Woud, vol trotsche galerijen; Daar ook de Amstel hof in houd; Als hij 't groenend Spaar komt vrijen Met een regenvlaag van goud; Is uw weerga wel te vinden Onder één van de vier winden? Niet alleen de Hout, het Spaarne, „de kiesche hoven", ook de bleekerijen inspireeren hem: Laat ik 't oog wat verder glijen, Over 't Spaar, langs 't hooge duin; 'K zie er frissche bleekerijen, Lelien in Hollands tuin. Vond men haars-gelijken immer; Schooner, netter zag ik nimmer. In dit lofdicht, van bijzonder plaatselijk belang, neemt de dichter geen hooge vlucht; Nozeman echter leverde ook hier een alleszins te waardeeren compo sitie. Vermelden wij tenslotte nog van deze gezangen de Meizang en Aan Damon. Over de connectie van Merkman met Jacob Noze man is tot nog toe niets bekend. Garrer vermoedt, dat zij elkander reeds in Amsterdam kenden, waar de oude Merkman gewoond heeft1). Mogelijk heeft be langstelling voor muziek beide Remonstrantsche fami lies verbonden. Nozeman's hierbijgaande beeltenis ontlokte Merk man tweemaal een lofdicht. x) Uit de Rem. broedersch. XX, 34.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1933 | | pagina 98