Robert Jasper Groot veld
gelooft in wonderen
r
ZAT EB DAGS BIJVOEGSEL
PIEPSCHUIM
Z,
/Vk<
El
If
I
Vuilnisbakken
door Pieter van der Vliet
Politieofficieren
Klootjesvolk
do
Robert Jasper Grootveld, de tovenaar, houdt
niet van de discipline van een agenda. Hij
gelooft in chaos, in wonderen. En leeft van de
inspiratie van de dag. Tot afspraken op
langere termijn laat hij zich niet dwingen.
Op goed geluk getelefoneerd. Gelukkig is hij
er. Hij zal een grote pet opzetten en kalmpjes
fietsen. Als ik niet te hard loop zullen we
elkaar ter hoogte van het
Scheepvaartmuseum in Amsterdam-Oost
treffen. Langzaam loop ik langs het water van
wat sinds de krakers PeeHakade heet. Goed
kijken toch. Want al is de herinnering helder,
het is lang geleden dat ik hem heb gezien. De
oer-provo. De glazenwasser van het Hirsch-
gebouw. Stoer en jong in een wit spijkerpak
van het Werkmanspaleis. K’s van Kanker
kladdend op sigarettenreclames.
De I
de 2
aan
nu J
gen
de I
ma<
jare
De
wer
huk
ben
hyp
op I
flau
verl
Komt Klaas nog? Robert Jasper Grootveld, de tovenaar, heeft dat teken nog niet
gekregen. Wel weet hij dat we op piepschuim de oceaan op moeten zodat de wereld weer
wonderlijk wordt. Zijn Soft Building BV, gevestigd in de gebouwen van de voormalige
maatschappij Oceaan, zal de vlotten leveren waarop de volkeren zullen uitvaren. Als de
Grote Whammm komt. Of als de honger dreigt.
Onze verslaggever Pieter van de Vliet voer op afval mee met de magiër, die in de
provotijd een van de opvallendste figuren was in Amsterdam.
Schoonschip
Strippenkaart
G-
A
1
Klaas komt
ook op de
oceanen
Marken in een moment van onachtzaamheid.
veerkrachtig. Het is zacht, soft. Totaal anders dan
ijzer. Dat moetje lassen of klinken. Ijzer is
kwetsbaar. Grote tankers kunnen breken. Olie
moetje met olie vervoeren, meent Jasper. „Op
enorme piepschuim-eenheden. Dat zie ik zich
gauw verwezenlijken”.
Kees hangt een bordje voor het raam van de ark,
waarop hij meedeelt dat hij slaapt en niet
gestoord wil worden. Dat helpt beter dan: pas op
voor de hond. „Mensen hebben respect voor
iemand die slaapt”. Er is diverse malen bij hem
ingebroken; dan werden de hennepplanten
gestolen. We varen langs de houthandel van
Jongevos. Jasper als een haan aan het van een
dameszadel voorziene roer. Hij zingt uit volle
borst.
De geur van hars. „De beste bomen uit het bos
vindt u als hout bij Jongevos”. Hout is ook zacht.
Een van de redenen waarom Jaspers vader
timmerman werd. Maar piepschuim kan niet
rotten, hout wel. Twee mannen van de
reinigingsdienst kijken naar het gemotoriseerde
afval dat langs tuft. Eerst ongeloof. Dan schateren
ze het uit.
We meren even af bij een vuilnisschuit. Want ook
al heeft de tovenaar zijn afvalperiode er op zitten
en vindt hij dat Nederland op piepschuim
voortaan via de fabrieken zal moeten gaan, de
afvalobsessie is hij nog niet kwijt. Uit het vele vist
hij een vrijwel gave stalen kabel en tientallen
meters bruikbaar touw op.
Een
kre<
gert
ecoi
de g
verc
hyp
gele
eno:
„Als die wens wordt vervuld blijkt weer eens
hoeveel humor Sinterklaas heeft. Want er wordt
mij prompt gevraagd met vijftien aankomende
politie-officieren een vlot te bouwen van
piepschuim, in het kader van een cursus
management, bedoeld om „het eigen functioneren
van de politiemensen aan de orde te stellen en om
communicatie- en personeelsproblemen in de
praktijk beter te lijf te kunnen”. Terwijl het
merendeel van zijn contact met de politie bestaat
uit een arrestatiegewenning in de jaren zestig toen
het alarmnummer nog vijf maal acht was.
Wat Grootveld de „togetherness van het
piepschuim” noemt schept een zekere band
tussen de tegenpolen.
De Management I heeft het overleefd. Ze ligt
afgemeerd bij het nieuwe onderkomen, de
voormalige maatschappij Oceaan; de kantine en
dienstwoning daarvan heeft de gemeente
Amsterdam gratis aan Grootveld ter beschikking
gesteld. „Herstelbetaling van Polak”, noemt zijn
vriend Kees dat.
Er staat een hijskraan voor de deur. Nog is de arm
stil tegen een strakke hemel. Maar met de kraan
en de magie van Klaas kan er misschien iets
groots aan het water worden toevertrouwd. Niet
ver van de voormalige maatschappij Oceaan,
waar straks de Soft Building BV zal verrijzen, ligt
de Rainbow Warrior, het als een wonder aan de
Spaanse marine ontsnapte vlaggeschip van de
milieubeschermingsorganisatie Green Peace.
Grootveld meent dat hier niet van toeval sprake
is. Maar dat het een teken is mee te helpen aan het
verbreiden van de Groene Vrede. Zijn Soft
Building BV („Goed dat er piepschuim is”) kan er
toe bijdragen dat duizenden de zee op gaan om te
strijden tegen de misdaden die daar tegen de
natuur worden gepleegd.
Klaas komt ook op de oceaan. Dat is zeker.
In de dagen dat de Witte Raaf de enige ark in de
gracht was, waren de auto’s op de kade te tellen.
Nu is het ’s nachts hooguit vijf minuten stil. Citaat
uit Provokatie no. 5 van Provo, verschenen in die
dagen dat de auto’s op de kade nog te tellen
waren: „Amsterdammers! De asfaltterreur van de
gemotoriseerde bourgeoisie heeft lang genoeg
geduurd. Dagelijks worden mensenoffers
gebracht voor de nieuwste autoriteit waaraan het
klootjesvolk zich heeft overgeleverd: de auto-
autoriteit. De verstikkende koolmonoxyde is zijn
wierook, zijn beeltenis verpest in duizendvoud
grachten en straten”.
Kees: „Al wordt benzine duurder dan whisky dan
nog blijven ze doorreeën”. Jasper: „Hoe duurder
hoe lekkerder. Ze moeten de shag meteen een
tientje per pakje maken”. In het piepschuim van
een verwoest vlot groeit een hennepplantje.
Jasper: „Piepschuim is mooi. Olie is niet vies. Vies
zijn de uitlaten. Vies is de verspillingsterreur”.
Terwijl we ons inschepen in een met afval
behangen hakkepufje, waarmee we naar het
nieuwe onderkomen van de tovenaar in de
Amsterdamse havens zullen varen, somt Jasper
de voordelen van het piepschuim op: het kan niet
vollopen, lekstoten of roesten en het is
Klaas komt. Maar niet elke dag.
Kort daarop stak iemand de vlotten van
Grootveld in brand. „Als om zeven uur de
wekkerradio afloopt sta ik op. Ik loop door de
Czaar Peterstaat om te kijken bij de
vuilnisbakken. Soms meubels, statusstukken van
vroeger, waarvoor oude statige eiken gespleten
zijn. Opeens een burger tuttemetut dressoir, het
meeste fineer maar wel drie laatjes met eiken
plankjes. Ik trek die laatjes open. En wat vind ik:
een postzegel van acht cent, een etalageletter acht
en een gestanst achtje. Drie maal acht. Ik plak dat
thuis op een gedicht van Jef Lambrecht, een
Belgische vriend van me, die een onderzoek naar
de Klaasbeweging heeft gedaan”.
Het gedicht hangt aan de muur in zijn piepkleine
woning aan de Cruquiusstraat. Het staat er stijf
van de Sinterklazen in alle vormen en maten; er
hangt ook een portret van Claus en Beatrix. In dat
huis dat hol is geworden („een oefening in klein
behuisd zijn” noemt hij het) en dat veel lijkt op de
leefruimte op de vlotten, hangt dat bij gelegenheid
van de geboorte van een kind geschreven gedicht
„Het leven knoopt aan het leven. In een knoop
nestelt het zich. In een knobbel die wordt een kers
of een kind. Een rimpel in de tijd. In deze handen
hoewel veel, reeds veel te veel verleerd, het
verlangen het vuur brandende te houden”.
De vlotten zijn allemaal geknoopt. Geen spijkers.
Alles is zacht. Als Jef komt ziet hij het meteen.
Drie achten. Terwijl hij net heeft uitgerekend dat
het dan 888 jaar geleden is dat het gebeente van
Sinterklaas naar Bari werd gebracht. Een
wonder.
Jasper: „De acht is het symbool van de
eeuwigheid. Drie achten is Sinterklaas for ever.
Sinterklaas in verleden, heden en toekomst”. In
die dagen lijdt Grootveld aan depressies vanwege
de brandstichting. Op Schiermonnikoog gooit hij
een fles met een brief in zee. Een verzoek aan
Klaas een nieuw vlot te mogen bouwen.
Zijn eerste vlot Frya, genoemd naar de godin van
de liefde, werd door een vuilnisman voor afval
aangezien en vernietigd. Zijn tweede vlot, „De
tand des tijds”, genoemd naar een historisch
tijdschrift van ex-provo Rob Stolk, moest van
Amsterdams burgemeester Polak verdwijnen. De
burgervader wilde bij zijn entree schoon schip
maken. Zo’n uit afval vervaardigd kunstwerk
vond hij maar smerig. Ook al kon Grootveld jaren
voorheen ongestoord zijn gang gaan, nu moest hij
opeens kiezen tussen afbreken en daarna
toestemming vragen tot het opnieuw opbouwen of
het uit de stad verdwijnen. Van een klein schip
werd een groot probleem gemaakt.
De eenvoudige handwerkman vluchtte voor dit
vierkante denken van de overheid. Als een balling
verliet hij met vrouw Thea en een kat de
hoofdstedelijke wateren. Laten wij beschrijven
hoe dat ging:
„Nooit waren we verder geweest dan de woonark
van Kees in de Nieuwe Vaart. Plotseling waren we
op open water. Niemand kon zeilen. Maar de
spriet in de mast was een staf van Sinterklaas.
Daar vertrouwden we op. Het televisieteam van
Achter het Nieuws en een juffrouw van
Panorama begeleidden ons bij het wegwaaien uit
de kust. Zij bevonden zich aan boord van ’t
Zwarte Schaap, een schip dat zeker niet toevallig
een man genaamd Nico als kapitein had. Nicolaas,
Sinterklaas. Voor zeevarenden meer dan een
naam. 't Zwarte Schaap kwam langszij en raakte
de spriet. En als bij toverslag werd het sprietzeil
Ze dobberen in de Nieuwe Vaart naast de
woonark Witte Raaf van de Lowland Weed
Company. Jaspers vriend Kees Hoekert verkoopt
daar nog altijd zijn hennepplanten voor een
gulden per stuk. Dat er zich die dag twee
rechercheurachtige heren aan boord bevinden
heeft daarmee niets te maken. Twee jongens
hebben zonder kaartje in de tram gezeten; als
adres hebben ze de Witte Raaf opgegeven. Ook
Jasper weigert de strippenkaart; hij ontkomt aan
deze terreur van de techniek door zich nog
uitsluitend per fiets voort te bewegen. „Als ze het
openbaar vervoer willen stimuleren moeten ze er
éénarmige bandieten (gokautomaten) inzetten”,
zegt hij.
De handel in hennep is sinds enkele jaren in
rustiger vaarwater gekomen. De negotie wordt
niet meer verstoord door de voortdurende komst
van politiemannen. Een herinnering aan die
onrustige tijd wordt als een relikwie bewaard:
ruim drie meter aan elkaar geplakte
dagvaardingen wegens overtreding van de
Opiumwet, ondertekend door de doctorandussen
De Wied en Hennephof.
Kees zet koffie op z’n Belgisch terwijl Jasper iets
puurs en welriekends rookt. De hennep staat er
ondanks de droevige weersomstandigheden mooi
Het ugge-ugge van de anti-rookmagiër in de tot
tempel verheven, vervallen garage bij het
Leidseplein, die tot vreugde van velen door vuur
werd verteerd en tot monument werd. Even later
de happenings bij het Lieverdje op het Spui: een
door een sigarettenfirma aan de stad Amsterdam
aangeboden beeldje van een straatjochie zoals ze
in werkelijkheid niet bestaan.
Dat beeldje werd het altaar van de verslaafde
consument met Grootveld als hogepriester. De
boot was goed aan toen de politie de magiër
verbood zijn altaar te betreden. Alsof de paus niet
werd toegelaten tot het hoogaltaar van de Sint
Pieter, schreef Harry Mulisch in „Bericht aan de
rattenkoning”. De witte fiets die daar tegen de
asfaltterreur werd neergezet en, zoals Provo had
voorvoeld, door de politie in beslag werd
genomen. Waardoor gezag en macht nog
belachelijker werden dan ze al waren. En ten
slotte Provo dat vanzelf verdween toen iedereen
die lang haar had zich daarom provo noemde.
De jaren zestig zijn ver weg. Vager en vager
worden de verhalen. „Er is geen weg terug”, zegt
Robert Jasper Grootveld. Ik herken hem alleen
aan zijn ogen: blauw-grijs, maar vooral blauw,
zoals de lucht boven zee soms kan zijn. Verder is
het allemaal anders. Een leverkleurige jas over
een onopvallend pak. Kort grijs haar onder een te
grote pet. Een beginnend buikje.
Zijn toekomst, zegt Jasper, maar ook die van
Nederland en de wereld, ligt in Oost, op de
Eilanden: Kattenburg, Wittenburg, Rapenburg.
De Eilanden: door de afbraak nog maar een decor
van het wonen. De Eilanden zijn ver van het
Magisch Centrum.
Op de Eilanden leefden de voorvaderen van de
tovenaar. Daar bouwden ze hun schepen voor de
Verenigde Oostindische Compagnie. Daar bouwt
ook Jasper. Eilanden waarop uiteindelijk volken
zich zullen verplaatsen. Wonen en leven op zee,
waar nog immens veel ruimte is. „Ik bouw omdat
ik het in me voel. Het is niet toevallig”. De eerste
eilanden zijn vooral van afval uit de grachten,
voornamelijk piepschuim.
En ook daar was het vuur. Een brandstichter.
Zeilen en tuig verbrandden. Wonderlijke stellages
stortten in. Maar de eilanden bleven drijven. Er
groeit gras op. Weilanden op eilanden. Een eend
heeft er eieren gelegd. De eilanden zijn niet kapot
te krijgen. Al is het vaak geprobeerd.
bij. Een gemakkelijke plant die ook in het
kikkerland wel wil. Onkruid dat zichzelf
voortplant en geurig zaad oplevert. „Vogels zijn er
fel op”, zegt Kees, „duivenfokkers gebruiken het
graag omdat de dieren er geil van worden”. De
hennep groeit op historische grond. Want hennep
hoort bij haven. Zeilen en touw worden ervan
gemaakt.
De Lowland Weed Company heeft de aanvallen
van het gezag overleefd. Maar het ideologische
succes is betrekkelijk. Kees: „We hebben altijd
gezegd datje wied beter kan roken dan tabak. En
nooit gemengd met tabak. Omdat te diep
inhaleren van het mengsel longbeschadigingen
kan veroorzaken. We hebben er ook steeds op
aangedrongen het niet onachtzaam te
consumeren. Niet in combinatie met drank ook.
Want dan bestaat de kans op een angstkick, of er
gebeurt niks”. Jasper: „Je stemming kan een wild
paard worden dat galoppeert. Het is de kunstje
eigen stemming te berijden”.
een razeil. Daar konden we wonderwat mee doen.
Bovendien stak de wind op. We konden niet
anders zeggen dan: dit is wonderbaar. Uit de
chaos komt opeens een perfect zeil. Ten overstaan
van de kakineuze sjiek van de Koninklijke
Nederlandse Roei- en Zeilvereniging meerden wij
tegenover Hare Majesteits Piet Hein af bij het
Muiderslot”.
Een ooggetuige, schipper van een tjalk: „We
wisten niet wat we zagen. Het was of Jezus over
het water aan kwam lopen. Ze misten de pier op
een haar na”.
Nadat Rijkswaterstaat pogingen deed om het vlot
wegens onvoldoende zeewaardigheid aan te
houden verging het bij volle maan ter hoogte van
A A - A