Sint Patrick en Bonifatius bekeerden’ christen stammen L 11 Z/ ZAT E1DAGS 3i JVOEGSEL SCHRIJ1/EPS Bzzlletin over Haarlemse schrijver Hartendwaas door '7 KO Het is even ónmogelijk in een paar alinea’s het wezenlijke van economie, wijsbegeerte of christendom samen te vatten als om te proberen in juist zo’n kort bestek recht te doen aan de rijkdom en de diepte van het boeddhisme. Toch is het mooi en nuttig een moment stil te staan bij deze geestelijke stroming, die ook in het Westen steeds meer aandacht trekt. Wij komen zo in contact met een manier van denken en leven, met een visie op het bovenzinnelijke en het aardse, die in vele opzichten wezenlijk verschilt van de hier gebruikelijke manier om tegen God, de mensen en de dingen aan te kijken. Dan valt onmiddellijk op dat Boeddha en boeddhisme zich hullen in een eerbiedig zwijgen als het gaat om de scheppende God als grond en richting van alle geschapen wezens. Hier schiet elke menselijke taal tekort. Pro gen den Nee Meditatie Adrianus VI Maatschappelijk werk Nieuwe Christus ::„op Jami word beetj tot VI de g< nauv niet.’ De v Nedf beha zowe Voc Met Boeddha op weg naar het alvervullende Niets Paus Adrianus VI Boedhistische monnik Louis Ferron in het Teylersmuseum WIM VOGEL Bouwstenen van Ferron nauwkeurig de aangewezen wegen kent en in acht neemt, heeft volgens Boeddha de mogelijkheid reeds in het huidige leven te bereiken wat de juiste meditatie wordt genoemd. Voor de boeddhist heeft meditatie de betekenis, die in andere religies het gebed heeft. De meditatie mag niet worden gezien als een liefdeloos streven naar de persoonlijke vervolmaking, maar als een streven dat de gehele wereld of toch velen tot heil en zegen dient. Hieruit mag blijken dat mediteren uitgaat boven een egocentrische aangelegenheid. Een christen zal meer geneigd zijn de naastenliefde in dienst te stellen van een koninkrijk van vrede en gerechtigheid voor alle mensen. Ook de boeddhist is zich diep bewust van onrecht en al het andere leed van de wereld. In deze geestelijke stroming dient het leed op een andere manier te worden overwonnen. Het boeddhisme kijkt als het ware verder. Wegens de kiem van de dood die in al het aardse of vergankelijke ligt besloten, wendt het boeddhisme zich af van dit aardse. Uiteindelijk doel is het nirvana, de bevrijding uit het rijk der vergankelijkheid. BZZLLETIN. 9e jaargang nr. 80 novem ber 1980, Prijs, 10,-. (Keltische) cultuur was geworteld, voordat Sint Patrick daar in de vijfde eeuw voet aan land zette, wint een dergelijke studie nog aan betekenis. Zij wordt op zo’n manier een verdediging van het oorspronkelijke christendom tegenover de verroomsing van de oude christelijke wereld vanuit het groeiende centralistische gezag in Rome. Zo’n studie wordt dan tevens een levende geschiedenis van een strijd van de kerk als instituut met dogma’s en andere vaste regels tegen een meer vrij en (soms te) persoonlijk beleefd christendom, welke laatste stroming wel wordt aangeduid met een Johanneïsch christendom. bedraagt de prijs 39,50. Daarna wordt het 45,-. opgenomen. Misschien is deze uitgave zo een betere inleiding op de bijbel geworden. Ali Knecht en G. van de Bothof tekenen voor de Nederlandse vertaling en bewerking. Zon en Kruis van de auteur Jakob Streit bevat een indringende en levensbeschouwelijke visie op de geschiedenis van het Ierse christendom tot omstreeks 900. Door zijn universele aanpak reikt de schrijver aanzienlijk verder dan het eiland der heiligen, befaamd om zijn rijke cultuur en om zijn vele missionarissen, die uitgestrekte gebieden in Noord- en West-Europa hebben gekerstend. Als daarbij nog wordt aangetoond dat het christendom reeds in de Ierse De k< Onde abort en ki: ontw flink werd hoog Amst hij in psycl vacai Van! hartp inHc van z overg schie werk stoelt mure „Nati vindt ikge< hier i eenvi teder Manr staat integ nog s geled zich t sigan zo gr, Manr dat z< een o opvo< genei Als n koel, niet c behoi sentii we al biosc Beckh schrijft heel inzichtelijk over de boeddhistische leer. Centraal staat de waarheid omtrent het lijden en het pad der verlossing. De afzonderlijke treden van het pad worden systematisch beschreven. Allereerst is daar het geloof als voorstadium van het pad dat vier treden heeft: het juiste gedrag, de meditatie, het inzicht en de bevrijding. Het is van wezenlijk belang dat de meditatie als tweede trede wordt aangegeven. Een juist gedrag is namelijk een onmisbare voorwaarde voor de meditatie. Alleen als de meditatie wordt gedragen door het juiste gedrag kan zij zegenrijk en vruchtbaar zijn. Slechts wie werkelijk sterk staat in het ethische gedrag, in de zedelijke zelftucht en wie We krijgen zo te maken met een conflict tussen het eigen geweten en de vrije wil van de christen en diens vermogen zelf in belangrijke mate bij te dragen tot zijn zaligheid enerzijds en aan de andere kant de opvatting dat God hierin het laatste woord spreekt bij monde van de r.k.-kerk met de paus als hoogste wereldlijke gezagsdrager. Het gaat om het optimisme van Pelagius contra het pessimisme van Augustinus. Het pelagianisme is een poging menselijke vrijheid in overeenstemming te brengen met het christendom. Uiteindelijk blijkt het Romeinse centralisme te zegevieren. Daarbij deelt Bonifatius hetzelfde lot als Patrick. Bonifatius blijkt ten onrechte bekend te staan als de apostel der Duitsers. Het land was reeds in belangrijke mate gekerstend, maar met steun van het Karolingische zwaard haalde Bonifatius er de Roomse wijwaterkwast overheen. De oorsprong van het Ierse christendom gaat niet terug op Rome. Hoe het wel is begonnen blijft nog duister. Zeker is dat de vrije vormen van het oudierse christendom een gelukkige verbinding konden aangaan met de Keltische cultuur. De zonnecultus verbond zich met het kruis. Dit rijk geïllustreerde boek is behalve godsdiensthistorisch ook cultuurhistorisch. Jakob Streit maakt heel bevattelijk de ontwikkeling zichtbaar van de oude megalitische cultuur, via de Kelten naar het vroege christendom in Ierland. Het illustratiemateriaal legt bijzondere nadruk op de vele symbolen en motieven van de vroegchristelijke kunst in Ierland. Dit rijke en verhelderende boek is een uitgave van Christofoor te Rotterdam. Tot 31 december van lijvige romans. Stuk voor stuk boeiende artikelen die uitstekend als gids kunnen dienen voor die lezers die zich wat verloren voelen in de duistere krochten van de werelden die Ferron oproept. Er loert echter wel een gevaar. Het zou mij niets verbazen als toekomstige recensenten uitvoe rig gebruik zouden gaan maken van Ferrons levensgeschiedenis zo als die nu in het eerder genoem de tijdschrift op papier staat. Wat wil je nog meer: ’n zoon van een Duitse soldaat en een Nederland se moeder, tot zijn zesde jaar wo nend in Bremen als Karl-Heinz Beckering, daarna jarenlang on dergebracht en opgeborgen in Hollandse rooms-katholieke inter naten temidden van nonnen, fra ters, paters en broeders. In het gesprek met Martin Ros uit Fer ron in BZZLLETIN zijn angst om ideologisch geduid te worden. Een zekere terughoudendheid t.o.v. strikt pesoonlijke zaken zou daar goed bij aansluiten. Maar, en daar gaat het eigenlijk allemaal om, zijn romans waren uitstekend te lezen en te vatten zonder al die informatie en privé foto’s. Waarbij nog komt dat het in dit speciale geval, en het tijd schrift getuigt daar uivoerig van. wat al te eenvoudig en te goed koop is om de bekende ongelukki ge jeugd te beschouwen als de enige goudmijn. Dergelijke goud zoekers zullen bij Ferron al snel geen hand meer voor ogen kunnen zien. fisch bepaald zijn romans ook zijn. Al diegenen die willen lezen op welke wijze Ferron aan de grillige bouwstenen van zijn monument komt, zullen hun hart ophalen met het novembernummer van BZZLETIN dat bijna helemaal aan deze Haarlemse schrijver ge wijd is. U vindt allerlei autobio grafisch materiaal in een uitvoe rig gesprek dat de samensteller van het nummer, Johan Diepstra ten, voerde met de auteur. Ferron zelf stond een hoofdstuk af van zijn nimmer gepubliceerde auto biografische jeugdroman Buiten schot. Anderen analyseren de my the bij Ferron, tonen aan dat een roman als De Gallische ziekte voor een interpreet bodemloos is, of laten zien hoe de dichter in Ferron evolueerde tot ’n schrijver Adrianus VI is een bijzondere paus en dat is-ie. Niet alleen omdat hij de enige Nederlandse paus is geweest, maar omdat hij een zedelijk hoogstaand man was in een periode van de kerkgeschiedenis, waarin zelfs de hoogste geestelijke leiders geen toonbeelden waren van deugd en rechtschapenheid, om het maar eens netjes te zeggen. Adrianus VI, paus van januari 1522 tot september 1523, was niet alleen een geleerde, maar ook een rechtvaardig en zeer sober levend man. Hij leefde ten tijde van de reformatie en was tijdgenoot van onder anderen Karel V, zijn leerling, Frans I van Frankrijk en Hendrik VIII van Engeland, verder van Luther, Calvijn en Erasmus. Zijn aard en zijn manier van leven botsten aan alle kanten met de uitbundige stijl van het pauselijke hof. Politiek gezien leefde hij in een periode van een sterk verdeeld Europa, waarin de belangrijkste vorsten als Karel V, Frans I en Hendrik VIII liever elkaar in de haren vlogen dan eensgezind op te trekken tegen het Turks- islamitische gevaar, dat destijds Europa bedreigde. AI deze factoren zullen zeker hebben bijgedragen tot een zo kortstondig pausschap. Adrianus VI of Adriaan Floriszoon Boeyens uit Utrecht stierf op 64- jarige leeftijd. Omdat Adrianus VI dit jaar precies 477 jaar dood is, is een fraai geïllustreerd boek over hem uitgebracht. Uitgever is Fibula-Van Dishoeck te Haarlem 24,50) en de schrijver is de medicus-historicus dr. J. Bijloos, die een overzichtelijke studie heeft gemaakt van het leven van deze paus. Kerkelijk, historisch en politiek wordt een betrouwbaar beeld geschetst van de priester uit Utrecht, die tot het hoogste ambt in de r.-k. kerk werd gekozen. Met het boek van Bijloos kunnen wij ook onze vaderlandse geschiedenis weer ophalen. De uitgave ziet er goed uit en het leest ondanks de moeilijke materie gemakkelijk weg. Dr. T. Brienen, christelijk- gereformeerd predikant te Kampen, en W. Huizer, verbonden aan de gereformeerde sociale In deze sfeer beweegt zich ook de westerse mystiek. Waar jodendom en christendom de mens met zijn hemelse bestemming toch stevig op de aarde neerzetten, is het boeddhisme veel meer geneigd aan het aardse en het materieel menselijke een veel geringere werkelijkheidswaarde toe te kennen. Wat wij hier beneden zien en ervaren is niet het werkelijke. Het boeddhisme kent zelfs geen werkelijke eigenheid toe aan het individuele van de menselijke persoon zoals deze zich hier op aarde voordoet. Wat echt is en reëel bevindt zich in het bovenzinnelijke. Daar ligt de bevrijding van begeerte, lijden, geboren worden en sterven. Daar ligt de verlossing uit de cyclus van geboorte en wedergeboorte. Met een gerust hart mag ik de geïnteresseerden toevertrouwen aan de deskundigheid van prof. dr. Hermann Beckh, een kenner bij uitstek, die een boek heeft geschreven onder de titel Boeddha en zijn leer (Christofoor Rotterdam, 32,50). Beckh geeft de levensloop van de Boeddha als historische persoon in de vijfde eeuw voor Christus. De vele prachtige legenden rondom de Verlichte worden ons gelukkig niet onthouden. Maar het is nog veel fijner dat prof. Beckh een voor westerlingen begrijpelijke inleiding geeft in de leer van Boeddha. Vanzelfsprekend is dan een vergelijking met het christendom op haar plaats. De betekenis die de persoonlijkheid van de Boeddha heeft voor het boeddhisme kan volgens Beckh niet worden vergeleken met de betekenis die de persoonlijkheid en het leven van Jezus de Christus hebben voor het christendom. In het middelpunt van het boeddhisme staat een leer, de leer van het lijden en van het pad van het bevrijdende inzicht. In het centrum van de christelijke religie staat de gestalte van de Verlosser. Dit boek geef ik graag een hartelijke aanbeveling mee. Het doet mij verder plezier een nieuwe ontmoeting te hebben met Maitreya, die volgens recente publikaties binnen twee jaar zal opstaan als de nieuwe Christus en wereldbevrijder. In dit boek wordt hij geschetst als een bodhisattva, de Boeddha van het toekomstige wereldtijdperk, dat echter nog veraf ligt. Boeddha Gautama is dus niet de enige Boeddha of verlichte. Maar wij kennen hem wel als de Boeddha zoals wij Jezus van Nazareth als de Christus kennen. Hoewel ik vermoed dat kinderen ook in bijbelse boeken allereerst worden aangetrokken door mooie verhalen, wil ik toch een goed woord wijden aan een uitgave van Kok te Kampen, waarin dergelijke verhalen niet de eerste plaats innemen. De titel luidt: Luister maar. Het boek, met kleurige illustraties van Ferelith Eccles Williams, bevat verhalen of thema’s uit de bijbel, voor kinderen naverteld door A. J. McCallen. De prijs bedraagt 19,90. Echte verhalen worden niet verteld; korte en heldere teksten, afwisselend uit oude en nieuwe testament, vormen een uitnodiging de bijbel op te slaan op plaatsen waarnaar wordt verwezen. McCallen komt dus niet met het doorlopende verhaal van de kinderbijbels, waarin de meest aansprekende bijbelgedeelten zijn voor zijn monumenten Ooit heeft Louis Ferron ken baar gemaakt dat tijdelijke literai re roem hem gestolen kan worden. Hij wil een monumentenbouwer zijn, schepper van een oeuvre dat standhoudt. De zes romans die hij sinds 1974 gepubliceerd heeft, wij ken inderdaad nogal af van de producten van zijn tijdgenoten: realisten, neo-naturalisten, acade- misten en schrijvers die nog steeds overhoop liggen met hun veelal gereformeerde jeugd. Waar de laatsten zich meestal richten op het leven hier en nu en hun hoofd figuren over het algemeen de sug gestie wekken in het middelpunt van hun eigen leven te staan, daar is de visie van Ferron inderdaad wel even anders. Zijn figuren lij ken veeleer ontstegen aan tijd en ruimte, hoe historisch en geogra- academie te Ede, hebben een boek geschreven dat bij Kok te Kampen is verschenen onder de titel Heroriëntatie in het christelijk maatschappelijk werk (f 24,90). Brienen neemt de inhoudelijke kant voor zijn rekening en Huizer de organisatorische. Zoals reeds uit de inleiding blijkt, kiezen de auteurs duidelijk voor een christelijk maatschappelijk werk vanuit een christelijke levensbeschouwing. „Het gaat om werk, dienst, hulp onder de bevrijdende en stuwende heerschappij van Christus en zijn evangelie. Hij mag nergens buiten de lijnen van de sociale dienstverlening gezet worden.” Een meer wereldlijke oriëntatie komt in het vizier waar de zin van het hele maatschappelijk werk in deze sterk veranderende maatschappij onder kritiek wordt gesteld. Dit is verheugend, daar de functie van het maatschappelijk werk niet alleen wordt bepaald door de relatie hulpverlener en cliënt. De structuren van de hele samenleving zijn sterk medebepalend. Het boek bevat tevens een pleidooi om de contacten tussen de christelijke sociale diensten en de gemeente van Jezus Christus te bewaren en te versterken. Juist binnen die gemeenschap worden de bronnen gevonden en telkens weer aangeboord voor de preventieve, curatieve en educatieve dienstverlening in gebondenheid aan Christus, de grote helper en bevrijder. W. Huizer verdedigt even sterk het christelijk maatschappelijk werk. Hij vindt dat de echte welzijnswerker in de benadering van zijn cliënt moet openstaan voor zijn of haar levensbeschouwing. Samenwerking met het pastoraat acht hij vatbaar voor verbetering. Hier raakt hij dus direct de diaconale taak van de kerkelijke gemeente. Het boek is in duidelijke taal geschreven, wat nogal ongebruikelijk is voor dit genre. Het bevat informatie over de relatie algemeen en christelijk maatschappelijk werk, de relatie met de christelijke kerken, met name de diaconieën, de relatie tussen individuele en maatschappelijke problemen en wat heel belangrijk is: er is aandacht voor de integratie van professionele en vrijwillige hulpverlening. De uitgave kan dienen voor allen die betrokken zijn bij het (christelijk) maatschappelijk werk. Voor: maak maak Perse f maar leren kunt eenv f bena< omdé Van] I vrijm knell, f zijnv f revol f gedet „Het I- dat ei voort r. gebo< maat: j. meer toesti van a ingrij gebie home verhc J vane voort f ontw: f vane f. van n meeg omsti Bove: Al in famil huwe er ziji Dieh provi aan p ii in nwiriunife

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 16