die de kaartjes laat betalen, overal zijn toelichtingen en op
helderingen ten beste geeft, vaak doorspekt met vroolijke
kwinkslagen.
Gelijk Monnikendam biedt Edam ook voor den rustigen
wandelaar en opmerker nog menig aardig geveltje en rustig
stadsgezichtje vol bekoring.
Van Edam naar Volendam vice versa vaart naar men
beweert, nog de eenige trekschuit in ons land. 't Mocht
wat; schipper Rietheuvel zouden eerst de haren te berge
rijzen om daarop met een meewarigen blik, bij 't zien van
deze schuiten, goelijk te lachen. Zeker aan een lijntje trekt
ook nog een Edammer, maar de grootste stuwkracht gaat
van den boomer uit, die aan den schuit bovendien de
goede richting geeft; maar waar is het paard, waar
is het leuke jagertje, waar de stuurman? Neen, dit weleer
zoo rustige vervoermiddel wordt hier slechts voor den vreem
deling nog kunstmatig in het leven gehouden. Zou Hildebrand
wel eens, zooals thans vaak geschiedt, op het dak van de
roef hebben gezeten? Foei, dergelijke vrijpostigheden veroor
loofde men zich vroeger niet. Hoe dat ook zij, ook door ons
werd er gebruik van gemaakt, wij hadden den tijd en er
was vreugde onder de reisgenooten. Wat een wonder bij dit
prachtige weer, terwijl de zon nog juist de weiden bestraalde.
In Volendam aangekomen werd het dorp doorkruist en met
menig frisch visschersmeisje in haar sierlijken kleederdracht
werd een praatje aangeknoopt. Dat is toch alles nog echt,
veel meer waar dan Marken. Maar welk een bezoeking voor
die menschen iederen zomerschen dag door brutale bezoekers
te worden aangegaapt, alsof het wilde beesten zijn, om niet
te spreken van de brutaliteit waarmede menige Amerikaan
de huizen binnengluurt en -stapt.
Spaander, het cosmopolitische Hotel, was de laatste pleis
terplaats en daar in de open veranda, met uitzicht op de