i5
Het oudste jaartal, dat de Heer Vreugdenhil vond
was 1726. Er zijn echter veel oudere insnijdingen,
die onleesbaar geworden zijn. Hij meent zelfs dat er
zijn, die meer dan drie eeuwen hebben getrotseerd
en vraagt zich af, of de Spanjaarden wel al het hout
ten Zuiden der stad verbrand hebben. Na 1860 wor
den de jaartallen menigvuldiger en de lust tot kerven
gaat voort tot op dezen dag.
Thans volgen de aanteekeningen van den Heer
Vreugdenhil. De zijde van den boom, waar hij de
merkteekens vond, heeft hij aangegeven.
G. E. 1784 Noordwest, prachtig en vlak vergroeid,
zeer goed gesneden, duidelijk; i860 Zuidwest; H. D.
v. Geen i860 en 1865, Westzijde, met rand, zeer
duidelijk; 1774 Zuidzijde, zeer duidelijk, later ver
moedelijk nog eens ingesneden, in denzelfden boom
Z. Z. 1846, Noord '26; 1822 in twee boomen, een
ervan, zooals 1784, naar de dikte van den boom
vergroeid, zeer duidelijk en goed gesneden, West- en
Oostzijde; 1823 N. Z.M. G. K. 6' maand 79,
zeer mooi vergroeid, Z. W. waarschijnlijk 1779!
/p. N. W. oud, in rand; 1807 Z. W.L. P. H.
I
1803, K. W. W. 1807, Z. O,, onder elkander, 1807
zeer duidelijk en vlak vergroeid; 1803, Z. O. hoog
gesneden; 1807 N. W. onduidelijk; L. V.: C: 1741
N. O. O., duidelijk, goed gesneden, cijfer 1741 klein,
in rand; E. H. M. 1823, N. O.; H. H. M. D. 1823,