tooneelleven te Haarlem, zijn belangstelling voor het
tooneel dateert van veel vroeger. Van de Koninklijke
Letterlievende Vereeniging J. J. Cremer is hij van
de oprichting af in 1882 tot eenige jaren voor
zijn dood de actieve voorzitter geweest. Cremer heeft
in jaren van grooten bloei vele successen aan zijn
voorzitter, die ook een der meest talentvolle spelers
van deze rederijkerskamer was, te danken gehad. Toen
de romantiek nog hoogtij vierde, was het van Gasteren,
die met zijn vriend Lieuwe Jansen telkens weer in
stukken als Les Jacobites, Simon Turchi en Flora
Tosca in de kringen der rederijkers triomfen vierde.
Maar hij bleef ook als dilettant, ondanks zijn successen,
steeds de bescheidenheid en de eenvoud zelve.
„De meeste rederijkers" zoo zei van Gasteren
mij eens, „denken, dat het een eer voor het publiek
is, als het naar hen komt kijken, maar het is juist
andersom. De rederijkers moeten blij zijn, als het
publiek zoo vriendelijk is om naar hun spel te willen
komen zien. Want zoo veel bijzonders is het werkelijk
niet, wat wij, liefhebbers, den menschen gevenl"
Dat zei iemand, die meer dan 50 jaar komedie
had gespeeld, van alle Haarlemmers in tooneelwed-
strijden de meeste personeele prijzen had behaald en
bijna een halve eeuw voorzitter was van een ver
eeniging, die om haar verdiensten het predicaat „Ko
ninklijk" had gekregen.
Aan Gerrit Jan van Gasteren zullen zeker allen,
die hem gekend hebben, met genegenheid en sympathie
blijven denken, omdat hij was een eenvoudig, braaf
en beminnelijk mensch.
J. B. Schuil.