„spekken" van den Zijlweg. In het lage land tusschen Spaarne en Liede ontstonden voorts al vroeg bemalen polders met eigen besturen van polder- of molen- meesters de oudste der polders van dezen omtrek was, voorzoover na te gaan, de Romolenpolder, gesticht in 1456. Wat wij van Haarlemmerambacht in de vijftiende eeuw zien, is dus een ambacht in afbraak, een territoir zonder bestuursorganen. In 1503 was die afbraak al zoover gevorderd, dat het bestuur van Rijnland er een gaarder moest benoemen; in 1510 deed de regee- ringsgemachtigde Claude Carondelet zulks en later belastte het stadsbestuur van Haarlem zich met deze zorg. De taak van den gaarder was sedert het ver woesten van den Spaarndam in 1514, waarna de nieuwe werken door Rijnland in eigen beheer werden gehouden, zuiver tot de inning der waterschapslasten beperkt. Bij de overeenkomst van 1550, die de ver deeling der lasten van Rijnland op nieuwe basis stelde, werden Spaarndam, Schoten, Bloemendaal c.s. en Heemstede als even zooveel voortaan zelfstandige stukken van Haarlemmerambacht gescheiden; met de afsplitsing van Haarlemmerliede en Raasdorp in 1595 bleef de Vrijheid van Haarlem alléén over en was de slooping van het oude ambacht geheel voltooid. Kort vóór zijn sterven is Haarlemmerambacht even wel nog in beeld gebracht. De belangstellende lezer kent wellicht reeds de 82 bij 185 cm groote, op doek geschilderde kaart in het archief van Rijnland, die in 1921 te Amsterdam en in 1923 te Haarlem tentoon gesteld is geweest en hierbij zeer verkleind gereprodu ceerd. De kaart bevat evenwel, behalve eenige archief- merken, waaruit blijkt, dat ze al eeuwen lang in het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1932 | | pagina 69