denheid er zich niet op voorstaan, een kunstzinnig man.
Toonde, gelijk ik opmerkte, zijn tekstinterpretatie dit
al eenigszins aan, waarbij hij poogde zich los te maken
van wat de academie hem meegegeven had, ten duide
lijkste blijkt het uit zijn voorliefde voor de antieke kunst,
met name de sculptuur, waarin hij, reeds rector,
eenige vacantiecursussen volgde, terwijl hij ettelijke
malen zijn vrijen tijd ter beschikking der hoogere
klassen stelde om hun een overzicht der Grieksche
beeldhouwkunst te geven. Een keurcollectie lantaarn
platen op het gebied der Grieksche en Romeinsche
kunst, thans nog bij het onderwijs op het Gymnasium
in gebruik, moge wel gelden als een der eerste toe
passingen in Nederland van het lichtbeeld dienstbaar
gemaakt aan het onderwijs.
Toegankelijk voor den geest van evolutie toonde
Dr, Garrer zich ook in de vrijheid aan zijn leeraren
gelaten; het „personeel" naar Pruisischen snit knippen
en fatsoeneeren was hem verre, elk individu tot zijn
recht te laten komen zijn kracht; met welk een dank
bare belangstelling wist hij den jongen docent aan te
sporen, die een nieuw pad wilde inslaan en zijn plan
aan hem voorlegde.
Aan deze neiging om het nieuwe niet af te wijzen
paarde Garrer, waar het trouw, piëteit, vriendschap,
uiterlijke en innerlijke beschaving betrof, een aange
boren streven ouderwetsch te zijn. Slordigheid van
uitdrukking, zoowel mondeling als schriftelijk, was hem
vreemd; bij collega's of leerlingen zag hij het slechts
noode door de vingers. Tot een ruwe bejegening in
woord of daad was hij niet in staat, zelfs al zoude het
wel van pas geweest zijn. Werd hij zelf onheusch
behandeld of gebrutaliseerd, dan trok hij zich terug
liever dan gevaar te loopen in dezelfde fout te ver-