Het schandaal rond de Pouilly Fuissé De kunstvervalser en het leedvermaak om bedrogen deskundigen ■ZAT ER DAGS Bi JVOEGSEL I 1 I 2? list BEDROG I ■j lp Hare Charles d'Orleans men anderhalve bedrieger zijn. Tegenover een bedrieger moet 5BUS 1177 door Frans Keijsper i door Rob van den Dobbelsteen Hier spreekt men niet van list. Hier spreekt men zelfs niet van bedrog. Hier spreekt men onmiddellijk van een schandaal. Want kom natuurlijk niet aan zoiets kostelijks als wijn. Waag het niet een witte Fourainele verkopen voor een Pouilly Fuissé. Een beetje wijnkenner, een beetje connaisseurimmers, zal het vocht ogenblikkelijk weer terugspuwen in het aanvankelijk zo liefdevol geheven glas. En met verwrongen mond laten weten, dat hier sprake is van „een regelrecht schandaal”. Hoewel Eerste schandaal Wijnsnob A/o ri, et Specialiteit Geringe marge Tevreden „De vervalser is een bedrieger en een kind van zijn tijd, dat niet in staat is op natuurlijke wijze te zien. Indien men zich de gevolgen van deze wanhopige toestand voor ogen stelt, dan zal men gemakkelijk de eigenschappen kunnen onderscheiden, waardoor zijn maakwerk verschilt van het origineel. Heen en weer geslingerd tussen angstvallige voorzichtigheid en brutaliteit, voortdurend bevreesd dat zijn eigen stem luid zal opklinken en hem zal verraden, vervalt hij in de vooroordelen van de smaak van zijn eigen tijd, ‘n zodra hij „schoonheid” wil brengen. Zijn pathos klinkt hol, theatraal en geforceerd, omdat het niet zijn oorsprong vindt in de eigen gemoedsbewegingen.” Dit zei kunstkenner Max. F. Friedlander eens in een beschouwing over het karakter van de kunstvervalser. Een rake typering, al zal deze kennis niemand vrijwaren van het risico ooit eens een ernstige vergissing te begaan in de beoordeling van een „kunstwerk", dat achteraf een vals exemplaar zal blijken te zijn. Op de vuilnisbelt van de geschiedenis 5 1b hun itus FLESSEN MET WIJN ;ter ïl) sde ;uren s laie- icauld, irog te hinese 11 eens 'gen te n dan Althans, zolang er Britse verslaggevers bij hem op visite kwamen. Zochten Nederlandse journalisten hem op, dan hief hij met een van smart vertrokken gezicht de handen ten hemel, stamelde iets van „parbleu, waarom moet mij dat nou overkomen” en bezwoer, dat hij weliswaar Iets wat de zakenman zich nog best wilde iaten aanleunen ook. nimmer de valse handtekeningen onder de kunstwerken gezet.... In 1976 deed de Franse justitie voor de derde keer een poging om hem door Spanje uitgeleverd te krijgen. Volgens de Franse autoriteiten zou hij zijn vervalsingen hebben gemaakt voor met name de Parijse kunsthandelaar Fernand Legros. Legros zou dit werk hebben doorverkocht aan de Texaanse oliemagnaat Algur Meadows. Van 58 geleverde schilderijen zouden er 44 vals zijn. veel duidelijkheid konden die onthullingen de onderzoekers nu niet direct verschaffen. Te meer daar er ook nog eens een in dit soort zaken onvermijdelijke Liechtensteiner postbus-bv opdook, plus een wazige tussenpersoon in Zwitserland en een figuur die op de kades langs de Mersey (Liverpool) douanebeambten had trachten om te kopen. Een medewerker van het Hoofdproduktschap: „Er is toen besloten, dat alleen een aantal gerenommeerde wijnhuizen de formulieren zelf mocht invullen dat zijn er nu acht of negen en dat de rest z’n nog in het bezit zijnde formulieren moest terugzenden. Aan dat verzoek is over het algemeen wel voldaan, maar het staat vast dat er een paar honderd van die formulieren zijn achtergehouden” Die wijnhandelaar, die op z’n sterfbed zijn laatste krachten aanspreekt en z’n oudste zoon en opvolger in het oor fluistert: „Luister jongen Men maakt wijn ook wel van druiven”. eigen, originele werk zal doorgaans nauwelijks enige roem verwerven. Hij is goed voor de vuilnisbelt der geschiedenis. Hooguit zal zijn vervalsing soms nog enige waardering genieten - dat is het maximaal bereikbare voor de bedrieger. Zo heeft Van Meegerens „Emmaüsgangers” na heftige strijd nog een plaatsje op een overloop in den, is leren’’, tog de enkele in dit Een illustere voorganger van Van Meegeren is zonder twijfel de Italiaan Giovanni Bastianini (1830- 1868) geweest, die afkomstig was uit Fiesole. Zijn naam wordt synoniem geacht voor het eerste wereldwijde vervalsingsschandaal in de geschiedenis. Bastianini koesterde als specialiteit de portret-sculpture uit het Italiaanse Quattrocento. Dubieus handelaar die dit werk aan de man bracht, was ene Antonio Freppa uit Florence. Deze verkocht in 1864 aan een Parijse verzamelaar een portret-buste voorstellende de Florentijnse dichter Hiermus Benivieni. Dit „kunstwerk” werd een jaar later geëxposeerd. De reactie hierop was uitermate verrassend. Experts bejubelden het als een „treffend voorbeeld” van vroeg-Renaissance- beeldhouwwerk. Zij dichtten het toe aan Donatello, Verrocchio, Desiderio de Settignano of aan Antionio Rossellino. Het Louvre in Parijs was zó onder de indruk van het meesterstuk dat het er grif in klinkende munt 14000 franken voor neertelde. Ter vergelijking: voor de beroemde „Venus van Milo” had het slechts 6000 frank over. Formulieren, die onder meer werden gebruikt om de wijnsnobs in de Verenigde Staten te flessen. Maar als het laatste achtergehouden formulier uit het geheime laatje is geplukt, zullen dan ook de wijnschandalen definitief tot het verleden behoren? Het valt te bezien gezien bijvoorbeeld het verhaal dat de Amsterdamse joumalist/schrijver Henri Knap ooit vertelde van die steenrijke wijnhandelaar. t door velsei- m aan 5 hard iltbre- te aan Papil- 3erar- mkele [epikt? spraak 'gelijk- lemaal 1 hem t altijd boek FIRMA N ps ag, ie sloten 1 zelfs >p een lepra ■erden paalde ie nog en oor en de ir een s ont- en en ij een ielaats velsei- i huis d kon in i. Een id ide ebben respectabel aantal anderen, van wie de namen bij lange na niet allemaal bekend zijn. Ieder heeft zijn specialiteit, of het nu gaat om schilderijen, beeldhouwwerk, munten of houtsnijwerk. Eén ding echter hebben de vervalsers gemeen: zij zullen altijd dat vervalsen wat in een bepaalde tijd veel gevraagd maar schaars is. Dus ook duur. Keizer Nero’s leraar Seneca verhaalt in zijn geschriften reeds van werkplaatsen in Rome, waar gekleurde edelstenen worden vervalst. Dat is in het begin van onze jaartelling. Maar uit de voormyceense tijd - dus vóór 1700 voor onze jaartelling zijn reeds valse parels bekend. Het Museum van Stockholm heeft in zijn collectie een goudeerlijke - <r Een Pieter de Hoogh" van Van Meegeren. Een verklaring, die het onderzoek uiteraard niet erg op gang hielp. Want hij mocht dan wel beweren dat die uit de bollenstreek afkomstige kennis er meer van wist (evenals trouwens zijn compaan) en dat men maar eens moest gaan spitten in dat vreemde faillissement van drie Leidse ramschzaken en dat het niet meer bestaande bottelarijtje „De Bottelkoning” ook iets met die ondoorgrondelijke affaire van doen had wijnhandelaar was, maar dat hij uitsluitend op legale wijze met „dat prachtige produkt” in de weer wenste te zijn. En wat die berichten in die Britse bladen betrof: „Dat is nou toch zo vervelend hè. Ik spreek een behoorlijk mondje Frans, mag ik echt wel van mezelf zeggen ,maar dat Engels van me Ik geef het toe hoor, dat is reuze slecht. Ze moeten me verkeerd begrepen hebben”. Hollandse kunst, maar schoner dan hetwelk - zo de schoonheid van de grootste kunstwerken meetbaar en vergelijkbaar ware - er bezwaarlijk enig ander aan te wijzen zou zijn: zijn Vermeer’s - K.) Emmaüsgangers. Hoe beleven wij hier dat ademloze moment, in de stilte van de zinkende avond, als zij Hem erkennen aan het breken van het brood! Jezus, de Meester, in zijn aardse gestalte, maar toch bovenaards, in het teder blauw van zijn mantel, met de gelaatskleur, die eigenlijk geen aardse kleur meer is, met de neergeslagen oogleden, waardoor men meent de diepe blik van de ogen te ontwaren, met de stil bewegende handen! Hoe kan schilderkunst zó iets uitdrukken!” - weer uitroepteken. Mokkend schreef Bremer in zijn voorbericht bij zijn nieuwe druk waarin hij de handhaving van deze prozaïsche beschouwing rechtvaardigde: „...Als mijn persoonlijke mening zou ik willen zeggen, dat het volkomen onaanvaardvaar is, dat dit werk, in zuivere expressie van een diep religieuze emotie door niets in onze Hollandse kunst wordt overtroffen, geschilderd zou zijn door een laffe spotter en leugenaar, met het plan er een dergelijk laag bedrog mee te plegen...” Van Meegeren, een „grootheid” onder de internationale meestervervalsers. Maar het duistere gilde telt nog een Van Meegeren: ..De Emmaüsgan gers' Evenals Van Meegeren is Bastianini niet oud geworden. Na als vervalser te zijn ontmaskerd ontstond er in de Franse pers een polemiek met Franse deskundigen die eraan twijfelden of Bastianini wel in staat was sculptures „van een zo grote schoonheid” te maken. Nog vóór hij in staat was zichzelf te bewijzen stierf hij, slechts 37 jaar oud. Een andere vermaarde contrefacteur is Alceo Dossena (1878-1937) geweest, eveneens Italiaan. Diens werkterrein bestreek een breed gebied: van de Griekse oudheid tot de Renaissance. Dossena vestigde zijn atelier in Rome waar hij voor twee handelaren in opdracht zijn vervalsingen ging uitvoeren. Zo werkte hij in de „stijl” van deze of gene meester. Hij wrochtte in zijn beeldhouwerswerkplaats vervalsingen in de trant van Giovanni Pisano, Simone Martini, Vecchietta, Donatello en Mino da Fiesole, die via de kunsthandelaars en hun handlangers hun weg vonden naar de kopers. Deze zakenlui maakten evenwel een schandelijk misbruik van Dossena; diens werk leverde hun een vermogen op. In vergelijking daarmee ontving de beeldhouwer slechts een fooi. Dossena was hierover zo ontzettend verontwaardigd dat hij zijn activiteiten aan de grote klok hing. Als gevolg hiervan werd hij voor een blauwe maandag een gevierd man. Tot de top van de roem gestegen kreeg hij grote tentoonstellingen, maar al spoedig verbleekte zijn ster. Hij stierf berooid met op zijn naam de smet niet meer dan een armzalig vervalser te zijn geweest. Zo vergaat het elke vervalser, wiens activiteiten bekend worden. Zijn 4 Kunstvervalsing - zo oud als de mensheid is heeft zij bedrog gepleegd en zal zij dat blijven plegen. Geen doop zal die eeuwige erfzonde wegwassen. En als er eens een kunstvervalser tegen de lamp loopt dan kan hij zeker zijn van de bewondering van het grote publiek, dat met leedvermaak constateert dat deze „Tijl Uilenspiegel” menig deskundige flink om de tuin heeft geleid. Voor zo’n kenner is het dan wel eens moeilijk toe te geven dat hij zich ernstig heeft vergist. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij de meest geruchtmakende zaak op het gebied van de kunstvervalsing die Nederland heeft gekend: de affaire Han van Meegeren. Bredius, voor de oorlog de nestor onder de Nederlandse kunsthistorici, die een standaardwerk over Rembrandt op zijn naam had staan, noemde Van Meegerens befaamdste vervalsing van Vermeer, de „Emmaüsgangers”, het mooiste dat Vermeer ooit had geschilderd. Hij gaf zijn vergissing na de oorlog bij het door de mand vallen van Van Meegeren wel toe, maar anderen hadden er heel wat meer moeite mee. Zo de auteur van het schoolboek „Inleiding tot de kunstgeschiedenis”, F. C. A. Bremer. De zaak Van Meegeren had al heel wat pennen in beweging gebracht, de kranten stonden er bol van. Voor Bremer was dat echter nog geen aanleiding zijn mening te herzien. Vgn Meegerens „Emmaüsgangers” prijkt onder de naam Vermeer als trotse afbeelding tussen de tekst en Bremer schrijft: „En in deze sfeer ontmoeten wij het schilderij, dat misschien het schoonste is, niet alleen van onze Niet lang geleden nog plakten gewetenloze schurken inderdaad een Pouilly Fuissé-etiket op driehonderdduizend flessen witte wijn, die overal vandaan zou kunnen komen, maar zeker niet van die befaamde wijngaarden in de M&connais. En er waren er toch al tweehonderdduizend over de toonbank gegaan, toen langzaam het besef rees, dat er misschien wel eens iets niet helemaal in orde was met dat in het glas fonkelende vocht. Waarmee niet is gezegd, dat zo’n tongklakkende wijnkenner „het schandaal” ontdekte. Die eer kwam op naam van een Engelse douaneambtenaar. Geen lid van een van die welig tierende genootschappen als Ordre des Chevaliers des Trompeurs of Confrérie des Vignerons du Bois le Due (waar onderhand iedere Nederlandse „notabel” bij ingeschreven behoort te staan), maar wel een baasje, dat op die bewuste morgen drommels goed uit zijn ogen keek. Ze hadden een zeer betrouwbaar ogend lakzegel, die begeleidingsformulieren, maar werd de Nederlandse koningin niet altijd rechtskijkend afgebeeld? En nu keek ze ineens naar links. Het begin van een bepaald niet naar Pouilly Fuissé geurend zaakje, dat nog altijd niet is afgerond. Want wie had nou een ordinaire Nederlandse rijksdaalder als lakstempel gebruikt (waardoor de beeltenis van de koningin gespiegeld in de hete lak werd gedrukt)? De brave Alfred de Montigny in elk geval niet. Egyptische papyrus die meer dan 5000 jaar oud is. Dat document bevat een recept hoe uit glaskristal kleurige edelstenen kunnen worden nagebootst. Je reinste bedrog! Een waardig navolger van Van Meegeren is de Hongaar Elmyr de Hory geweest die, zijn uitlevering aan Frankrijk vrezend, in 1976 op 72-jarige leeftijd een eind aan zijn leven maakte. Deze De Hory - wel de grootste vervalser van schilderijen genoemd - was specialist in de modernen. Hij maakte vervalsingen van elke kunstenaar wiens werk een lieve duit op bracht. Zo ontstonden er in zijn geheime atelier op het zonnige Spaanse eiland Ibiza werken van Picasso, Braque, Kees van Dongen, Raoul Dufy, Derain, Modigliani, Matisse, Chagall en Bonnard. Bij een „Picasso” zou hij ook een valse verklaring hebben geschreven om de „echtheid” ervan aan te tonen: „Cette peinture est de moi - Paris 24 mai 46, Picasso”. Jammer voor De Hory was dat de „P” van de naam van deze Spaanse meester wat zwakjes was uitgevallen. Picasso voerde nu eenmaal een krachtig penseel. De Hory verkocht zijn werk tegen een geringe marge overigens aan twee kunsthandelaren. Tussen 1961-1967 sleet hij voor een marktwaarde van 60 miljoen dollar via die handelaren aan miljonairs, musea en andere kunsthandelaren. De schrijver Clifford Irving, De Hory’s buurman op Ibiza, schrijft in zijn biografie over deze vervalser, dat hij in die periode misschien zo’n duizend schilderijen en tekeningen heeft gemaakt, waarvan het grootste deel zijn weg heeft gevonden naar musea waar het tot op heden onontdekt als onecht hangt. Irving zelf was evenmin brandschoon. Hij draaide de gevangenis in nadat hij een vervalste biografie had geschreven over de Amerikaanse miljardair en zonderling Howard Hughes. De Hory heeft overigens altijd beweerd nooit te hebben vervalst, maar slecht imitaties te hebben gemaakt. Volgens hem heeft hij zelf Eén ding was wel duidelijk: er was een ongelooflijke slag geslagen. Wijn van niet meer dan twee gulden inkoop, was van de hand gedaan voor gemiddeld een tientje. En wat de zwendelaars nog mooi even meepikten: de consumenten toonden zich nog bijzonder tevreden ook. De Alkmaarder (hij wist er stom toevallig nog wel iets van af): „Die wijn is vooral in Amerika verkocht en Amerikanen zijn en blijven Coca Coladrinkers. Ze hebben geen barst verstand van wijn en donderen alles in de frigidaire of de ijsemmer. Nou, en of je nou ijskouwe landwijn drinkt of ijskouwe Pouilly, dat proef je dan niet zo erg meer”. En wijnschrijver Hubrecht meedogenloos: „Amerikanen zijn echte etikettendrinkers. Snobs”. Wat niet wegneemt, dat er ook in Nederland nog wel eens een etiket op de fles zit gelijmd (sherry!) die de inhoud totaal niet vermag te dekken. Maar die kans wordt wel kleiner en kleiner. Voor 1 mei 1979 namelijk mocht iedere wijnhandelaar de geleideformulieren zelf invullen. Geleideformulieren (VA-1 voor tafelwijnen en VA-2 voor kwaliteitswijnen), die meteen een waarborg waren voor de kwaliteit. Totdat het Hoofdproduktschap van Akkerbouwprodukten signalen ontving dat er bij tijd en wijle Va-2 formulieren werden uitgeschreven voor doodgewone tafelwijnen, die daardoor tegen veel te hoge prijzen werden verkocht. Ze hadden zijn bijzonder welluidende naam alleen maar gebruikt omdat ze ’m wel lekker vonden klinken, de vervalsers. Vervalsers die dat bleek al uit het geniepig aanwenden van die rijksdaalder uit Nederland bleken te komen. De Engelse zondagsbladen wisten het ’t eerst: een Alkmaarder was het brein achter de organisatie. het Rotterdamse museum Boymans J van Beuningen kunnen verwerven. Zo werden twee valse Modigliani’s van De Hory twee maanden voor zijn dood bij het vermaarde Londense veilinghuis Christies, kompleet met vervalste signering, voor 5000 verkocht. Maar een werk van De Hory zelf leverde nog geen 100 op. Enige jaren geleden nam het veilinghuis Mak van Waay in Amsterdam staande de publieke verkoop een schilderij, gesigneerd door Han van Meegeren, terug. Reeds op meters afstand was duidelijk dat het hier om een vervalste Van Meegeren ging. De ene bedrieger oefent aantrekkingskracht uit op de andere. Van de schilder Corot zijn 5000 werken bekend, hoewel hij er beslist niet meer dan 3000 heeft gemaakt. Bij de bekende Gentse kunsthandel Pieters ging onlangs een verkooptentoonstelling van beroemde schilders niet door omdat ontdekt werd dat het hier om vervalsingen ging. De verf was zelfs nog nat. Ga daarom nooit af op de naam van een kunstenaar, maar waardeer elk werk op zich om zijn kwaliteit, zijn schoonheid. Besef daarbij dat een naam te vervalsen is, maar een genie nooit. Literatuur: Vals of Echt, Sted. Mu- seum Amsterdam, 1952; Fakes and For- geries, Minneapolis, 1973; Kunst der Fal- scher/Falscher der Kunst, Frank Arnau. Jawel, zijn naam prijkte in fraai gekalligrafeerde letters op het indrukwekkende etiket. De kopers suggererend, dat zij zich een heuse Pouilly Fuissé hadden aangeschaft van het beroemde huis Alfred de Montigny. Het onderzoek leerde echter al vlug, dat Alfred in Macon weliswaar in hoog aanzien stond, maar dan niet als wijnboer, maar als kapper

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 23