Een enkel voorbeeld. Het was in 1897 of '98, het
juiste jaar weet ik niet meer; ik had bij ondervinding
geleerd, al fietste ik nog niet lang, hoe veel minder
vermoeiend het fietsen dan het loopen is en hoeveel
meer men in denzelfden tijd kan afdoen, en stelde in
een bestuursvergadering voor aan de Zusters het fietsen
toe te staan, waardoor vooral ook de wijkzusters zeer
in haar werk en haar gezondheid gebaat zouden zijn.
Jonkvrouw Teding van Berkhout zag mij met ontstel
tenis aan, maar Zuster Hoog zeide: ,,ik kan mij nog
niet goed een Zuster in haar costuum op een fiets
voorstellen, en mooi vind ik het niet; maar ik gevoel
dat ik met mijn tijd moet meegaan en ben er dus niet
tegen." En mijn voorstel werd aangenomen.
Wat Moeder Hoog wel betreurde was de voort
durende vergrooting van het Huis, waardoor de
vroegere intimiteit verloren ging. Maar ook daartegen
verzette zij zich niet, al zuchtte zij wel eens wanneer
in de bestuursvergadering weder een voorstel tot uit
breiding ter tafel gebracht werd. En met blijmoedigheid
aanvaardde zij ook weder het meerdere werk en de
zwaardere verantwoordelijkheid. Het diakonessenwerk
hield zij zeer hoog en had het lief onder eiken vorm,
niet slechts in de ziekenhuizen, maar in de wijken, in
de Zending, ja overal. Het Koninkrijk Gods was haar
ideaal. En welkom was ieder, uit binnen- of buitenland,
die een zegen kon brengen en aan de diakonessen
wat kon mededeelen uit het rijke gebied der uit- of
inwendige Zending. Hoe lief had zij haar bijbel en
hoe goed kende zij dien. En hoeveel hebben de Zusters
van haar uit dien bijbel geleerd.
Van het jaar 1891 af, toen ik in Haarlem kwam en
in het Bestuur van het diakonessenhuis gekozen werd,
eerst als secretaris, later als voorzitter, tot 1913 heb