20
medische vrienden, zijn „sapo", dat op geregelde tijden
vergaderde, waar hij nimmer ontbrak en waar hij
con amore deel nam aan het bespreken van medische
en sociale aangelegenheden.
Wel was hij trouw op zijn post bij de klinische
kringavonden in de ziekenhuizen. Wat genoot hij
daar van al wat er geboden werd.
Maar wat een welverdienden triomf oogstte hij in
1919, toen hij na het overlijden van Dr. van Linden
van den Heuvel, bij het waarnemen van de genees
kundige afdeeling in het St. Elisabeth's Gasthuis, met
zijn fijnen klinischen neus terstond den vlektyphus
speurde; met groote energie en voortvarendheid alle
noodige voorzorgsmaatregelen nam, de gevallen in een
kringvoordracht keurig wetenschappelijk verwerkte,
en aldus Haarlem voor een gevaarlijke epidemie wist
te behoeden.
Zijn grootste glorie echter beleefde hij wel in de
jaren 1922—1924, toen hij, mede-uitverkoren, als zeer
gewaardeerde reismakker de drie Zwitsersche studie
reizen van een dertigtal medici meemaakte.
Wie zou er zoo intens van alles hebben genoten
als Goedkoop, wie zoo scherp alles op reis hebben
waargenomen, wie zoo de anderen hebben vermaakt
met zijn grappen en rake opmerkingen?
En toch pakten die inspannende reizen hem toen al
erg aan, ondanks zijn ver doorgevoerde matigheid bij
het gebruiken van spijzen en dranken. Zou toen wellicht
reeds zijn weerstandsvermogen ernstig hebben geleden?
Maar ook toen mocht niemand dat merken.
Hij hield zich altijd groot, maar was, o zoo dankbaar,
als zijn Haarlemsche medereizigers, quasi door hem
beschermd en bevoogd, hem, zonder dat het in het
oog liep, tegen te groote vermoeienissen in bescherming