interview „Als journalist zal ik, nee moet ik tegen betutteling vechten” I „Ik had het gevoel dat ik maar voor één ding in de wereld ge schikt zou zijn de journalistiek. Al toen ik 9 of 10 jaar was en ik helemaal niet wist wat journali stiek betekende, voelde ik bij me zelf die onbedwingbare neiging opkomen om over zaken te schrij ven, waarvan ik dacht dat ande ren er graag over wilden lezen. Ik kon me, naarmate ik ouder werd, gewoon niet voorstellen dat ik elders iets nuttigers zou kunnen doen dan werken bij een krant. Ik weet niet waarom het moest nu eenmaal. Vreemd natuurlijk.” •fr. Hm L Op zoek naar het raadsel-Ltodewijks. Da Er is geen tijd meer voor en Wandelen! t Lodewijks: „Daar moetje echt wel wat voor doen hoor. Ik bedoel niet een straatje om. Echt wandelen en me volkomen ont spannen. Dat is een hobby. Omdat ik ook graag alleen ben. Ik heb geen hekel aan Een week later, tijdens het tweede ge sprek, praten we over de tijd na het af scheid van de krant. Gezien zijn gedreven heid voor het vak, zijn verstrengeling met Haarlems Dagblad ontwaar ik een im mense leegte. „Ik ben bang dat dit waar is. Tot dusver heb ik ’t een beetje verdrongen eigenlijk verdring ik het nog steeds”, zegt Jos Lodewijks ontwapenend eerlijk. „Ik weet niet of dat een leeftijdsverschijn sel is, maar ik kan me voorstellen dat mensen die voortdurend geconfronteerd zijn met alle mogelijke zaken waarvan ze dachten dat ze zo verschrikkelijk belang rijk waren en waarover ze zich dan vreselijk opwonden en die achteraf ontdekten dat die zaken feitelijk niks be tekenden in het licht van de geschiedenis, anders tegen bepaalde dingen aankijken. Door die voortdurende ervaring krijg je de neiging om met een heleboel gebeurte nissen in de wereld de spot te drijven. Voor mij is spot een mengelmoes van woede en het verwerken van die woede. Ik heb nooit aanleg gehad om in explosies los te barsten, om te schelden, om te veroor delen. Ik had wel de neiging om mijn woede ovèr bepaalde ontwikkelingen en het hekelen daarvan in ironie te verpak ken. Daar zitten cynisme en sarcasme en woede in verwerkt. Maar evenzeer een stuk emotie het ontroerd worden door bepaalde zaken. Een nieuwsgierige vraag: je wordt in dit vak cynischer naarmate je ouder wordt? „Ik heb altijd die hartstocht gevoeld van het spelen met de taal, een hartstocht om gedachten in leestekens om te zetten. Ik ben er nooit uitgekomen waar die neiging vandaan komt. Taal is iets wonderlijks, een soort kunst. Het gebruik van de taal stempelt de mens in mijn ogen tot een redelijk wezen.” Stil gepeins. Het gesprek met de scheidende hoofdredacteur, zo re aliseer ik mij, is inderdaad een pikant avontuur. Tegelijkertijd een boeiende ex peditie naar de wortels van een vak dat ons altijd opnieuw intrigeert. „Leven, dat is zo iets wonderlijks, zo iets onpeilbaars, zo iets onbegrijpelijks daar kan ik maanden over nadenken, daar krijg ik niet genoeg van. Die tijd kom je vaak te kort. En heb je een bezige func tie in deze samenleving dan kom je daar helemaal niet aan toe. Een soort filosofie, de behoefte daaraan voel je in je op wellen. „Inderdaad. Zoveel mogelijk ontdekken. Helemaal kom je het nooit te weten, nie mand. Je wilt er het maximum uithalen. Goed, dat zit vast aan die ene hobby. Jezelf onttrekken aan de drukte van het maatschappelijke verkeer, op zoek naar jezelf in de natuur waar ik erg aan ver kleefd ben. De natuur, daar kan ik uren over praten Na 44 jaar journalistieke arbeid, waarvan 34 jaar voor onze krant en 15 jaar als hoofdredacteur, is op 1 januari 1981 voor Jos L. Lodewijks het tijdstip gekomen om zijn functie neer te leg gen. De scheidende hoofd redacteur en de aankomende hoofd redacteur Frans Nypels spraken met elkaar en het re sultaat is dit interview. „Ik vind het een ramp dat mensen zich niet meer de tijd gunnen om te denken en dat ze daardoor het vermogen missen om verbanden aan te brengen in de feiten die op hen afstormen. We leren het niet meer, we leren het onze kinderen niet meer dat er instrumenten zijn om met feiten te stoeien zodat men kan weten wat er pre- „Daardoor raakt het juist uit de mode. Het wordt vergeten zoals in een stratenplan voor de stad Haarlem de mogelijkheden voor de fietser vergeten worden. Voor auto’s komen er voorsorteerbanen, de fietsers moeten maar zien hoe zij zich redden. Het begin, in Eindhoven, is rennen en draven. Crisistijd. Geen televisie, nauwe lijks radio. Overdag op de krant. Stukjes schrijven èn de hele krant corrigeren een afdeling correctie was de krant toen niet rijk. Hij heeft de agenda’s uit die eerste bedrijvige jaren bewaard. Een avond vrij. Met Sinterklaas. De mobilisa tie, de oorlogsdagen in de Peel. In 1941 wordt de krant verboden. Lodewijks duikt onder bij Philips en ontsnapt, sa men met de latere TROS-directeur Joop Landré, aan de terreur van de door de NSB beheerde journalistenkring. Voorde Philipsgemeenschap voert hij een clan destiene correspondentie met naar Duits land weggevoerde employés. En als die er in slaagden om weg te komen dan zorgde hij ervoor, in samenwerking met z’n broer, dat ze konden onderduiken. Een aangrijpende tijd. Enorme tragedies pas seerden zijn ogen. Die organisatie is, on danks scherpe controle van de NSB, nooit ontdekt. De bevrijding. „Ik kon mijn geluk niet op”, klinkt het emotioneel. „Voor mij is de bevrijding het absolute hoogtepunt in mijn leven. Niet alleen vanwege het feit dat je vrij was, maar veel meer omdat ik en al die anderen met mij ervan overtuigd was dat we een nieuwe samen leving konden opbouwen. Ik ga nu iets vertellen dat voor mijn ontwikkeling als journalist erg belangrijk is geweest. In die eerste vooroorlogse jaren bij Eindhovens Dagblad leerde ik niet alleen het journa listieke handwerk, maar ik merkte ook dat wij daar in het zuiden des lands onder een regime van betutteling leefden. Een handvol mensen maakte uit wat goed voor de anderen was. Dan, ineens, die lichtvoetige, relativeren de spot die de oplettende lezer van de krant zo dikwijls aantreft in Lodewijks’ commentaarkolom, links op pagina 1. Wim Kan is dit keer geleider van de bood schap. Lodewfjks: „Er zo over pratend denk ik aan die opmerking van Kan uit die tijd: studenten gooien de ruiten in bij de bedrijven waar ze later directeur wor den. Dat is natuurlijk ook zo. Die jongeren ontwikkelen zich ook. Ook een provo stond, als hij ouder werd, voor de keus welke kant hij uit moest. Zich blijven verzetten of zich schikken in de tredmoler van de maatschappij. Meestal komt hij in die tredmolen terecht. Het verzet in de jaren ’60 moet dan toch als een bevrijding op je af gekomen zijn de rebellie tegen bevoogdend gezag. schei formi „Zo’n afscheid is eigenlijk een beetje een tragische zaak. Ik heb de krant altijd toch ervaren als een werkstuk, waarmee ik niet klaar gekomen ben. Als je er naar kijkt, merk je voortdurend dat je er nog een heleboel dingen aan kunt doen. Ik heb mezelf er dikwijls op betrapt dat er ver schrikkelijk veel zaken zijn waarvan je denkt: dat zou leuk zijn voor de krant. Ook dat kan straks niet meer en dat vind ik jammer, dat vind ik erg jammer.” „Een immense leegte ik denk wel dat het waar is, ja. Het kan bijna niet anders. Van de ene op de andere dagen laat ik het dan maar cru zeggen wordt mij de mogelijkheid ontnomen om me te uiten. Als ik mij straks kwaad maak dan kan ik het aan niemand meer kwijt, behalve aan mijn vrouw en kinderen. En dat is natuur lijk niet de juiste manier om de huiselijke vrede te bewaren. „Ik moet eerlijk bekennen dat ik op m’n 65ste nog steeds niet uitgestudeerd ben op mezelf. Ben wel wat wijzer geworden na tuurlijk. Ik denk wel eens dat ik 300, misschien wel 400 jaar zou moeten leven om mezelf te kunnen doorgronden. Waar om doe ik wat ik doe? Waarom denk ik wat ik denk 't is een enorm raadsel voor me.” „Een roeping”, zo vertaalt Jos Lodewijks zijn onbedwingbare neiging tot schrijven. We glimlachen beiden. Lodewijks: „Ik weet het wel, zó mag je niet meer over ons vak praten kennelijk. Maar als je op een vreemde manier wordt gedwongen je ge dachten op papier te zetten met de bedoe ling om anderen te laten zien wat er om hen heen gebeurt, om anderen de samen hang te laten zien van feitelijkheden, dan kun je de term „roeping” met recht ge bruiken”. Lode mens ten vi binnt gedu: ruim' ras, il zaam nietc je die nen” bund tie w bedt harm gewe en be niet 5 deze wijfa hetv team ontst geve kwal Niet jourr dat I geko wijk! nale op te „Wa. kan Isra< inhe als s heef oorh rept altij< het 1 Dat mac bied Isra< gesc Da voc stei Viae vade ooki PP- hem tiek. aant besti voor stud logv een j zerg kelir allie. ning ded ons< Afst af.D z’nv „Ikl eige pree VOO1 vert pen kaai de f niei hele geg teru mis ver; juic luid ra” Rus ied< teb gaa zitti kur ver dat ma; nat „Oi wal het der die me ver Mo „E ik zo' Ge bh Hij staat op en gaat bedrijvig aan de gang met kopjes, suiker, banket en thee. „Ik heb erg veel hobby’s. Ik lees graag, ik film graag en ik wandel verschrikkelijk graag”. „I be nii ve wi gc m m sc ve ds lij oc vc H ee g« „H die in Ee: du: me sci ma kli kei me ter Op veel redacties van Nederlandse kran ten is enorm gediscussieerd over de jour nalistieke benadering van het studenten verzet, de Maagdenhuisbezetting en de acties van provo. Er ontstonden ook me ningsverschillen. „Die discussie”, beaamt Lodewijks, „ging ook ons huis niet voor bij. Ik heb het journalistieke principe hoog gehouden om die woelingen steeds van twee kanten te bekijken. Dat werd mij soms niet in dank afgenomen. Er kwamen beschuldigingen uit de lezerskring: zo van die rooie krant, dat linkse blad. Onzin natuurlijk, het heeft niks te maken met links of rechts, met rood of groen. Voor mij lag dat principieel: niet meegaan met betutteling, niet meedoen aan de maske rade eerlijk zeggen waar het op staat, daar komt het eigenlijk op neer. De kwes tie benaderen vanuit het eigen gezonde en onafhankelijke verstand. Zeggen watje vindt dat er fout zit, gevoed vanuit het gevoel voor onafhankelijkheid, van vrij heid en mondigheid. Dat kan niet altijd. Dat kon en kan bij deze krant, in mijn ogen, nog ’t best”. J cies aan de hand is. Een ramp, ja. En dat komt allemaal door die jachtige tijd. Tijd is geld dan duid ik het simpel, maar zover lijkt het gekomen. Als journalisten kunnen wij daar iets aan doen. Via de wijze waarop je de krant maakt. Ik mag herinneren aan de lijfspreuk van Robert Peereboom: de krant is er om de mensen te helpen. In het begin begreep ik dat niet zo goed, maar hij heeft het me eens uitge legd. Hij bedoelde: de krant is er om de mensen te helpen zichzelf te helpen. De krant biedt de mensen, de lezers, het ma teriaal aan om hen behulpzaam te zijn bij het vormen van een eigen mening. De krant is er niet om de lezer een mening op te dringen, maar zij is de draagster van een veelheid van feitelijke informatie, zodat de mensen zich een eigen mening kunnen vormen. Maar dat kan weer niet zonder na te denken”. mensen, maar op een gegeven moment voel ik me echt gedrongen om met mezelf alleen te zijn. De enige mogelijkheid voor mij om te achterhalen wat er eigenlijk allemaal in me zit. Dat wil ik graag weten. En dat kom ik niet te weten zolang ik mij in gezelschap bevind”. „Het is jammer dat een vorm van eenvou dige wijsbegeerte op de scholen niet meer onderwezen wordt. Het is in mijn ogen een stuk levenskunst dat mensen nodig heb ben. Ik bedoel niet dat mensen zich moe ten verdiepen in de geschriften van Kant of Hegel of God weet-wie, maar hun zou de weg gewezen moeten worden om in zichzelf door te kunnen dringen. Wat ont- hutsender is: als een kind zelf het initiatief neemt om daarover na te denken, dan wordt hem die kans onmiddellijk ontno men. Dat mag niet. Je mag als kind na schooltijd boven op je kamertje niet niks gaan zitten doen. Studeren, blokken zit je te niksen dan moetje maar gaan voet ballen of met vriendjes spelen. En zo gaat dat je hele leven door. Niks doen, zo maar voor je uit zitten kijken dat wordt raar gevonden. Dat is jammer. Daardoor leer je het af. Als je dan 20,24 of 30 bent, dan wil je zelf niet meer, dan kun je niet meer, dan denk je zelfs dat het niet hoeft. Maar het moet wel. Het moet veel. Denken, dat is vreselijk belangrijk. Niet denken vol gens gegevens die je aangedragen wor den, maar denken uit jezelf. Dat raakt helemaal uit de mode. Verschrikkelijk ei genlijk.” „Wat ging er door mij heen toen de Engel- sen op 17 september 1944 door de straten van Eindhoven marcheerden? Dan denk je: nu kunnen we opnieuw beginnen. Nu gaan we met allen die solidair geweest zijn een nieuwe maatschappij bouwen waar het stukken beter en stukken rechtvaardi ger zal zijn dan het ooit geweest is. Die vreugde om wat na de bevrijding mogelijk scheen, heeft voor mij niet lang geduurd. Vrijwel onmiddellijk ontdekte ik dat de dames en heren betuttelaars van weleer vier jaar op een nieuwe kans hadden gewacht. Velen kwamen terug met dezelf de mentaliteit van vóór de oorlog. Binnen een week wist het nieuw aangestelde ge meentebestuur niets anders te; doen dan een verordening uit te vaardigen waar in 1936 begint Jos L. Lodewijks bij het Eindhovens Dagblad als journalistiek ma nusje van alles. In een tijd dat op journa listiek werd neergezien. „Oppassende en welwillende ouders konden ook niet be grijpen dat journalistiek tot iets goeds zou leiden”, diept hij uit zijn herinnering op. Op 1 januari legt Jos Lodewijks, eind december 65 geworden, zijn functie neer. Vanaf 1946 heeft hij voor Haarlems Dag blad geschreven, de laatste vijftien jaar diende hij de oudste krant van Europa en wellicht van de hele wereld als hoofdredacteur. „Ja, mijn hele generatie Stilte en ont roering over een verloren perspectief. Daarna: „Mijn generatie is na de oorlog als het ware als een doodonschuldig, goedwillend kindje uit de wieg gekomen, maar de generatie die net voor ons zat, heeft dat kindje opgeknoopt. Daar zaten mensen onder die in de oorlog met Jan en Alleman hadden geheuld. Die konden na de bezetting weer op hun oude posities klimmen, mede doordat de bijzondere rechtspleging mislukte. De grote boeven werden niet gegrepen. Zie Menten. Maar Menten is een symbool, de vertegenwoor diger van een grote groep, die zich tijdens de bezettingstijd op een manier heeft ge dragen, die niet door de beugel kon, als je het grote kwaad beschouwt tegen het gro te goed dat vele anderen probeerden te redden.” Het klimaat dat de 31-jarige Jos Lauren- tius Lodewijks bij zijn sollicitatiegesprek in 1946 op Haarlems Dagblad aantreft, ervaart hij als een „nieuwe bevrijding”. Binnen een hoofdredactioneel beleid onder Robert Peereboom dat tamelijk strak en zeer nauwlettend was, kreeg hij de gelegenheid zich volledig journalistiek te ontwikkelen en te uiten. „Zonder enige vorm van dwang, zonder enige vorm van betutteling van welke kant ook. Erg inspirerend, een zegenrijke situatie”, kijkt hij terug. Tien jaar later is hij adjunct- hoofdredacteur, in 1965 volgt zijn benoe ming tot hoofdredacteur van Haarlems Dagblad, IJmuider Courant en Bever- wijkse Courant. Het beleid van zijn voor gangers de eerder genoemde Robert Peereboom en Simon Kosterwordt voortgezet. Een journalistieke formule ge baseerd op onafhankelijkheid, ruimte „Ik heb eens een merkwaardige droom gehad. Ik zag de wereld, de hele samenle ving, opgebouwd uit twee dingen. Dingen die gekleurd waren, dingen die er gezond en fris uitzagen en dingen die grijs waren, dood als het ware. Een huis was dood, een auto was dood, een stuk beton was dood namelijk grijs. Maar mensen en planten waren levend en tierig. Dat was zo schril tegenover elkaar afgezet in die droom, dat ik daar diep van onder de indruk raakte. Die droom maakte mij eigenlijk pas voor het eerst duidelijk hoezeer wij, levende mensen, deze wereld hebben volgezet met dode dingen. Dingen die daar eigenlijk niet thuishoren. Die daarom ook waarde loos zijn overbodig. Die tegenstelling kwam naar boven. „Er is wel wat losgebroken, ja. Allereerst dit, ten overvloede misschien, ik ben geen bewonderaar van straatterreur of vanda lisme. Wat ik wél bewonder, is dat jonge mensen in hun machteloosheid via protest laten horen en merken dat ze er zijn. Waar dat vervolgens op uitdraait, hebben we ook gezien. Op narigheden die later, als alles voorbij is, worden benut om die wens naar mondigheid, die uitingen van mach teloosheid en oprechte verontwaardiging van jonge mensen te brandmerken als vandalisme, als terreur. Vergeten wordt dat de mensen uit de generatie die zich daarover beklagen, ik doel daarbij op de mensen die tijdens en na de oorlog alleen maar oog hadden voor eigen en groepsbe lang, dit allemaal over zichzelf hebben afgeroepen.” Jouw hele generatie is beïnvloed door de gebeurtenissen in èn na de oorlog. De ideale maatschappij bleef uit. Lodewijks slaat met de knokkels van zjjn hand op de tafel. „Een kleinigheid zul jü zeggen. In mijn ogen was het een symp toom, een bewijs dat het oude spelletje opnieuw begon en dat we van de ene wraakroepende Duitse narigheid weer in die andere, betuttelende en bevoogdende manier van leven terecht waren gekomen Voor mij was het in ieder geval een enor me ontgoocheling. Vanaf dat moment heb ik mij als journalist één ding voorgeno men: het kan me niet schelen wat het me kost, het laat mij koud wat het mij aan narigheid bezorgt, maar als journalist zal ik, nee, moet ik tegen betutteling, tegen bevoogding vechten”. mee het door de Duitsers ingevoerde ge mengde zwemmen weer werd verboden." „Bovendien ontstaat er die leegte van niet meer al die mensen om je heen, terwijl ik toch een hartstochtelijke belangstelling heb voor mensen en voor het omgaan met mensen op momenten dat ik dit wens. Die afwisseling ben ik straks volledig kwijt. Haat tegen alle onrecht, afkeer van be voogding vormen aldus de inspiratie voor een schitterende journalistieke loopbaan waarbij Lodewijks’ vaardige pen ageert tegen de ongecontroleerde macht. Hoe hij in Haarlem belandde? „Ik moest weg uit Eindhoven en zocht naar een stukje Ne derland waar je kon voelen datje echt bevrijd was. Niet alleen van de bezetters, maar ook bevrijd van een heleboel verou derde en afgrijselijk drukkende taboes, die de moeite niet waard zijn om er één woord aan vuil te maken. Solliciteren dus”, ’t Is net of hij die belangrijke stap uit 1946 opnieuw beleeft. „Als rechtgeaard, vrijheidslievend mens, stonden mijn haren dikwijls recht overeind. Ik vond dat het zo niet kon, dat daar een einde aan moest komen. Die oorlog gooide dat betuttelingsregime, dat zogenaamde democratische maar vrijheid beknottende regime uit de oude tijd overboord. Daar kwam voor in de plaats een bezetter die met alle recht, met alle eerlijkheid en met alle menselijke waar digheid spotte. Wat er ook mis was voor dien, de nieuwe situatie was vele malen erger. Velen met mij verklaarden zich solidair met ieder die zich tegen dat nieu we, onmenselijker onrecht verzette.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 4