4 Ofschoon wij dikwijls op tegenwerking of onwil stuiten, van het tegendeel verheugt het ons thans te kunnen gewagen. Het betreft de perceelen Spaarne 35 en Ged. Oude Gracht 19. Beide dreigden met een grijze kalklaag te worden bedekt, waarachter al het eigen aardige dier prachtige gevels zou verdwijnen. Gelukkig gevoelden de eigenaren voor onze bezwaren en werd de eerste gevel weder met ouden steen geheel als weleer opgetrokken en de tweede door schoonmaak en opnieuw voegen door deskundige hand hersteld. Het perceel op het Spaarne behoort zeker tot de aantrekkelijkste, welke Haarlem bezit, maar dat van de Ged. Oude Gracht, hoewel minder aanzienlijk, is naar het oordeel van bevoegden een meester stuk van metselwerk, vooral rondom de kozijnen. Met graagte hebben wij, voorzoover in ons vermogen, een financieele bijdrage gegeven. Ernstiger was het oogenblik, toen de nummers 108 en 110 op het Spaarne in veiling kwamen en dreigden onder den moker te zullen vallen. Er kon geen sprake zijn van aankoop door onze Vereenigingmaar hoe zou dat gedeelte van het Spaarne er uitzien, wanneer de nog geheel onaangeroerde gevel van perceel 108 verdween? Tot aller vreugde vonden wij de Vereeniging Hendrick de Keijser bereid, althans dit huis te koopen en zoo richt, mede met onze hulp en die van particuliere zijde, voor onafzienbaren tijd, zeker het allerfraaiste huis van deze bouworde, dat Haarlem bezit, nog zijn sierlijken gevel op. Dat het Huis te Zaanen aan onze Gemeente werd geschonken, stemt al evenzeer tot verheugenis en de vele besprekingen, die ook ons bestuur met den eigenaar had, zullen ongetwijfeld invloed hebben geoefend op zijn besluit. In dit verband dient nog melding te worden gemaakt van het perceel Groote Houtstraat 20, waaruit verleden jaar bij de ver nieuwing van de onderpui reeds onnoodig de prachtige gevelsteen verdween. Thans is men bezig, den geheelen voorgevel af te breken, Zoodat weldra op dezelfde plaats, waar weleer het mooie, door

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1924 | | pagina 8