voor die versterkingen, dat in 1516 verboden werd de wallen te beschadigen,
viervoetige dieren er op te laten loopen en vuilnis in de grachten te werpen.
Dat laatste was echter voornamelijk ter wille der bierbrouwerijen, die het
grachtwater noodig hadden.
In deze uitbreidingsperiode had de stad drie belegeringen te doorstaan,
waarvan de laatste was die der Spanjaarden in 1572.
Door belangrijke vestiging van Vlamingen en Engelschen werd de stad
in 1622 wederom uitgebreid en begon men zich ook buiten het eigenlijk stadsdeel
te vestigen. Uitbreiding bleek telkens en telkens weer noodig o.a. werd
bepaald, dat niet buiten de rooilijn mocht worden gebouwd zoodat het stads
bestuur een commissie ter voorlichting benoemde, die in 1661 haar rapport
uitbracht en besliste, dat vergrooting volgens een vast plan diende te ge
schieden.
Aan Salomon de Bray, van wien ook een ouder plan bewaard is gebleven,
werd opgedragen het ontwerpen van een dergelijk uitbreidingsplan en nog in
datzelfde jaar, 1661, legde hij dat over met een uitvoerige memorie, die in
druk verscheen bij Abraham Casteleyn. Van dat boek werden enkele fraaie
reproducties, bijwijze van stillevens, getoond, De kosten raamde De Bray
op F 1.060.000, daarentegen de ontvangsten op F 1.400.000, doch het stads
bestuur oordeelde de tijden te slecht en de kosten te hoog, zoodat niet dadelijk
tot ten uitvoerbrenging besloten werd.
Dat plan van De Bray, tot in onderdeelen uitgewerkt, maakte op de kaart
van Haarlem uitgezet, een allermerkwaardigsten indruk door zijn cirkelvorm
en zijn 16 bastions.
Slechts een deel van het plan De Bray is aan de Noordzijde der stad uit
gevoerd, het bleek echter geen verband te houden met het reeds bestaande
stadsdeel.
In verband met de stadsuitbreiding waren Kruispoort en Janspoort reeds
lang afgebroken, werd de Nieuwpoort gebouwd, die nu juist niet bepaald
als een krachtige versterking kon gelden.
Omstreeks 1800 verkreeg Zocher opdracht tot uitvoering van zijn plan
tot verfraaiing der bolwerken tusschen Vrouwehek en Nieuwpoort en later
de voortzetting daarvan en dat op die wijze iets werkelijk moois is verkregen,
deed de heer Dumont zien met allerfraaiste lantaarnplaten, waarvan vooral
de wintergezichten de groote schilderachtigheid der singels deden uitkomen.
De geest tot uitbreiding ging echter vergezeld van een lust tot afbreken en
zoo werden tusschen 1824 en 1874 de eene poort voor en de andere na gesloopt
„opdat de stad aan alle zijden zou kunnen worden uitgebreid", zij het ook
naar spreker verklaarde - stijlloos.
Ook van deze poorten werden, tot besluit der voordracht, fraaie afbeeldingen
(in het bizonder van de Kleine Houtpoort) getoond.