MEER EN BERG
(Cloeckendael, Valckenburgh, Rust van Onrust)
In de zeventiende eeuw lagen er in Aelbertsberg,
tusschen „bet Hof te Aelbertsberg" en „het Huis
te Brederode" een paar hofsteden (buitenplaatsen),
met bleekerijen eraan verbonden, welke door de
eigenaars afzonderlijk verhuurd werden. In dat ge
deelte der heerlijkheid vooral, aan den voet der Brede-
rosche duinen, was geen gebrek aan bleekerijen, welke
trouwens over geheel Bloemendaal verspreid waren,
en in een goeden reuk stonden. Betje Wolff wist
daarvan in 1785 meê te praten x).
i) In: Willem Leevend VII, 339. (Martha de Harde aan Christina Helder)
„Daar komt Betje van hiernaast zoo bij mij inloopen, dat zij wel meer doet
„als ik mijn halfjaarswasch van Bloemendaal, daar toch de flink van Bleekers
„zijn, thuis krijg."
Over de Haarlemsche bleekerijen (bij 't huys te Bloemendaal). Zie het
opstel van Mr. A. J. Enschede, in: De Oude Tijd, Jaargang 1870, blz. 274.
De allereerste bleeker in Brederode bij het huis te Bloemendaal was (A°.
1596) Denijs van Hulle, een Vlaming. Ook wórdt omstreeks dien tijd vermeld
Jan Bonte, garenbleeker, wonende naast het huis te Bloemendaal.
In den zomertijd van 1660 waren de Prinses Royale, Weduwe van Willem
II, met haar zoon Willem III, Prins van Oranje, den lateren Koning van
Engeland, de gasten van de Magistraat der Stad Haarlem, van wie de Hooge
Bezoekers alle eer en gastvrijheid genoten. „Op den eerste July wierden
„hunne Hoogheden ongemeen deftig te Haarlem op het Stadhuis getracteert;
„rijdende 's namiddags met vele Koetzen en Gevolg na Hertog Aalbregt
„van Beijerens Iurisdictie (Aelbertsberg) op de plaizante Lijnwaat-bleekerije