manstype is hem altijd bijgebleven, is nooit door
invloeden van later, door de Alkmaarsche Hoogere
Burgerschool of de Amsterdamsche Hoogeschool ver
vaagd kunnen worden.
Wie, zoo patiënt als kunstbroeder, vaak onder de
bekoring was van zijn heerlijken humor, zal zijn scherts,
zijn geestige invallen, in „zijn" spreektrant voor
gedragen, steeds als een kostelijk goed in zijn herinne
ring bewaren. Wie hem beter kende, wist maar al
te goed, hoe een groot verantwoordelijkheidsbesef en
moeizaam verworven levenswijsheid daaronder schuil
gingen. Op het eerste gezicht een luchtige optimist,
bij nadere kennismaking een man van diepen levens
ernst, wien het leven veel geleerd had, ook veel
gegeven, maar helaas ook te veel, in illusies vooral,
ontnomen.
Goedkoop diende ook de wetenschap met heel zijn
hart, was verslaafd aan zijn rijke bibliotheek, aan
zijn periodieken, waaraan hij het weinigje vrijen tijd,
waarover hij beschikte, met geestdrift wijdde.
Hoe weinigen wisten, dat hij zich, o zoo gaarne
bezighield met zijn klassieke schrijvers, zijn philosophie
al was bekend, dat hij, in latere jaren vooral, zich
gaf aan de zaak van de Vrijzinnig-Hervormden, den
Ned. Protestantenbond en diens wijkverpleging.
Voor ander sociaal werk gevoelde hij niet veel;
daarin lag zijn kracht niet, evenmin in het mede
leven met zijn beroepsvereeniging. De Nederl. Maat
schappij tot bevordering der Geneeskunst liet hem koud,
al bezocht hij ook getrouw de afdeelingsvergaderingen,
als er wetenschappelijke voordrachten werden ge
houden.
Neen dan ging zijn sympathie meer uit naar het
kleine, steeds kleiner wordende gezelschap van eenige