werk bedreigd door boze Oranje-aanhangers. Ook bij uitgever Elsevier kwamen woedende telefoontjes en zelfs bommeldingen binnen, wegens het „door de modder halen van prinses Juliana” of „de nieuw ontketende hetze tegen het koninklijk huis”, om een paar reacties te noemen. Elsevier vaart overigens wel bij de uitgave van het boek. Een eerste oplage van 25.000 exemplaren is inmiddels de deur uit en een tweede ongewijzigde druk staat op stapel. Het verschijnen van het boek en de boze reacties vormden voor onze redacteuren Ronald Frisart en Arthur Maandag aanleiding Een spel „Drammer” Onverbiddelijk Boos ^7 .vZ- Magdaleen van Herk (r) en dra. M. G. Schenk. van Herk verbaasd and over bedreiging I I als lere ,rin V - de t t Magdaleen i de het ■tus idel het aal- van abi- isie i de Er iot- 'en: en iak- rbij ge- rale •ug- De uit ble ten tast lar- de iaar Sen het tch- bo- Die likt oen de ■kst oen nis- Wel mi er en e in jan esi- de het gd- on- te >d”, ’ers laat de nen vet- i te ten mi- het het lijk 'oe- dlt fbf- 5Uh Fer- die Dra. M. G. Schenk heeft een reputatie als schrijfster van boeken over de koninklijke fami lie. Haar eerste werk, een bundel redevoeringen van koningin Wilhelmina, verscheen uiteraard illegaal in de Tweede Wereldoorlog. Sindsdien heeft zij veel meer boeken over het koningshuis geschreven. De 73-jarige mevrouw Schenk, die Nederlandse letterkunde en geschiedenis heeft gestudeerd, schreef in 1973 haar meest recente boeken, „Prins Claus” en „25 jaar koningin”. Magdaleen van Herk is veel minder bekend. Zij studeerde aanvankelijk kunstgeschiedenis in Amsterdam. Later voltooide zij een geschiede nisstudie aan de universiteit van het Franse Montpellier. In Frankrijk woonde de nu 35-jarige schrijfster op het kasteel van Turenne, als gast van de afstammelingen van de graaf van Turen ne, een zoon van Elizabeth, dochter van Willem van Oranje. Na terugkeer in Nederland schreef zij onder meer kunstrecensies voor De Tijd. „Ju liana, vorstin naast de rode loper” is haar eerste publicatie in boekvorm. Het ligt niet in haar bedoeling in de nabije toekomst opnieuw over Oranje te publiceren. „Voorlopig schrijf ik geen boeken meer over dit onderwerp, er zijn genoeg andere interessante dingen waarover ik zou willen schrijven”. ten sterkste af. „Dehner had na zijn gesprekken eerst op Soestdijk en daarna met andere zegslieden het kabinet niet van zijn voornemen tot publicatie op de hoogte gesteld”, zo lezen we. Daarop liet zij via een lid van de Raad van State het kabinet inlichten, dat publicatie door Delmer kon voorkomen. waarop in het boek wordt gedoeld, gaan volgens Van Agt niet over staatszaken maar over bezigheden van de leden van het Koninklijk Huis waarvoor ministeriële verantwoordelijkheid geldt. J. M. M. Hegie (voorzitter ABAN) Beunhazen in de autorijschool- branche...? Praat de Haagse rij schoolhouder M.H. Hegie (52 jaar) er niet van, want veel liever noemt hij hen part-timers. Hegie dient immers het algemeen belang, is voorzitter van de Algemene Bond van Autorij- schoolhouders in Nederland en for muleert derhalve zijn antwoorden heel voorzichtig. Maar hoe vriendelijk de ABAN- voorzitter zich ook over die beunha zen wenst uit te laten: voorlopig zijn zij het wel die hem ernstig zorgen baren. Zij zijn het ook die Hegie met een zuur gezicht en het stemgeluid van een onheilsprofeet doen uitroe pen dat thans stevig de klad zit in de autorijschoolbranche. Maar dat is niet helemaal de schuld van de beunhazen, die dik wijls beduidend onder de prijs wer ken. Ook al verpesten zij daarmee de markt en maken zij de spoeling nog dunner voor de erkende autorij- schoolhouder (Hegie: „Sinds eind ’78 is mijn omzet met vijftig procent gedaald en dat is een algemeen ge middelde”). Er zijn ook nog andere factoren die een rol spelen. Aan de ene kant stond de koningin met haar pacifistische overtuiging, die onder meer is terug te vinden in de redevoeringen die zij in 1952 in de Verenigde Staten uitsprak. Aan de andere kant de prins met zijn vele hooggeplaatste Amerikaanse relaties die uit politiek eigenbelang de toen woedende Koude Oorlog nog extra aanwakkerden. „Maar nu begon juist in 1952 zijn eigen vrouw, de Nederlandse koningin, steeds meer te twijfelen aan het heil van Amerika en begon zij op Soestdijk heel openlijk te praten over pacifisme”, stellen de auteurs, waarmee zij scherp aangeven dat het om een politiek conflict ging. Daarmee ontzenuwen ze de mythe dat Juliana niet politiek geïnteresseerd zou zijn. Deze mythe werd mede in stand gehouden door het toenmalige kabinet. Zo verklaarde premier Drees op een persconferentie dat er weliswaar contacten bestonden tussen de koningin en Greet Hofmans, maar dat die geheel en al in het persoonlijke vlak lagen. Ook het door buitenlandse perspublicaties aan het wankelen gebrachte beeld van het ideale huisgezin op Soestdijk hield Drees in stand door te zeggen dat alle geruchten over een echtscheiding uit de lucht waren gegrepen. Ook nu nog wil Drees deze mythe niet ontzenuwen. Van Herk: „Hij heeft, net als trouwens mevrouw M. Klompé, geweigerd een voorwoord voor ons boek te schrijven, omdat we daarin de Hofmans-affaire volledig uit de doeken doen”. Overigens onthult de biografie dat mevrouw Schenk een (zijdelingse) rol heeft gespeeld bij de Hofmans-affaire. In een poging Greet Hofmans van Soestdijk te verwijderen, besloot prins Bernhard zijn vriend, de journalist Sefton Delmer van de Daily Express in te schakelen. Deze lichtte mevrouw Schenk in die toen werkzaam was als correspondente voor diezelfde krant. Zij vond weliswaar dat er openheid en een eind aan alle geheimzinnigheid moesten komen, „maar de laffe wijze waarop de kwestie in de openbaarheid werd gebracht” keurde zii theeschenkende baboesjka, van wie je direct weet watje aan haar hebt, d;e zich altijd keurig aan de Grondwet heeft gehouden en die zich niet voor politiek interesseert” wordt door de auteurs afgebroken op grond van de feiten zoals ze zijn. Leugens om bestwil, verhulling van de werkelijkheid. Dat alles bereikte een hoogtepunt maar niet het enige in 1956 rond de zogenoemde Hofmans- affaire. In 1948 riepen koningin Juliana en prins Bernhard de hulp in van mejuffrouw Greet Hofmans, die over wonderbaarlijke krachten zou beschikken en in staat werd geacht de vrijwel blinde prinses Marijke (Christina) weer het volle licht in haar ogen terug te geven. Greet Hofmans zou het kind „aan God opdragen”. De vermeende wonderbaarlijke krachten van deze vrouw zijn voor de historische gang van zaken niet belangrijk, haar pacifistische overtuiging is dat des te meer, zo stellen de auteurs. Die opvattingen van Greet Hofmans vonden bij koningin Juliana een gewillig oor, wat uiteindelijke leidde tot politieke tegenstellingen tussen Juliana en Bernhard. Hen ten i de 1 Is rde nu i Voorzitter Hegie wil de zaken iTfrr rooskleuriger afschilderen dan ze zijn. Van de 6800 rijschoolhouders die thans bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) staan geregistreerd, zijn slechts 3800 voor hun boterham volledig aange wezen op hun rijschool. De andere drieduizend zijn de zoge naamde part-timers, die hun voor naamste bron van inkomsten elders vinden. Hegie stelt dan ook onom wonden vast dat zijn branche goed ziek is. „Er moet hoognodig worden gesaneerd”, luidt zijn remedie. f-• geruchten over een mogeljjke echtscheiding van het koninklijk paar, zoals hierboven al bleek. In juni 1956 werd die geruchtenstroom nog versterkt doordat prins Bernhard was afgereisd naar Zweden, overigens om een reden (de Olympische ruiterspelen) die geheel losstond van de spanningen aan het hof, maar daarvan was het Nederlandse publiek niet precies op de hoogte. In het Amsterdamse hotel Polen logeerde een aantal journalisten dat de hofzaken druk onderling besprak. Een van de aanwezigen opperde dat het misschien een goed idee zou zijn wanneer de prins bij terugkomst uit Zweden op Schiphol door zijn vrouw met een kus zou worden verwelkomd. Dan zouden alle praatjes over een mogelijke echtscheiding voorgoed de wereld uit zijn, aldus de redenering. En dan volgt de zin waar het om gaat: „Een van de aanwezigen belde professor Beel (toen vice-president van de Raad van State, red.) op: zou hij dit kunnen bewerkstelligen?” Magdaleen van Herk daarover: „Dat vind ik nu weer een voorbeeld van dingen wel weten, maar ze niet aan de openbaarheid prijsgeven. Degene die Beel opbelde was namelijk mevrouw Schenk zelf’. Desgevraagd maakte deze zich van de zaak af door te zeggen dat „er niet al te veel nadruk op mijn persoon moest worden gelegd”. Desondanks komt haar naam op enkele andere plaatsen wel in het boek voor. Aan bovenstaande aspecten hebben de media nog nauwelijks aandacht geschonken. Alle schijnwerpers werden gericht op de stelling van mevrouw Van Herk waarvoor haar mede-auteur overigens volledig medeverantwoordelijk wil zijn dat Juliana momenteel handelt in strijd met de Grondwet door na haar aftreden nog actief te blijven. In artikel 15 van de Grondwet staat namelijk: „Afstand van de Kroon heeft ten opzichte van de opvolging hetzelfde gevolg als overlijden”. Premier Van Agt geeft daaraan de uitleg, dat Juliana nooit meer op de troon kan komen, niet meer en niet minder. Mevrouw Van Herk legt het artikel echter heel anders uit. „Naar mijn opvatting eist de Grondwet dat Juliana zich, nu ze is afgetreden, volledig uit het openbare leven terugtrekt. Op dezelfde manier dus zoals ook haar moeder Wilhelmina dat heeft gedaan”. Daarom vinden de schrijfsters dat de maandelijkse bijeenkomsten van de minister-president met koningin Beatrix en haar man niet zouden mogen worden bijgewoond door prinses Juliana en prins Bernhard. Premier Van Agt heeft die opvatting „onzin” genoemd. De bijeenkomsten Desondanks vinden de auteurs dat genoemde bijeenkomsten de monarchie uithollen en uiteindelijk zullen leiden tot een republikeinse staatsvorm. „De monarchie is een spel met bijbehorende regels”, aldus Magdaleen van Herk. „Je moet je aan die spelregels houden anders brokkelt de monarchie langzaam af. Het gaat daarbij niet alleen om de bijeenkomsten met Van Agt, maar ook bijvoorbeeld om het feit dat Juliana vlak na haar aftreden officieel aanwezig was bij de dodenherdenking op de Dam”. Dat is echter een puur formele, staatsrechtelijke redenering en men kan zich af vragen of het Oranjegezinde deel van het Nederlandse volk daar boodschap aan heeft. Die Oranjegezindheid noemt mevrouw Van Herk „nostalgie die in de nadagen van het koningschap voedsel geeft aan monarchale gevoelens”. Ze wijst er zelf al op dat deze monarchale gevoelens op geen enkele manier geleden hebben onder de Hofmans-affaire, terwijl Juliana zich volgens de schrijfsters ook toen niet aan de Grondwet heeft gehouden. Daarmee doelen ze op de redevoeringen die Juliana in 1952 in de Verenigde Staten hield en die een onverbloemd pacifistische inslag hadden. Het boek zegt daarover: „Hoe positief en begrijpelijk Juliana’s pacifisme ook was, zij stapte ver naast de rode loper van Nederlands monarchie, ditmaal niet die van het protocol maar die van de Grondwet. Zij eiste verantwoordelijkheid voor een houding waar het kabinet NIET achter kon staan. Tegenover Drees verklaarde zij: Ik heb ook mijn eigen morele verantwoordelijkheid”. Magdaleen van Herk concludeert naar aanleiding van die uitspraak van de koningin „dat ze eigenlijk in een onmogelijke positie zit. Enerzijds de stem van het eigen geweten, anderzijds de spelregels van de monarchie waaraan het staatshoofd zich móét houden”. Wanneer ze dat niet doet wordt volgens de schrijfsters iedere werkelijke parlementaire controle onmogelijk. Magdaleen van Herk: „Juliana heeft momenteel dan wel geen macht maar dat is het punt niet. In het algemeen wil ik stellen: hoe minder macht hoe meer invloed. Macht is afgebakend en daarom controleerbaar, maar op invloed is geen enkele controle mogelijk. Dat vind ik in een democratie een slechte zaak”. Die richting lijkt het al een klein beetje uit te gaan, nu minister Tuijn- man van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer heeft laten weten dat er verschil komt tussen rijlessen van erkende en niet-erkende rijscho len. De lessen van de eerste gaan meetellen voor het rijexamen, zodat de kandidaat die zijn lessen goed heeft gedaan minder kans loopt te zakken door nervositeit of andere oorzaken. De noodzakelijke erkenningen zul len vanaf eind volgend jaar door het ministerie worden uitgegeven. En in het wegenverkeersreglement zullen bepalingen worden opgenomen die voor rijscholen normen inhouden voor het lesplan, de inrichting, de registratie van de opleiding en de resultaten ervan. Een rijschool kan ministeriële erkenning krijgen wan neer blijkt dat zij voldoet aan deze normen. Dat betekent een forse tik voor de beunhaas, want hij zal zo’n erkenning niet zo gemakkelijk kunnen krijgen. Hegie evenwel houdt nog een slag om de arm: „Of het aantal part-timers zal teruglopen ligt er maar aan wat de consument gaat doen. Onze ervaring is dat hij niet naar de kwaliteit kijkt maar allereerst naar de prijs. En dan kiest hij wellicht toch voor de part timer”. Voorzitter Hegie had daarom in plaats van een vrijwillige wettelijke erkenningsregeling liever een ver plichte gezien, met inspectie op de rijles. Andere wens van de ABAN is de invoering van een basislesprijs (de maximum lesprijs van 40 gulden is er al). Volgens deze bond vervalt er dan een stuk concurrentie en geeft dit beslist een verhoging van het aantal geslaagden te zien, zonder dat de op- leidingskosten hoeven te stijgen. „Onze markt loopt niet alleen terug door de daling van het geboortecijfer. Een deel van onze markt vervalt ook tengevolge van de algehele economi sche teruggang, waardoor sommigen zich geen rijlessen meer kunnen ver oorloven”, aldus de voorzitter van de ABAN. Het op peil brengen van de terugge lopen omzet ziet Hegie echter liever langs de weg van sanering geschie den. Daarom ook zou hij het een verstandige maatregel vinden, wan neer een leerling bij het examen eerst theorie moet doen en dan pas prak tijk. Dat zou niet alleen het leren en volgen van de theorielessen bevorde ren, maar tevens een sanerende wer king hebben. Immers, door de ver plichting een goed uitgerust theorie lokaal te hebben in plaats van alleen maar een lesauto, zal de aanwas van beunhazen dalen. Dat dit alles in het boek is terechtgekomen, is geheel te danken aan de druk die Magdaleen van Herk („Ik ben een drammer”) op mevrouw Schenk heeft uitgeoefend. Na enig aandringen blijkt dat ze mevrouw Schenk heeft gedreigd ermee te stoppen, wanneer die deze wetenschap buiten het boek zou houden. Mevrouw Schenk echter stelt de zaken anders voor. „Samen met Drees sr. ben ik de enige overlevende van degenen die met de Hofmans-affaire te maken hebben gehad en ik heb Magdaleen daarom voorgesteld om de zaak te publiceren”. Mevrouw Van Herk houdt echter vol dat ze op dit punt het hardst heeft moeten vechten tegen haar mede-auteur, die in het verleden beloofd zou hebben te zwijgen totdat in 1986 het officiële rapport over de Hofmans-affaire wordt vrijgegeven. Hoewel mevrouw Schenk bij de presentatie van het boek aan de pers stelde dat ze mede verantwoordelijkheid wenst te dragen voor het eindresultaat en dat ze het „in de meeste gevallen in grote lijnen” met haar nicht eens is, is er over heel wat zaken onderling flink gedebatteerd. „Voorzover ik daarvan op de hoogte ben, heb ik bereikt, dat alles wat mevrouw Schenk weet, maar liever niet wilde publiceren, toch in ons boek staat, maar daarvoor heb ik zo nu en dan heel wat moeite moeten doen”, zo zegt Magdaleen van Herk. Op één punt was mevrouw Schenk echter onverbiddelijk. De naam Wim Klinkenberg, die zoals bekend eind vorig jaar een biografie over prins Bernhard publiceerde, mocht slechts in de voetnoten voorkomen. „Weglaten watje niet zint, aandikken wat te pas komt, dat is het motto van die man”, vertelt ze. De tegenstand van mevrouw Schenk om bepaalde zaken aan de openbaarheid prijs te geven, verklaart Magdaleen van Herk uit „de achtergrond van een oudere generatie”, uit een soort regentenmentaliteit van haar mede auteur. In dat verband staat op pagina 220 een interessante zin. Nederland zinderde ten tijde van de Hofmans-affaire van de De jongste van het schrijversduo is eigenlijk een beetje boos op de kranten, de radio en de televisie omdat er met het j boek zo oppervlakkig is omgesprongen. In een uitzending van de KRO- actualiteitenrubriek Brandpunt zei ze daarover: „Als u mij hier ter verantwoording wilt roepen dan zeg ik u: dat kan niet. Gaat u in het weekeinde eerst maar eens het boek lezen, dan sta ik maandag voor u klaar”. Tijdens het -1__L uit: „Dat was een antwoord op een aanval i Nog voordat het boek „Juliana, vorstin I naast de rode loper” in de winkels lag, ontstond hevige beroering over de inhoud. De aanvallen concentreerden zich op de stelling dat Juliana in strijd handelt met de Grondwet. „Aanval op Juliana”, „Gooi mijn exemplaar maar in de prullebak”, „Razernij over aanval op Juliana” met deze vette koppen wakkerden sommige kranten het vuur aan, dat uitmondde in talloze bedreigingen aan het adres van de schrijfsters. Het is Magdaleen van Herk niet in de koude kleren gaan zitten en ze is ook hogelijk verbaasd over de bedreiging, I omdat het publiek toen nog geen letter van het boek had kunnen lezen. J Nog meer heeft het haar verwonderd dat een dergelijke woede-uitbarsting anno I 1980 nog mogelijk is. „Dankzij de J gebeurtenissen in de jaren zestig is er heel wat veranderd en daarna hebben we ook I de Lockheed-affaire gehad. Ik dacht dat zulke reacties, die overigens allemaal van wat oudere mensen komen, niet meer mogelijk waren, maar daarin heb ik me I blijkbaar vergist”. Toch merkt ze in het J boek op dat de publicist H. J. A. Hofland een „loepzuivere analyse” gaf toen hij schreef: „Het hoort blijkbaar bij het volkskarakter dat we hier bij de aanblik van sommige personen (leden van de koninklijke familie, red.) in zo’n tomeloze vervoering komen, dat alle andere geestelijke vermogens daardoor defect Na de troonsafstand op 30 april verschenen Juliana en Beatrix op het balkon van het Paieis op de Dam waar beiden de toegestroomde menigte zouden toespreken. Greet Hofmans verlaat het pand in Amster dam waar ze regelmatig spreekuur hield. Plechtigheid in de tijd van de Hofmanscri- sis, ter gelegenheid van de officiële inkomst van de 18-jarige Beatrix als Kroonprinses. gesprek dat we met haar voeren, legt ze uit: „Dat was een antwoord op een aanval van iemand uit de zaal, maar eigenlijk was het ook een opmerking aan het adres van Ad Langebent die naar mijn mening, net als veel andere journalisten, slecht beslagen ten ijs kwam. We hebben twee i jaar hard aan het boek gewerkt en dan vind ik dat daarover niet even uit de losse hand kan worden gepraat”. Oranjefurie of niet, Magdaleen van Herk is niet van plan zich te laten intimideren. „Ons doel was een wetenschappelijke levensbeschrijving. De historicus moet zoeken naar de waarheid en heeft niets aan mythes. Bovendien, een volwassen democratie moet een boek als het onze aankunnen”. Ze zet zich af tegen degenen die trachten de mythes rond Juliana in stand te houden, tegen de strooppennenschrijvers die volgens het boek door de koninklijke familie zelf zijn gedefinieerd als „die laffe honden die als het om Oranje gaat op een leugen om J bestwil niet kijken”. De mythes zijn talrijk en „Juliana, vorstin naast de rode loper” rekent er grondig mee af. Het beeld van Juliana als „de t raken”. Niet alleen de reactie van het publiek, maar ook de manier waarop de media het boek hebben benaderd, heeft mevrouw Van Herk teleurgesteld. S

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 19