23 missie voor buitenlandsche nooden. Ook van de door hem in 1927 opgerichte Algemeene Nederlandsche Doopsgezinde Predikanten Vereeniging. Buiten de Broederschap „God zou een arme koning zijn, wanneer alleen de Doopsgezinden zijn onderdanen waren", kon hij zoo zeggen is hij lid van het hoofd bestuur van den Nederlandschen Protestantenbond en van enkele Bondscommissies geweest. In de Centrale commissie voor het Vrijzinnig Protestantisme nam hij een voorname plaats in. Hij was vice-voorzitter van de afdeeling „Haarlem" der Evangelische Maat schappij, lid van Teylers Godgeleerd Genootschap, redacteur van het Nieuw Theologisch Tijdschrift. Binnerts heeft veel en met vrucht gewerkt. Door hem te benoemen tot officier in de orde van Oranje-Nassau heeft ook de regeering dit erkend. In het door hem met den heer L. Hansma te Assen in het leven geroepen Doopsgezind Jaarboekje, dat hij vijfentwintig jaren, 1901'1926, heeft geredigeerd, heeft hij eens enkele bladzijden geschreven „Bij het portret" van Pieter Teyler van der Hulst, „eenen merkwaardigen Doopsgezinden broeder uit den pruiken tijd". Van hem heet het: „niet door Langendijks ge dichten, zelfs niet door een lang en nobel leven, maar door zijne fundatie is Pieter Teyler van der Hulst een figuur geworden, die nog lang moge „staan". Arjen Binnerts heeft geen fundatie in het leven geroepen en een lang en nobel leven onttrekt iemand nog niet aan de ver getelheid. In blijvende gedachtenis zijnis slechts weinigen beschoren. Zoo zal dan ook deze merkwaardige Doops gezinde broeder uit onzen belangwekkenden tijd, deze nobele figuur, eenmaal vergeten zijn. Maar voortleven en nawerken zal wat hij in menschenharten heeft gelegd. H. E. Knappert.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1932 | | pagina 37