Weliswaar ontbreken nu de goede en leerzame projectie-plaatjes, maar de afwezigen kunnen toch nagaan, hoe onze stad zich gaandeweg uitbreidde. De Hoofdwacht-zaal was zeer goed bezet en namens allen dankte de heer Knappert, bij afwezigheid van den Voorzitter den spreker voor zijn onderhoudende voordracht. Een paar maanden te voren, 26 Februari was de heer F. A. J. Vermeulen, Hoofdcommies van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg en schrijver van het bekende Handboek op de geschiedenis der Nederlandsche Bouwkunst, op dezelfde plaats aan het woord. Er was dien avond bijzonder veel belangstelling, immers onze zaal was stampvol. Aandachtig werd geluisterd naar: Lieven de Key, Stadsbouwmeester van Haarlem. Hoe gaarne hadden wij van het gesprokene een smakelijke uitgaaf gemaakt, versierd met een groot aantal afbeeldingen, doch in deze tijden veroorloofden onze geldmiddelen zulk een uitgaaf niet. Laten wij hopen, dat het daartoe nog komt, als wij ons wat ruimer kunnen bewegen, want het spreekt wel van zelf, dat juist dit onderwerp zich bij uitstek leent om in onze uitgaven te worden opgenomen. In afwachting daarvan mogen we echter niet verzuimen het voornaamste nog eens in herinnering te brengen. De Vlaamsche „metselaar en steenhouwer" Lieven de Key was tot 1883 vrijwel onbekend, toen Gonnet de aandacht op hem vestigde. Men wist dat hij in 1648, wat men nu ambtenaar van Openbare ^Verken zou noemen, was. In 1560 was hij te Gent geboren en in 1591 werkzaam aan de vestingwerken te Haar lem, waarop hij in 1593 een vaste aanstelling kreeg en zijn salaris werd verhoogd „wegens zijn goede besognes". Vele menschen worden naar hun daden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1931 | | pagina 36