werden in het werk gesteld en daarvoor de hulp van de z.g.n. „Rechtsgeleerde Commissie" werd ingeroepen; evenmin uitweiden over de pogingen om de begraaf plaats meer in overeenstemming te brengen met de nieuwere eischen, noch over de kinderspeelplaatsen, voor welke plannen Burgemeester Boreel - zooveel en zoo warm gestreden heeft. Toch mocht ik deze laatste twee zaken niet onver meld laten, daar zij, ofschoon indirect, ook verband hielden met het „toilet van de stad", dat hem zoozeer ter harte ging. Hoewel van nature zuinig en afkeerig van onnoodige uitgaven, vond hij, dat, indien er wel termen bestonden, om in de beurs te tasten, niet geschroomd moest worden, dit flink te doen. Welnu, Hout en Plantsoenen ver dienden en eischten nauwkeurige verzorging! Een Ge meente, die zich respecteerde en zeker Haarlem als Bloemenstad", mocht daar niets aan laten ontbreken. Het gold hier decorum, geen praal! In dezelfde lijn bewogen zich zijne aanmoedigingen tot bevordering van ander stedeschoon. Men denke aan zijne bemoeiingen voor den gevelwedstrijd. Trouwens in het algemeen gevoelde de Burgemeester veel voor de schoone kunsten en moedigde die gaarne aan. In dit verband mag wel eens herinnerd aan de opdracht, welke hij gaf aan den heer E. Voet Jr., een van Haar lem's kunstzinnigste zonen, om een nieuwe Burge meestersketen te vervaardigen, door welke opdracht de Gemeente een waarlijk meesterstuk rijker werd. Het ligt intusschen voor de hand, dat hij als man van smaak en traditie niet minder gevoelde voor de kunstschatten aan Haarlem door vorige geslachten nagelaten en evenzeer, dat toen onze Vereeniging werd opgericht, de oprichters unaniem wenschten, dat aan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1931 | | pagina 21